Hij dacht dat de zoon slimmer zou zijn dan de vader. Dat de Amerikanen een geschikter moment én internationale eensgezindheid zouden afwachten. Het liep anders. VRT-journalist Jef Lambrecht over Amerikaanse plannenmakers in Irak, vrouwen in Oman en papegaaien in oorlogsgebied.

Jef Lambrecht. ‘De zwarte wieg. Irak, nazi’s en neoconservatieven’, Houtekiet, Antwerpen/ Amsterdam, 415 p.

Hij spreekt de hele tijd rustig en helder. Docerend met die bekende, aangename radiostem van hem. Alleen op het einde van het interview verhoogt de toon even, wanneer zijn eigen vak, de journalistiek, aan bod komt. Dan hekelt Jef Lambrecht de vraag naar meer entertainment in het nieuws. Want die weerklinkt steeds luider in de mediawereld. Ook binnen de muren van zijn VRT, waar hij nu al een kwarteeuw aan de slag is.

Maar eerst het boek. Zijn tweede pas, na het hooggeprezen XI. IX,Hoe elf september mogelijk werd. Ook dit keer heeft Lambrecht vakwerk afgeleverd. De zwarte wieg is een boeiend document dat de wortels blootlegt van het Arabische nationalisme – ooit nauw gelinkt aan het Europese fascisme – en voorts de geschiedenis schetst van het neoconservatieve Amerikaanse gedachtegoed, dat sinds 11 september 2001 stevig zijn stempel drukt op de wereld. Lambrecht is bijzonder goed ingevoerd in zijn onderzoeksgebied. En toch, zo schrijft de auteur, werd ook hij nog door de oorlog verrast.

Jef Lambrecht: ‘Ik had nooit gedacht dat de Amerikanen zo roekeloos unilateraal deze oorlog zouden voeren. Dat was een breuk in hun politieke geschiedenis. Ik meende ook dat George W. Bush uit zelfbehoud niet in dezelfde fout zou vervallen als zijn vader. Die had ongeveer op hetzelfde tijdstip in zijn ambtstermijn een oorlog tegen Irak gevoerd en was daarmee een van de populairste presidenten van de VS geworden. Maar uiteindelijk verloor hij toch nog de verkiezingen tegen een relatief onbekende kandidaat uit Arkansas.

‘Daarom dacht ik dat de Amerikaanse regering nu meer geduld zou hebben. Dat de wapeninspecteurs de gevraagde extra tijd zouden krijgen: een half jaar, waardoor ze zouden rapporteren in de herfst van 2003, op een moment dat de omstandigheden ideaal waren om ten strijde te trekken. Bush zou als een triomfator naar de kiezer zijn getrokken.’

Vreesden de Amerikanen misschien dat de wapeninspecteurs te weinig resultaat zouden hebben geboekt?

JEF LAMBRECHT: Ik denk dat er voor de oorlog toch een vrij grote eensgezindheid was dat Saddam Hoessein nog altijd over massavernietigingswapens beschikte. Vandaag weten we beter. Hans Blix, de chef van de wapeninspecteurs, heeft pas nog gezegd dat hij na de oorlog en na de zoekacties van de Amerikanen tot de conclusie is gekomen dat die wapens in 1991, op z’n laatst in 1992, op bevel van Saddam Hoessein zijn vernietigd. Saddam heeft dat nooit bekendgemaakt – en nu volgt weer mijn eigen interpretatie – omdat hij dan die dreiging zou kunnen blijven gebruiken als politiek instrument. Nu pas weten we dat het excuus waarmee deze oorlog is gevoerd, vals is.

Aan alternatieve redenen nochtans geen gebrek. Saddam was geen lieverdje.

LAMBRECHT: Ik verheug me dan ook over zijn val. Hij is een van de meest bloedige moordenaars uit de recente geschiedenis, een verschrikkelijk despoot. Maar er is een probleem ontstaan omdat een van de meest zwaarwichtige politieke beslissingen, de keuze tussen oorlog en vrede, is genomen op grond van zeer twijfelachtig bewijsmateriaal.

Ook de Fransen en de Russen hebben als zogenaamde vredesduiven het achterste van hun tong niet laten zien.

LAMBRECHT: In de aanloop naar de oorlog hebben veel elementen gespeeld waarvan de betrokken partijen liever hebben dat ze niet hardop worden gezegd. De Franse banden met de Baath-partij bijvoorbeeld dateren al van 1968, toen die partij met een coup aan de macht is gekomen. Banden die overigens zijn gesmeed door Jacques Benoît-Méchin, een toonaangevende figuur destijds van uiterst-rechts in Frankrijk. Een ander aspect zijn natuurlijk de oliebelangen van zowel Frankrijk als Rusland in Irak. Ook het feit dat ze schuldeisers waren van Irak. Hun houding was dus hypocriet. Net zoals de Belgische trouwens.

Toch waren veel mensen opgetogen over de anti-oorlogstaal bij de leden van de VN-Veiligheidsraad.

LAMBRECHT: De publieke opinie is natuurlijk om de tuin geleid. Maar dat is niet echt nieuw. In de internationale politiek spelen heel wat krachtverhoudingen. Economische, regionale en geopolitieke. Thomas Friedman, de commentator van The New York Times, heeft gezegd dat men heeft verzuimd de ware reden voor deze oorlog mee te delen. En die reden was dat het na 11 september noodzakelijk was om in het hart van de moslimwereld toe te slaan. Saddam was een voor de hand liggend slachtoffer. Volgens de laatste berichten wisten de Amerikanen overigens al sinds juli dat ze in zijn clan moesten zoeken. Dat had ik hen al voor de oorlog kunnen vertellen en ik kan me niet voorstellen dat ze dat in Washington ook niet wisten. Dat het negen maanden heeft geduurd voor ze hem konden vatten, vind ik op zijn zachtst gezegd opmerkelijk.

Dachten de Amerikanen echt dat ze met de oorlog tegen Irak het terrorisme een klap zouden toebrengen?

LAMBRECHT: Dat idee heeft zeer zeker meegespeeld. Ze wilden voorgoed stabiliteit brengen in die onrustige, maar wegens de olie belangrijke regio. De verovering van Irak zou de Amerikanen ook de handen vrij maken in Saudi-Arabië, een land dat na 11 september toch de grote sponsor is gebleken van Al-Qaeda en van Osama Bin Laden. Door zich militair terug te trekken uit Saudi-Arabië – wat in mei van dit jaar is gebeurd – kon de Amerikaanse politiek tegenover de hele regio worden herzien.

De Amerikanen hebben in 1945 een historische fout begaan. President Franklin Roosevelt sprak toen met koning Saud af dat de VS geen enkele beslissing over de erkenning van een joodse staat in de regio zouden nemen zonder de Arabische vrienden daarin te kennen. Kort daarna is Roosevelt gestorven en zijn opvolger Harry Truman heeft zich van die belofte niets aangetrokken. Dat is de Amerikanen zeer kwalijk genomen in de Arabische wereld.

Dreigt de inval in Irak niet nog meer wrevel te veroorzaken in de Arabische wereld?

LAMBRECHT: Dat hangt af van de wijze waarop het ambitieuze en doortastende project dat nu in Irak is aangevat, zal aflopen. De plannenmakers in Washington geloven dat de creatie van een Iraakse welvaartsstaat met de klassieke westerse vrijheden een infecterend effect zal hebben op de hele regio. Zodat ook het Arabische nationalisme, wat onder meer zijn oorsprong vindt in het ‘verraad’ van de Amerikanen, geneutraliseerd zal worden en uiteindelijk zal verdwijnen. De toekomst zal uitwijzen in hoeverre dat wishful thinking is.

Zijn de Amerikanen nog van plan ook Syrië, Iran en Libië aan te pakken?

LAMBRECHT: Ik verwacht niet dat er alsnog een oorlog komt tegen die landen. De Amerikaanse presidentsverkiezingen spelen daar een rol in, maar er zijn ook andere redenen. De Syrische president Bashir Assad zet nu alles op zijn politieke overleving, net als zijn Libische collega Muammar Kadhafi. Want de Amerikaanse interventie in Irak heeft ongetwijfeld een groot afschrikkingseffect. De Amerikanen beseffen intussen dat de stabilisering van Irak alleen mogelijk is in overleg en samenwerking met de sjiieten, die een meerderheid vormen in Irak. En willen ze met de sjiieten zaken doen, dan zullen ze ook met Teheran zaken moeten doen.

Onder welke voorwaarden maken democratische hervormingen in de Arabische wereld kans op slagen?

LAMBRECHT: Een van de voorwaarden is de emancipatie van de vrouw. Er zijn hoopvolle tekenen, bijvoorbeeld in Iran. Daar leeft een strijdbare vrouwenbeweging, veel strijdbaarder dan we ons kunnen voorstellen. Een feministische golf zou een verzoening van de hele moslimwereld met het Westen mogelijk kunnen maken.

Oman is wat dat betreft een goed voorbeeld. Toen sultan Kaboes in 1970 de macht greep, was er vijf kilometer verharde weg. Het was een van de meest achterlijke en ontoegankelijke landen van de wereld. De nieuwe sultan heeft als een verlicht despoot universiteiten en scholen gebouwd. Een meerderheid van de studenten aan die universiteiten zijn vrouwen. Wanneer vrouwen in het publieke leven belangrijke functies bekleden, zal dat automatisch leiden tot een ander samenlevingsmodel. Dan zal de traditionele en patriarchale samenleving, waarin vrouwen niets te zeggen hebben, langzaam onder druk komen te staan. Zoals je nu al ziet in Oman.

Democratisering is een werk van lange adem. Hebben de Amerikanen in Irak daarvoor het geduld? De campagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen is al begonnen.

LAMBRECHT: Vanzelfsprekend zal de Amerikaanse politiek tegenover Irak in het komende jaar worden gedicteerd door de verkiezingsstrijd. In zekere zin is dat erg jammer. Het kan de ambitie van de Amerikanen in de regio ondermijnen. Maar wie er ook president wordt na de verkiezingen van november, hij zal ertoe gedwongen zijn het neoconservatieve project tot een goed einde te brengen.

Hadden de Amerikanen de aanslagen van 11 september eigenlijk kunnen voorkomen?

LAMBRECHT: De inlichtingendiensten hadden aanwijzingen dat er iets ophanden was. Maar ze zijn er niet in geslaagd om de touwtjes aan elkaar te knopen. Lang voor 11 september had de CIA beslist om zich voor informatie niet meer in de eerste plaats te baseren op de mensen op het terrein, maar op de informatica en de nieuwe technologie. Dat was een fatale vergissing. Halfweg de jaren negentig was er in de CIA niemand meer die Farsi of Pashtun sprak, en was er nog maar één agent die Arabisch sprak. De laatste agent voor Centraal-Azië en de naburige gebieden is vertrokken in 1996. De CIA dacht dat de Fransen, de Israëli’s of de Britten het wel zouden komen vertellen als er iets gebeurde.

Wisten zij dan wel dat Osama Bin Laden grote plannen had?

LAMBRECHT: Het is in elk geval opmerkelijk dat er in Frankrijk nooit een aanslag is gepleegd van Al-Qaeda, ofschoon er plannen zijn geweest.

Al-Qaeda lijkt amper nog een structuur of centraal commando te bezitten. Of is dat slechts schijn?

LAMBRECHT: Al-Qaeda is ontstaan in 1988 als een database, aangelegd door Osama Bin Laden, om de bewegingen van de leden van zijn vreemdelingenlegioen in Afghanistan te kunnen volgen. Het is met andere woorden eerder een osmose dan een organisatie. Het is een organisatie in zoverre dat er een financiering is. Tot voor kort werden de aanslagen ook centraal gepland. Maar wat velen nu denken, is dat er na de operaties in Afghanistan een soort decentralisatie heeft plaatsgevonden. Al-Qaeda zou opgesplitst zijn in verschillende regionale eenheden die min of meer autonoom opereren. Toch lijkt het me onvoorzichtig te denken dat er geen centrale coördinatie meer zou zijn. De financiering hangt nog altijd in hoge mate af van Osama Bin Laden. En van andere bronnen, zoals de heroïnehandel, die in relatie met Osama staan. Tussen twee haakjes: Afghanistan heeft een record-opiumoogst gehad dit jaar. Noch de Amerikanen, noch de internationale vredesmacht ISAF durven daar iets tegen te ondernemen, want de plaatselijke boeren verdienen veel geld met de papaverkweek. Maar zo snijdt men Al-Qaeda en aanverwante groeperingen dus niet af van hun financiële bronnen.

Zou de vangst van Osama Bin Laden een meer dan psychologische impact hebben?

LAMBRECHT: Osama Bin Laden belichaamt een heel diepe verzuchting in de islamwereld: de vereniging van alle moslims in één politieke entiteit. Niemand geeft die gedachte duidelijker en explicieter gestalte dan Bin Laden, die zich als miljardairszoon al van vroeg in de jaren tachtig wijdt aan de strijd tegen de goddeloze wereld. Je kunt alleen maar begrip opbrengen voor jongens die halfgeletterd uit de meer dan 30.000 koranscholen van Pakistan komen en hem als hun held beschouwen.

Is het inherent aan oorlogsverslaggeving dat de waarheid zo bijzonder moeilijk te achterhalen is?

LAMBRECHT: Vanzelfsprekend. Vandaar ook dat het zaak is om als journalist bijzonder argwanend en met heel veel kennis van de betrokken partijen op het veld te komen. Wie ongehinderd door enige voorkennis aan zo’n onderneming begint, is gedoemd om de papegaai te worden van een of andere partij. En dat gebeurt steeds meer.

Zijn journalisten van Arabische zenders als Al-Jazeera onafhankelijker dan westerse reporters?

LAMBRECHT:(lange stilte) Ik zal niet zeggen dat er een soort van mission statement is bij dit soort zenders, maar er wordt gedaan aan wat in dit huis ooit door mijn voormalige chef Karel Hemmerechts consensusjournalistiek is genoemd. Men is het onuitgesproken eens over een aantal zaken, zoals de gedachte dat de Amerikanen altijd onvoorwaardelijk de zijde van Israël kiezen, met twee maten wegen en niets van Arabieren moeten hebben. Dat vooroordeel hoor je voortdurend doorklinken op die zenders.

Het publiek – zowel het westerse als het Arabische – mag van journalisten verwachten dat ze min of meer weten waarover ze het hebben. De burger mag dossierkennis en diepgang eisen. Maar vandaag wordt van journalisten vooral verwacht dat ze een lekkere hap kunnen serveren. En het doet er nauwelijks nog toe of iets waar is of niet. Ik zie tot mijn afgrijzen een van mijn voormalige collega’s in een interview met Humo zeggen: ‘Checken, daar doen we toch niet meer aan mee?’ Dan zijn we wel ver gekomen, vind ik.

Gerry Meeuwssen

‘Een feministische golf zou een verzoening van de hele moslimwereld met het Westen mogelijk kunnen maken.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content