Tweemaal bingo voor Servië: de kwestie-Kosovo is weer op de lange baan geschoven, en de Europese Unie beloont het land voor het uitleveren van een oud-generaal aan het Joegoslaviëtribunaal.

In diplomatieke kringen leek het lange tijd vast te staan: tijdens de bijeenkomst van de 7 rijkste industrielanden en Rusland (de G8) in Duitsland zou de kwestie-Kosovo voor eens en altijd uitgeklaard worden. Een toegeving van de Amerikanen hier, een compromis van de Fransen en de Duitsers daar, een cadeautje om de Russen te sussen, en het probleem van de Kosovaarse onafhankelijkheid zou opgelost zijn. Alleen, toen de top vorige vrijdag afgelopen was, bleek er nog altijd geen overeenstemming te zijn. En keerde iedereen weer naar huis.

Kosovo is een Servische provincie die bevolkt wordt door etnische Albanezen (90 %), etnische Serviërs (5 %) en enkele minuscule minderheden. De Kosovo-Albanezen dromen al tientallen jaren van een onafhankelijk Kosovo, maar tijdens het regime van de Joegoslavische president Slobodan Milosevic werd hun relatieve autonomie binnen Joegoslavië nog ingeperkt. Daarop ontstond eind jaren negentig een etnisch-Albanese guerrillabeweging, het UCK, dat de ‘Servische onderdrukkers’ gewapenderhand bestreed. Milosevic liet er zijn leger op los, maar werd in 1999 tot terugtrekking gedwongen na NAVO-luchtaanvallen. De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties installeerde een tijdelijk VN-bestuur, dat tot op vandaag de hoogste autoriteit bezit in de provincie.

Nu de oorlog al acht jaar voorbij is, roepen de Kosovo-Albanezen steeds luider om een nieuwe resolutie van de VN-Veiligheidsraad, die het VN-bestuur moet vervangen door een onafhankelijk Kosovo, eventueel nog onder toezicht van de Europese Unie. Een plan in die richting werd uitgewerkt door de Finse oud-president Martti Ahtisaari.

Maar dat plan stuitte meteen op protest in Servië, dat een deel van zijn grondgebied ‘geamputeerd’ zag. De achtergebleven Serviërs, die ook nu al vaak geïntimideerd worden door etnisch-Albanese heethoofden, vrezen bovendien voor hun veiligheid in zo’n onafhankelijk Kosovo. Dat Ahtisaari voor die Serviërs allerlei beschermingsmaatregelen op papier had gezet, mag daarbij niet baten.

Bijkomend probleem voor de Kosovo-Albanezen is dat Rusland, een traditionele bondgenoot van Servië, elke nieuwe resolutie in de Veiligheidsraad met een veto kan blokkeren. En datzelfde Rusland bleef ook op de G8-top pal achter de stelling staan dat een nieuwe resolutie alleen mogelijk is als ze ook door Servië wordt aanvaard. Een patstelling die ook in Heiligendamm niet doorbroken werd. De Franse president Nicolas Sarkozy stelde dan maar meteen voor om het probleem nog eens zes maanden in de koelkast te steken.

Intussen haalde Servië nog een andere slag binnen. Vorige week besliste de Europese Unie om de officiële onderhandelingen te hervatten over zogenaamde stabilisatie- en associatieakkoorden (SAA) met het land. Die akkoorden vormen een eerste opstap naar een mogelijk toekomstig lidmaatschap van de Unie. De SAA-onderhandelingen met Servië waren in mei 2006 geschorst omdat het land zich te weinig actief inspande om Ratko Mladic, Radovan Karadzic en enkele andere beruchte hoofdrolspelers uit de Joegoslavische oorlogen (1992-1995 en 1998-1999) te arresteren en uit te leveren aan het Joegoslaviëtribunaal in Den Haag. Maar de arres-tatie en uitlevering, eind mei, van een van die zes overblijvende gezochten, oud-generaal Zdravko Tolimir, en een positieve evaluatie van hoofdaanklaagster Carla del Ponte over de medewerking van de nieuwe Servische regering met dat tribunaal, was voor de EU voldoende om de draad weer op te nemen. Voor het statuut van kandidaat-lidstaat is wellicht nog meer nodig – de arrestatie van Mladic bijvoorbeeld. Volgens mevrouw Del Ponte, die de Serviërs totnogtoe altijd lankmoedigheid heeft verweten, zou dat nu al binnen enkele weken geregeld kunnen zijn.

Gerry Meeuwssen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content