Marnix Verplancke

De dikke Van Dale wordt steeds dikker. Toch zijn uit de dertiende editie ook woorden verdwenen. Hoofdredacteur Guido Geerts over schrijfjeukte en balletjessoep.

Een nieuwe Van Dale is toch iedere keer weer een evenement, en volgende week is het zover: dan verschijnt de dertiende editie van het meest geconsulteerde woordenboek uit ons taalgebied. Deze uitgave komt vrij vlug na de vorige, zeven jaar om precies te zijn, en dat is best te begrijpen. Niet alleen hebben we inmiddels een nieuwe spelling gekregen, een woordenboek dat zichzelf serieus neemt moet de actuele, levende taal ook op de lip zitten, en dat betekent onophoudelijk bijwerken, zoeken naar hiaten in de woordencollectie en bereid zijn nieuwe woorden op te nemen.

De nieuwe editie is tien procent dikker, wat neerkomt op zo’n vierhonderd pagina’s. Ze bevat ongeveer 240.000 lemma’s, waarvan het genus vermeld staat, het meervoud, in 30.000 gevallen de uitspraak, in zo’n 40.000 gevallen de etymologie en een betekenisomschrijving. In totaal is een derde van de editie van ’92 veranderd.

Wat meestal veronachtzaamd wordt, is dat die 240.000 woorden slechts een klein deel van de totale woordenschat vormen. Ook al denken wij met onze drie delen Van Dale het Nederlands stevig in onze knuisten te hebben, miljoenen woorden glippen ons toch als zand door de vingers. Guido Geerts, Leuvens taalkundige en hoofdredacteur van Van Dale hierover: “De oorspronkelijke bedoeling van het woordenboek, een thesaurus of een soort schatkamer zijn van de Nederlandse taal, is onmogelijk. Dat ideaal paste bij een op het Latijn gebaseerde cultuur. In het Nederlands is de woordenschat onbeperkt. Er zijn altijd nieuwe samenstellingen of afleidingen te maken. Het idee dat al deze woorden in een woordenboek zouden staan, is eigenlijk absurd. In een inleiding op Van Dale uit de jaren ’50 schreef de toenmalige hoofdredacteur C. Kruyskamp dat er wel vijf miljoen Nederlandse woorden zijn. Hij had net zo goed vijftig miljoen kunnen zeggen. Er is wel een kern van dagelijkse woorden als bed, auto en fiets die tot de actieve woordenschat van iedere taalgebruiker behoren en in totaal zo’n 25 à 30.000 woorden bevat. Als je die aanvult met de meest courante termen uit de verschillende vakgebieden kom je tot een twee- à driehonderdduizend bestaande woorden. Influenza is bijvoorbeeld een vrij algemeen woord voor griep. Het staat dan ook in het woordenboek, in tegenstelling tot veel geneeskundige termen die alleen door de vaklui gebruikt worden. Of neem een term als tweeverdieners, de jongste jaren heel populair. Er zijn natuurlijk ook anderhalfverdieners, en driekwartverdieners, en ga zo maar door. Je kan er zo wel een stuk of vijfentwintig bedenken die in financiële rubrieken zouden kunnen staan. Die kunnen we natuurlijk niet allemaal vermelden.”

Hoeveel nieuwe woorden bevat de nieuwste Van Dale?

Guido Geerts: Echt nieuwe woorden zijn er nauwelijks, of ze moeten ontleend zijn aan een andere taal. Nieuwe woorden zijn meestal samenstellingen, afleidingen, ontleningen of vertalingen gemaakt naar het voorbeeld van. Volstrekt nieuwe woorden – zoals het woord epibreren dat ooit door Simon Carmiggelt is bedacht – zijn zo uitzonderlijk dat we er zelfs de naam van de maker bij onthouden. Wie een hedendaags woord als holocaustslachtoffer gemaakt heeft, is niet bekend. Het is dan ook maar een samenstelling. Toch staan er in de dertiende editie zo’n negenduizend nieuwe lemma’s. Het hadden er makkelijk dertigduizend kunnen zijn, maar er zijn grenzen aan de papieren uitgave van een woordenboek. Drie delen is het maximum. Deze kunnen nog wel iets dikker worden en er kan overgeschakeld worden op dunner papier, maar het moet betaalbaar en hanteerbaar blijven. Eens we alleen nog maar op cd-rom zullen verschijnen, zal het aantal lemma’s gevoelig kunnen toenemen. Veel hangt natuurlijk ook af van de pretentie van je product. Wij willen een algemeen woordenboek voor het grote publiek maken en geen Encyclopaedia Brittanica. Wij moeten dus meer schrappen.

Wanneer we de lijst geschrapte woorden bekijken, zien we dan ook bijna allemaal samenstellingen als emigrantenkerk, slotmanifestatie, hoteleigenaar, zandstof, tv-bezitter en postzegelrubriek. Maar soms zitten er addertjes onder het gras. Neem nu de samenstelling leesplezier. Die heeft een eigen betekenis gekregen; ze heeft idiosyncratische eigenschappen, zouden taalkundigen zeggen. Dit is geen plezier omwille van het lezen, maar wel een aangenaam gevoel veroorzaakt door het lezen. Zo’n woord moet er dus wel in. Dat geldt ook voor engelenzang, een verheven gezang en dus niet de zang van een engel.

Zijn er ook lemma’s geschrapt uit de twaalfde editie?

Geerts: Ik weet niet precies hoeveel, maar het zou mij verbazen als het er meer dan honderd waren. Schrijfjeukte is er bijvoorbeeld uit. Dat is een heel oud woord dat reeds bij Bilderdijk voorkwam. In het Woordenboek der Nederlandsche Taal worden er nog drie citaten uit het begin van de negentiende eeuw gegeven, en daarna was het afgelopen. Het wordt dus al meer dan honderd jaar niet meer gebruikt. Ook grondcijns en alle woorden op -cijns zijn begraven. Tegenwoordig is dat grondrente.

Hoe beslist u welke nieuwe woorden erin komen en welke op het kerkhof van Van Dale belanden?

Geerts: De gebruiksfrequentie is het belangrijkste criterium. De cd-roms van alle kranten en grote tijdschriften worden gescand op nieuwe woorden. Vaak blijken dat eendagsvliegen te zijn, maar soms ook niet. Wij komen ook via lezers aan nieuwe woorden: woordenlijsten die we toegestuurd krijgen van vrijwilligers, maar dat vermindert toch. Om opgenomen te worden, moeten woorden gedurende de hele redactietijd – in dit geval tussen ’92 en eind ’98 – in gebruik blijven. Neem nu impeachment, dat woord werd vaak gebruikt in verband met Nixon. Daarna is het helemaal uit ons taalgebruik verdwenen en nu is het er weer door Clinton. Ik weet niet of we in de tijd van Nixon ooit impeachment opgenomen hebben. Het had gekund. Wanneer we later de hedendaagse periode zullen bekijken, zullen we zien dat het woord opnieuw enorm veel gebruikt werd en daarna niet meer. Bovendien is het een Engelse term waarvoor er geen Nederlandstalig equivalent bestaat. Die moet dus niet per se in Van Dale.

Er zijn ook mensen die een leuk woord bedenken en het ons opsturen. Ook die komen er niet in. Wanneer journalisten dat doen, en ze schrijven die woorden neer, waarna deze overgenomen worden door andere journalisten, krijgen ze zo’n frequentie dat ze uiteindelijk wel tot de levende taal gaan behoren. Dan horen ze natuurlijk wel thuis in het woordenboek.

Soms komen mensen aandraven met een woord dat niet in Van Dale staat, maar dat wel door “iedereen” gebruikt wordt. Natuurlijk bedoelen ze daar hun eigen kring mee, niet beseffend dat het woord daarmee nog niet algemeen gekend is. In een artikel las ik onlangs dat Karel Van De Woestijne in een brief het woord speelreis gebruikte. Er stond bij vermeld dat dit in het Zuid-Nederlands een synoniem was voor huwelijksreis. Maar in realiteit geldt dit alleen voor sommige delen van Oost- en West-Vlaanderen. In Brabant weet men niet wat een speelreis is. De speelreis is dus op het kerkhof beland.

Baseert u zich enkel op geschreven taal?

Geerts: Vroeger zeker. Het ideaal van Kruyskamp was de meer verheven taal. In de jaren zeventig en tachtig was de taal natuurlijk veel losser. Toen hebben we redelijk veel spreektaal opgenomen. Nu hebben we daar opnieuw minder systematisch naar gezocht. De voornaamste reden daarvoor is dat spreektaal hoofdzakelijk jongerentaal is en slogantaal van journalisten en sportverslaggevers. De verspreiding ervan is meestal nogal beperkt en het woord sterft na een tijdje uit. We concentreren ons dus vooral op geschreven taal, ook omdat een woordenboek bijna altijd geconsulteerd wordt tijdens het lezen. Als je een gezellige babbel maakt, heb je geen woordenboek onder de arm.

“Als het niet in Van Dale staat, bestaat het niet”, wordt wel eens gezegd. Een al te ambitieuze uitspraak?

Geerts: In het Nederlands kan je bij praktisch ieder transitief werkwoord -heid of -baar toevoegen. Zo heb je bijvoorbeeld vertalen, vertaalbaar en vertaalbaarheid. We kunnen dat niet allemaal vermelden natuurlijk. Over het algemeen geeft dit geen problemen. Wie weet wat vertalen betekent, zal ook wel snappen wat vertaalbaarheid is. Maar een woordenboek wordt ook gebruikt door puzzelaars en scrabblespelers, en daar beginnen de moeilijkheden. Ongelukkig genoeg geldt het woordenboek daar als scheidsrechter. In het Frans speelt men scrabble met de Larousse als norm, en daar wordt niet van afgeweken. Wat er niet in staat, telt niet. In het Nederlands probeerde men dat in de jaren ’60 en ’70 ook zo te doen met Van Dale, maar dat bleek niet houdbaar. We hebben te veel samenstellingen. Je hebt niet alleen olifantenpoot, maar ook leeuwenpoot, muggenpoot, koeienpoot, en ga zo maar door. En als je alle poten hebt, kun je beginnen aan de oren, de ogen en de klauwen. Een woordenboek kan dat niet allemaal opnemen.

Daar frustreer je natuurlijk een aantal mensen mee die willen weten of een bepaald woord bestaat, of anderen die willen weten hoe een bepaald woord geschreven wordt, met een trema of een koppelteken bijvoorbeeld. Vroeger loste men dit op met opnoemers: woorden die wel in het woordenboek staan, maar zonder verklarende uitleg. Zo zou men vertaalbaar kunnen opnemen en daarachter -heid. Er stonden zo’n dertigduizend opnoemers in het boek. Nu zijn die weggelaten. Maar met dit weglaten moet men wel oppassen. Neem nu het woord zak. Je hebt aardappelzakken, tabakzakken, bonenzakken, erwtenzakken en je kunt zo nog een paar uur doorgaan. Anderzijds heb je ook een borstzak, en dat is iets heel anders. Deze samenstelling is niet zo uitbreidbaar als die met de groentezakken. Het is ook geen zak waar je een borst in steekt. De betekenis is verschillend.

Ook over holocaustslachtoffer hebben we getwijfeld. De voorbije twee jaar werd het veelvuldig gebruikt in NRC Handelsblad en de Volkskrant, maar zal het geen modewoord blijken te zijn? Vroeger kwam het haast niet voor. Het werd alleen gebruikt in de context van de erfeniskwesties. De voorbije decennia heeft men ingezien dat niet alleen joden, maar ook zigeuners en homo’s in de kampen vergast werden en holocaust bleek toen een betere term dan jodenvervolging. Holocaustslachtoffer staat niet in ons lijstje van asbestslachtoffer, geweldslachtoffer, incestslachtoffer en oorlogsslachtoffer, maar dat is gewoon toeval. En erg is het ook niet. Scrabblespelers kunnen uit de gegeven voorbeelden wel afleiden dat holocaustslachtoffer een bestaand woord is.

Kunnen woorden ook verrijzen?

Geerts: Natuurlijk. Meer zelfs, doordat we het woordenboek nu niet meer alfabetisch opmaken, maar per thema, zijn we zelfs woorden op het spoor gekomen die wel in Van Dale stonden, maar niet op hun alfabetische plaats, ergens in een definitie of zo. Bij diplomaticus stond er bijvoorbeeld oorkondekenner, maar dat woord zelf stond niet in het woordenboek. Kuiter stond er zo ook niet in en zwaarlijvigheid evenmin. Dat laatste woord werd wel als synoniem voor corpulentie gegeven. Ook kunnen woorden opnieuw uit onbruik raken. Soldatenkost, bijvoorbeeld, in de betekenis van niet zo lekker eten, hebben we zo opnieuw moeten opnemen, net zoals balletjessoep en reclamefotografie. En dan zijn er natuurlijk de woorden van oudere schrijvers die opnieuw uitgegeven worden: Bordewijk of Multatuli bijvoorbeeld. Een deel ervan wordt nooit meer gebruikt, maar wij hebben het op ons genomen de taal van de laatste 150 jaar te beschrijven, dus zulke woorden mogen niet ontbreken. Net zomin als de woorden die heroplevende modes meebrengen: architecturale termen uit de jaren twintig en dertig, muziek uit die tijd, kortom alles wat retro is.

Zal die periode van 150 jaar uiteindelijk geen problemen opleveren?

Geerts: Vijftig jaar geleden was 150 jaar terug in de tijd inderdaad ontzettend lang geleden. België bestond toen zelfs nog niet. Als we nu over 150 jaar geleden spreken, zitten we in de tweede helft van de vorige eeuw. De Tachtigers en Gezelle komen dan wel heel dichtbij, en hun taal zal toch steeds verstaanbaar moeten blijven. Misschien zullen we in de toekomst inderdaad uitzonderingen moeten maken op die vastgestelde periode van 150 jaar.

De dertiende editie van Van Dale verschijnt op 28 september. Tot die datum geldt een intekenprijs van 5600 fr. Daarna wordt de prijs 6500 fr.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content