Herman Jacobs
Herman Jacobs Medewerker Knack

Harry Mulisch en Kader Abdolah: ziedaar de schrijvers van de beste twee boeken uit de hele Nederlandstalige literatuur. Meer dan 15.000 lezers kunnen zich vergissen – toch?

Je bescheurt je of je ergert je gek – in letterenland zit je altijd goed. Laatst nog, op 11 maart. Toen werd op de Nederlandse televisie het volgende wereldkundig gemaakt: verkozen tot het beste-boek-aller-tijden uit de Nederlandse literatuur, dames en heren, i-is… taratatatám… Het huis met de moskee van Kader Abdolah! Hè? Nou, dan toch bijna: deze eind 2005 (!) verschenen roman strandde uiteindelijk nog nét als tweede op de lijst, op een zucht van Harry Mulisch’ De ontdekking van de hemel (1992) .

Om de Iraans-Nederlandse schrijver zelf te citeren (uit zijn columnbundeling Mirza): ‘En hij lacht. Hij lacht hard. “Ach, die Hollanders van jou.” En de regen valt op zijn hoed.’

Dat Abdolahs uitgeverij, De Geus, zeer actief gelobbyd heeft voor haar auteur, kun je haar moeilijk kwalijk nemen, en dat die inspanningen zichtbaar geloond hebben evenmin. Het ging hier bovendien niet om een officiële literatuurwetenschappelijke onderneming onder auspiciën van de Taalunie of iets dergelijks, dit was een particulier initiatief van de krant NRC Handelsblad en de NPS (voorheen NOS), waarvoor ruim 15.000 lezers hun stem uitbrachten op een website. Cultuur als amusement. Mag toch? O zeker. Niettemin geeft die tweede plaats van Abdolah te denken.

En wel hierom: ook zonder de campagne van De Geus stond Het huis met de moskee nog altijd in de top tien. Wat misschien toch wel wat véél eer is voor een weliswaar niet slechte, maar tegelijk erg matig geschreven roman van nog geen anderhalf jaar oud (de recensie ervan in de NRC zelf sprak van ‘onbeholpen’ en ‘weinig beeldende’ taal, en noemde het boek ‘niet in de eerste plaats een literaire prestatie, maar een morele’). Maar wacht eens. Tekent dit boek niet een vriendelijke gewonemensenislam, die zich verre houdt van khomeinistische excessen, zodat Abdolahs vele lezers met een zucht van opluchting hebben kunnen concluderen: ‘Gelukkig, het zijn niet allemaal van die engerds’? Gemoedsrust, ’t is een groot goed.

Het geeft overigens minstens evenzeer te denken dat een aberrante 30 procent van alle boeken die de langlijst (250 titels groot) van deze uitverkiezing haalden, in de afgelopen vijftien jaar blijkt te zijn verschenen. Het beste boek aller tijden? Van véél historisch bewustzijn hoef je de Nederlandse lezer niet te verdenken. Wat wil je, met zulk onderwijs.

De uiteindelijke top tien geeft zelfs een nog grotere wanverhouding te zien: liefst vier titels dateren van 1992 of later. Na Mulisch (die hier natuurlijk wel thuishoort, maar op de eerste plaats?) en Abdolah bestaat die top uit Multatuli ( Max Havelaar, 1859), Bernlef ( Hersenschimmen, 1984), W.F. Hermans ( De donkere kamer van Damokles, 1958 en Nooit meer slapen, 1966), J.J. Voskuil ( Het Bureau, 1996-2000), Nescio ( De uitvreter, Titaantjes & Dichtertje, 1911-1918), Gerard Reve ( De avonden, 1947) en Thomas Rosenboom ( Publieke werken, 1999).

Hella S. Haasse (sowieso, maar ook qua vrouw)? Louis Paul Boon (sowieso, maar ook qua Vlaming)? Nergens te bekennen. Maar Vóskuil ( fausse queue, zegt men dan in het Vlaams) – is het niet om te gillen? Of je ergeren, dat kan ook.

Herman Jacobs

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content