Bart Cornand

Nee, saxofonist Branford Marsalis is op Metamorphosen niet soft geworden, hij is gepromoveerd voorbij het machismo.

‘Yeah! Yeah, motherfucker! I hear ya!’ Branford Marsalis zat plots voorovergebogen aan het tafeltje, zijn wijsvinger dreigend naar de cd-speler. Wat hij hoorde, wist hij te appreciëren. ‘Talk to me, motherfucker!’ Marsalis is een ernstig man, en die neemt ook de jazzquiz ‘Before and After’ van het vakblad Jazztimes erg serieus – afgaan tijdens zo’n raad-de-plaatspel is natuurlijk pijnlijk.

Maar dit?

Wie hij precies van incest beschuldigde, doet er even niet toe. Wel dat dit vintage jazzspeak was, die hanige lingua franca van mannen die hun muzikale specialisme graag koppelen aan blufferig gangsterisme, en zo het onderscheid maken tussen venten en schooljongens.

Branford Marsalis was zo’n vent. Als zijn broer Wynton een vleesgeworden manchetknoop is, dan is hij een Levi’s 501. De voorbije tien jaar leidde hij met zijn kwartet (Marsalis, sopraan-, alt- en tenorsax; Joey Calderazzo, piano; Eric Revis, bas; Jeff ‘Tain’ Watts, drums) een van de sterkste, zwaarste jazzbands van deze tijd. Een band die geen songs maar composities vol opwindende improvisatie speelde. Of zoals de saxofonist het zelf omschreef: ‘Wij spelen geen muziek waarbij je na een solo “Yeah!” kunt roepen.’

Alleen roept een jazzpubliek gráág eens ‘Yeah!’, en merkten de bandleden dat ze in nogal wat concertzalen niet meer hoefden terug te komen. De vraag bleek onontkoombaar: hoe maak je je muziek toegankelijker zonder uitverkoop te houden? Hoe word je op commando volwassen?

Door te toeren, zo bleek, en door onderling geen blad voor de mond te houden. Door tegen je pianist dingen te zeggen als: ‘Je hebt al hele zalen weggeblazen met je techniek, maar je hebt nog nooit iemand ontroerd.’ Door Metamorphosen op te nemen, een plaat als een glimmende kever. Op Thelonious Monks Rhythm-a-Ning na komen alle stukken uit de eigen stal. Tain levert knisperende postbop af met The Return of the Jitney Man, en borrelt en bruist op Samo, een ode aan kunstenaar Jean-Michel Basquiat. Calderazzo schreef de adembenemende ballads The Blossom of Parting en The Last Goodbye (beide met de chef op sopraan), terwijl Marsalis met zijn alt net iets te vrolijk door Jabberwocky hopt, wat gezien de verwijzing naar het enge nonsensgedicht van Lewis Carroll een gemiste kans is. Maar luister naar Sphere, Revis’ hoofdknik naar Monk, en je weet weer waarom dit kwartet zo’n verpletterende reputatie heeft: ploegend door de blues met een monstertoon, hinkend als Monk met te krappe schoenen aan, vloekend maar met de tanden op elkaar. Marsalis is geen ex-motherfucker, hij is een eremotherfucker geworden. Yeah!

BRANFORD MARSALIS QUARTET, METAMORPHOSEN, MARSALIS MUSIC/UNIVERSAL. CONCERT: 24 MEI, DE WARANDE, TURNHOUT. INFO: www.warande.be

Bart Cornand

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content