HET RIJK DER VROUWEN

Mathilde lijkt minstens even vastberaden om in haar leven te slagen als haar echtgenoot. © WOUTER VAN VOOREN/IMAGE DESK

Al bijna tachtig jaar wordt de Belgische troon bezet door slechts drie generaties van eenzelfde familie: een grootvader (Leopold), diens broer (Karel), diens zonen (Boudewijn en Albert) en nu zijn kleinzoon (Filip). Ooit luisterde dit Huis van Vertrouwen naar de naam ‘Van Saksen Coburg-Gotha’, nu heet het simpel ‘Van België’. Een portret van een typisch Belgische familie.

Toen Leopold III in februari 1934 de troon erfde van zijn verongelukte vader Albert, had de Belgische monarchie een ijzersterke reputatie. Albert kon zich tegenover ‘zijn’ regeringen een beetje veroorloven wat hij wilde. In januari 1934, dus kort voor zijn dood, had Albert met een hoogst persoonlijk optreden een van de vele politieke crisissen uit die tijd beslecht. De regering raakte er niet uit, waarop Albert in een brief een oplossing ‘suggereerde’ aan de ministerraad. De ministers aanvaardden niet alleen zijn voorstel, ze legden ook aan de publieke opinie uit dat de crisis pas bedwongen was na een interventie van Albert. Commentaar van De Standaard: ‘De koning heeft gesproken. Het land, wat ons betreft vooral het Vlaamsche land, vertrouwt dat ’s konings regeling de rechtvaardigheid zal brengen.’

Zou Leopold III op dat elan kunnen doorgaan? Hij was nog maar drieëndertig en genoot een grote populariteit. Die had hij mede te danken aan zijn charmante vrouw, de Zweedse prinses Astrid: ‘de prinses der fjorden’, in de taal van die tijd. Hun dochter Josephine-Charlotte (1927-2005) kwam niet in aanmerking voor de troonopvolging. Zoon Boudewijn (1933-1993) wel. En kort na Leopolds eedaflegging werd ook Albert geboren ( juni 1934).

Astrid was gemaakt voor de media van haar tijd. Televisie bestond nog niet, maar er waren wel geïllustreerde bladen. Voor de Europese koningshuizen was Astrid wat haar landgenote Greta Garbo was voor Hollywood: een stijlicoon in zwart en wit, altijd zwijgend, immer majesteitelijk. Bovendien had ze de naam wars van protocol te zijn, en ‘heel gewoon’ te leven. Naar de normen van andere koningshuizen in die tijd was ze zeker niet praalzuchtig. Maar natuurlijk leidden zij en Leopold het leven van de upper class. In 1928 reisden ze met de pakketboot Insulinde voor zes maanden naar Indonesië. Op dat moment was Josephine-Charlotte zes maanden oud. Ze werd, zoals dat wel in meer gezinnen gebruikelijk is, opgevangen door oma. In haar geval: prinses Ingeborg van Zweden. Bij hun terugkomst was de vaderlandse pers lyrisch, want ondanks de tropische zon had Astrid haar mooie, bleke teint weten te bewaren. Begin 1932 waren ze weer voor vijf maanden weg, naar verre landen die toen Ceylon (Sri Lanka) en Siam (Thailand) heetten, en voorts naar Hongkong en de Filipijnen.

Nog datzelfde jaar vertrokken ze voor vier maanden naar Belgisch-Congo. Vanaf 1933 werd dat ritme onderbroken door de geboorte van Boudewijn, de dood van Albert, de troonsbestijging van Leopold en de geboorte van Albert. Maar in 1935 kriebelde het reisvirus weer. Het leidde tot een voor Astrid fataal auto-ongeval bij Küssnacht, aan het Vierwoudstedenmeer. Het definitieve beeld van haar is dat van een verstilde jonge vrouw op haar sterfbed, witte zwachtel om de nek, bloemen in de hand. Voor eeuwig Doornroosje, nooit meer wakker te kussen. Het is het begin van een grimmig decennium, niet alleen voor de koninklijke familie maar voor het hele land.

Leopold, de jonge ‘koning-weduwnaar’, kon aanvankelijk steunen op veel medeleven van een land in rouw. Helaas voor hem bleef dat niet duren. Ook voor de kmo ‘van België’ gold de harde stelregel die voor zoveel gewone familiebedrijven opgaat: de eerste generatie bouwt het bedrijf op, de tweede breidt het uit, de derde helpt het om zeep. Leopold was niet de derde maar de vierde generatie, maar het effect van zijn bewind was ronduit desastreus voor de monarchie. Vanaf de jaren veertig nam hij de ene noodlottige beslissing na de andere: zijn breuk met de Belgische regering in mei 1940, zijn bezoek aan Hitler, zijn onwettelijk voltrokken huwelijk met Lilian Baels, na de oorlog de etterende koningskwestie.

Rollenspel

Na de oorlog kon Leopold niet meteen naar België terug. Zeer tegen zijn zin verbleef hij met zijn familie (er was in 1942 al een nieuwe prins geboren, Alexander) in het buitenland. Intussen werd zijn broer Karel (1903-1983) in Brussel regent. Karel deed zijn uiterste best om zijn functie als waarnemend staatshoofd goed in te vullen, soms zelfs met maniakale zin voor detail. Voor een audiëntie bij paus Pius XII bijvoorbeeld, riep de regent zijn kabinetschef André De Staercke bij zich in zijn bureau om de ontmoeting voor te bereiden met een rollenspel: Karel speelde zichzelf, De Staercke speelde Pius XII.

Karel werkte strikt binnen de grondwettelijke bepalingen van het ambt, en hielp zo de monarchie te redden. Leopold werd ziekelijk jaloers. Hij zag Karel niet als een regent (die voor hem de troon warm houdt), maar als een mogelijke usurpator, de miskende broer die zijn kans rook en aasde op zijn troon.

Dat uitte zich in een ronduit onbeschofte omgang. In het voorjaar van 1945 reisde Karel af naar Leopold, die toen in Sankt-Wolfgang in Beieren verbleef. Op de agenda stond de mogelijke terugkeer van Leopold. Ook eerste minister Achiel Van Acker en minister van Buitenlandse Zaken Paul-Henri Spaak waren erbij. Maar Leopold was een en al rancune, en toonde dat ook. Onverwachts vroeg hij het gezelschap vroeger dan afgesproken vanuit hun hotel naar zijn residentie te komen. De stoet vertrok: een Amerikaanse tank voorop, dan de wagens met de prins-regent en de ministers, en daarachter nog een aantal legervoertuigen. Maar geen Leopold te zien. Alleen zijn ordonnansofficier verscheen: ‘Excuseer, de koning heeft zonet hoofdpijn gekregen. Kom morgen maar terug.’

De relatie tussen Leopold en Karel werd nog slechter dan ze al was. In de jaren dertig had Leopold Karel verboden om te trouwen met zijn grote liefde, een dochter van een rijke Brusselse bakker: ‘Te laag voor een prins.’ Toen Leopold later zelf trouwde met Lilian Baels, de dochter van een reder uit Oostende, beet Karel hem toe: ‘Is haring en garnaal dan zo veel beter dan patisserie?’

Uiteindelijk deed Leopold troonsafstand ten voordele van Boudewijn: die werd koninklijke prins (1950) en bij zijn meerderjarigheid koning (1951). En Karel? Elke familie in het land telt wel een vreemde oom of nicht over wie niet gesproken wordt: ook Karel werd feitelijk verstoten uit Laken. Hij trok zich terug in Raversijde aan de kust, waar hij leefde als kunstschilder, excentriekeling en uiteindelijk als een veredelde landloper. Zijn lievelingsdrank bleef whisky met melk. En op zijn vaste terras ‘Chez Jacques’ bestelde hij roomijs met mosterd.

Leopold had na zijn troonsafstand nog altijd ambitie. Boudewijn was vanaf 1950 staatshoofd, maar voor een zeventienjarige (!) knaap was dat toch een bijzonder zware taak. Het was in menselijk opzicht zelfs wenselijk dat Leopold en Lilian in Laken bleven wonen, samen met de zes kinderen uit zijn twee huwelijken, want de prinsessen Marie Christine (1950) en Marie Esmeralda (1956) kwamen er nog bij. De jonge Boudewijn had de reputatie van ‘le sire triste’. Dat beeld is hardnekkig, maar het klopt niet. Zeker, in zijn officiële optredens kwam hij altijd plichtsbewust en ernstig over. Maar in de privésfeer genoot hij best van het leven. Boudewijn was een uitstekend golfer. In 1958 vroeg Jack Du Vivier, kapitein van de nationale ploeg, of de koning geen zin had in een selectie. Boudewijn speelde een aantal interlands, onder meer een memorabele België-Nederland, op 19 mei 1958. Op de green van Tervuren stond de koning tegenover de kapitein van de Nederlandse ploeg. Halverwege het parcours had Boudewijn twee slagen voorsprong, en hij kon die marge tot het einde toe bewaren.

Het laatste hofbal

Bij het vaste koninklijke ceremonieel in die jaren hoorde ook de organisatie van een luisterrijk hofbal. Vooral de (hoge) adel keek daar naar uit: het was hun feest om bevestigd te zien hoe belangrijk ze wel waren. Pas op 19 april 1958 geeft Boudewijn, eindelijk, zijn eerste hofbal. Het werd ook zijn laatste. Er waren niet minder dan 6400 gasten uitgenodigd in Laken. Toen Boudewijn zijn intrede deed, noteerde een chroniqueur dat de gasten zo dicht opeen stonden dat ze nauwelijks konden groeten. Bij elke dans werd dat erger: ‘Men zag zes vrouwelijke genodigden op naaldhaken op de zetels staan om het doen en laten van de koning beter te kunnen gadeslaan.’ De diensten van het protocol kwamen handen te kort: ‘Een kapitein, belast met de ordehandhaving, ontdekte te midden van de dansende koppels enkele jongedames die samen dansten, ofschoon dit verboden was.’ Nadat Boudewijn was gaan slapen, volgde nog ‘een ware bestorming van de buffetten. Kaviaar- en champagneglazen werden vertrapt’. Na afloop zag het paleis zich verplicht een ‘bureau voor gevonden voorwerpen’ in te richten. ‘Onder de vondsten bevonden zich vele juwelen, manchetknopen en zelfs drie stuks damesondergoed.’

Niet alleen bij de adel, maar ook in Brusselse politieke kringen werd openlijk gespeculeerd over het liefdesleven van de jonge Boudewijn. Er werd zelfs geroddeld over de relatie tussen Boudewijn en Lilian. Premier Van Acker vertelde andere ministers dat de koning en zijn stiefmoeder op de nachttrein naar Italië samen ‘een couchette’ deelden. Claude de Valkeneer, oud-woordvoerder van het hof, maakte in zijn memoires komaf met elke foute suggestie: ‘Van Acker had alleen de ruwe jeugd van een arbeiderskind gekend. Hij kon dergelijke liefdevolle omgang moeilijk begrijpen. Nous étions loin de Phèdre et d’Hippolyte.’ (In de Griekse mythologie was Phaedra de vrouw van Theseus, maar ze werd verliefd op diens zoon Hippolytus.) Een mogelijke partner voor Boudewijn was hét thema van die dagen. Van Ackers opvolger, Gaston Eyskens, schreef in zijn memoires dat hij ‘er bij de koning talrijke keren op had aangedrongen in het huwelijk te treden’.

Op 16 september 1960 was het zover. Gaston Eyskens kondigde de verloving aan van Boudewijn met Fabiola de Mora y Aragon uit Spanje. In 1959 was Albert al getrouwd met een Italiaanse, Paola Ruffo di Calabria. Vanaf dat ogenblik gold in Laken: cherchez la femme. De volgende jaren zouden vooral vrouwen de lijnen uitzetten. In volgorde: Lilian, Fabiola, Paola. Maar het is nooit echt goed gekomen tussen de (stief)moeder en haar schoondochters.

De regering had Leopold (en dus Lilian) verplicht Laken te verlaten voor het kasteel van Argenteuil: het was een ordemaatregel ter bescherming van het huwelijk van Boudewijn en Fabiola. Dat was zeer tegen Lilians zin, en dat maakte ze ook duidelijk. Toen Boudewijn en Fabiola hun huwelijksreis moesten onderbreken wegens de harde stakingen tegen de Eenheidswet, trof Gaston Eyskens hen in ontredderde toestand aan: ‘Toen ik de hall van de grote rotonde van het Paleis van Laken betrad, zag ik de koningin staan tussen de reiskoffers. De koning zat op een houten kist. Later vernam ik dat prinses Lilian tijdens de huwelijksreis van koning Boudewijn en koningin Fabiola een groot deel van het meubilair van Laken had laten verhuizen naar Argenteuil.’

Femme fatale

In Argenteuil leefden Leopold en Lilian in grote luxe. Ze ontvingen er filmsterren en andere beroemdheden, zoals de beroemde golfer Arnold Palmer, acteur David Niven of de legendarische Ferrari-ontwerper Battista ‘Pinin’ Farina: Leopold III was dan ook een goede klant. Ze zagen zich als deel van ’the rich and famous’, zij het op kosten van de Belgische belastingbetaler. En uit getuigenissen leren we dat Leopold zich liet domineren door Lilian. Op de talloze foto’s die hij van zijn vrouw nam, komt ze over als een Belgische Farah Diba, een ex-vorstin met een hoog femme fatale-gehalte. Lilian was en bleef een en al ambitie, hongerend naar invloed, erkenning, weelde ook. Een nieuwe Koningin van Onderland, maar dan zonder kroon.

Welke levensstijl Lilian had aangehouden, werd pas een jaar na haar dood in 2002 duidelijk. Alexander en Marie Esmeralda wilden toen een uitgebreide collectie kleren, juwelen, huisraad en meubilair laten veilen bij Sotheby’s. Marie Esmeralda schreef het voorwoord bij de catalogus. Zonder dat ze het wilde of besefte, was die tekst één lange vernietigende commentaar over de eigenliefde en de zucht naar luxe van haar zo geliefde moeder: ‘Meermaals per jaar reisden we samen naar Parijs om er afspraken na te komen met verschillende modeontwerpers. ’s Ochtends vroeg verlieten we Brussel per auto. We brachten de voormiddag door bij Christian Dior, Avenue Montaigne. Mijn moeder probeerde altijd verschillende ontwerpen uit, discussieerde over de snit en bestudeerde de voorstudies. Haar schoenen pasten altijd bij haar kledij, en ze ging nooit uit zonder een paar handschoenen, korte voor overdag, lange voor de avonden. Haar hele leven lang droeg mijn moeder graag broeken, in combinatie met lage schoenen van Gucci. Steeds droeg ze er grote zorg voor kleuren en materialen te combineren met haar aangeboren zin voor chic.’

Veel minder ‘chic’ was haar omgang met de rest van de koninklijke familie. Ze brak met haar eigen dochter Marie Christine. Verder wenste ‘Argenteuil’ geen contact meer met Boudewijn en Fabiola. Nog één keer heeft Boudewijn zijn oude vader bezocht, op diens laatste ziekbed. Hij vroeg zich toen af, schreef Claude de Valkeneer, wie dat meisje wel mocht zijn dat naast het bed zat. Het bleek zijn halfzus Marie Esmeralda te zijn.

Even opvallend: er bestaan amper foto’s van Albert en Paola met Leopold of Lilian, en al helemaal geen van Leopold met zijn kleinkinderen Filip (1960), Astrid (1962) of Laurent (1963). Zelfs nu het hof met gulle hand foto’s verspreidt over het hele leven van Filip, ontbreekt daarbij elk beeld van de prins met zijn grootvader. De kans is groot dat zulke foto’s niet bestaan.

Niet dat alleen Lilian een apart karakter had. Al in 1995 onthulde kardinaal Suenens hoezeer het huwelijk van Boudewijn en Fabiola gefundeerd was op hun diepkatholieke geloof. In zijn eerste huwelijksjaren zag het er nochtans niet naar uit dat Boudewijn het koninklijk paleis in een klooster zou veranderen. In 1961 haalde Boudewijn een vliegbrevet. Om Fabiola te imponeren, maakte hij een paar scheervluchten over Laken. Een oplettende rijkswachter maakte echter proces-verbaal op van dat strikt verboden manoeuvre, en noteerde daarbij het nummer van het vliegtuig dat die overtreding begin. Het satirische blad Pan schreef er een stukje over (‘Je suis un oiseau, voyez mes ailes’) dat de roekeloze vorst zeer in verlegenheid bracht.

Gebedsketen

Maar al snel werd Laken minstens zo katholiek als Rome. De soberheid van Laken irriteerde ook Herman Liebaers, de even bourgondische als vrijzinnige grootmaarschalk aan het hof. Na zijn eerste maaltijd met Boudewijn en Fabiola, in 1974, kwam een wanhopige paleiskok zijn beklag doen: ‘Mijnheer de Grootmaarschalk, bij zijn huwelijk heeft Zijne Majesteit duizend flessen Hospice de Beaune 1960 cadeau gekregen. En nu, veertien jaar later, zijn er nog maar veertien van uitgedronken. Ik vrees dat de rest er niet meer beter op zal worden. Geeft u zich toch eens rekenschap van deze dramatische situatie!’ Tevergeefs: in Laken was de tijd van hofbals definitief ingewisseld voor een leven in het teken van het geloof. Hun kinderloosheid beschouwden Boudewijn en Fabiola als het door God gewilde kruis van hun leven. En tegelijk was het de inspirerende opdracht van hun koningschap: ‘Wij moeten nu eenmaal van alle kinderen houden.’ Die geest bleef hun leven bepalen tot het einde, in augustus 2003. Op de allerlaatste pagina van Boudewijns dagboek stond volgende aantekening (volgens Suenens ‘de dag van zijn dood met vaste hand geschreven’): ‘Sinds middernacht houden wij een ‘gebedsketen’ in huis. Men heeft mij geplaatst tussen 9 en 10 uur ’s morgens, en dat is heel comfortabel.’ De zin intrigeert: ‘Men heeft mij geplaatst.’ Welke hogere ‘men’ oefent gezag uit over een koning? Was er een Raspoetin actief in Laken?

Dat katholieke geloof had, volgens eensluidende discreties, Boudewijn en Fabiola opnieuw helpen verzoenen met Albert en Paola. Royalty- en damesbladen voerden Paola in haar jonge jaren op als een vast stijlicoon, met die typische, semi-nonchalante ‘je ne sais quoi’-attitude van de sixties. Met haar sigaret in de hand en haar zogezegd onschuldige of argeloze blik was ze net zo stijlvol als Grace Kelly, en een tikje stouter dan Audrey Hepburn. De tijdgeest van ‘peace and love’ was ook de prinsen van Luik niet ontgaan, al was er na enige jaren in hun huwelijk nog maar weinig sprake van love, en dus ook niet van peace. Er kwamen huwelijksproblemen van en buitenechtelijke relaties. In 1968 werd Delphine Boël geboren, Alberts vermoedelijke, niet-erkende dochter met gravin Sybille de Sélys Lonchamps. En in de zomer van 1970 verrasten paparazzi Paola op een Sardijns strand, arm in arm met een viriele kerel met blote bast: de Franse graaf Albert-Adrien de Mun. In de Kamer dreigde de Franstalige liberaal Etienne Knoops met een interpellatie: ‘De bevolking heeft het recht te weten wat er aan de gang is met een prins en een prinses in wier levensonderhoud zij rijkelijk voorziet.’ Waarop de socialistische krant Le Peuple natuurlijk niet kon onderdoen: ‘Waarom voorziet de staat nog in het onderhoud van dit volkomen nutteloze echtpaar?’

Toen gebeurde wat nu nog nauwelijks denkbaar is: Boudewijn dwong Albert en Paola de draad van hun huwelijk weer op te nemen. Ze zouden de daaropvolgende jaren trouwens de handen vol hebben met de opvoeding van hun kroost – of toch met een goede poging daartoe. Filip, Astrid noch Laurent waren briljante leerlingen. In het middelbaar onderwijs grossierden ze in herexamens en zittenblijven. Laurent zou altijd een zorgenkind blijven, al was het hof minstens zo bekommerd om Filip, want het was intussen wel duidelijk dat hij ooit koning zou worden. Maar begin maar eens aan de staatkundige opleiding van een jongeman die nog in de jaren tachtig werd omschreven als ‘een gedegen hersteller van uurwerken, motoren, radio’s en stereo-installaties’.

Mogelijk mogen we aannemen wat zijn omgeving vandaag over Filip vertelt: dat hij ‘een laatbloeier’ is. Hij had vele jaren nodig om ’te groeien’, en hij kreeg de tijd. Niet iedereen heeft de luxe tot zijn vijftigste stage te kunnen lopen. Maar goed, tot hij veertig werd, dacht de publieke opinie ook dat de kroonprins geen lief kon krijgen. Inmiddels staat koningin Mathilde aan zijn zijde en is Filip vader van een kroost van vier. En Mathilde lijkt minstens even vastberaden om in haar leven te slagen als haar echtgenoot.

In de pers heeft Filip nog altijd het nadeel van de twijfel. Men deed wat lacherig toen Laken vorige week liet weten dat Filip ‘Griekse filosofen in het oud-Grieks leest’. Nochtans is de zogenaamde Collection Budé bekend bij elke leraar Klassieke Talen. De boekjes kosten een goede dertig euro per stuk: aan de ene kant staat de tekst in het Grieks of Latijn, aan de andere kant de vertaling. Misschien heeft de zevende koning der Belgen een tikje meer in zijn mars dan de buitenwereld vermoedt. Zoals die Griekse filosoof al schreef: panta rhei. Alles verandert. In België, in Vlaanderen, en mogelijk ook in Laken.

DOOR WALTER PAULI

‘Onder de vondsten bevonden zich vele juwelen, manchetknopen en zelfs drie stuks damesondergoed.’

Om Fabiola te imponeren, maakte Boudewijn een paar scheervluchten over Laken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content