Rik Van Cauwelaert
Rik Van Cauwelaert Rik Van Cauwelaert is directeur van Knack.

Vorige week werden in Tunis de twee moordenaars van André Cools berecht en veroordeeld. Dat gebeurde in sneltempo.

Elke ochtend speelt zich langs de achterkant van het justitiepaleis in Tunis hetzelfde vreemde spektakel af. Familieleden van gedetineerden troepen samen langs de Bab Bnet, de laan die de kasba omzoomt, en wachten op de cavalcade van zwaar betraliede celwagens die de gevangenen naar de rechtbank brengen. Ze hopen bij het voorbijrijden een glimp op te vangen van hun vader, broer, zoon, of van hun vrouw of dochter. De stoutmoedigsten proberen in de Impasse Président Fabry te geraken waar de celwagens geparkeerd staan. Telkens opnieuw worden ze, zij het met zachte hand, door de politie teruggedreven.

De hele voormiddag doden familieleden en nieuwsgierigen dan maar de tijd, veelal in een van de naburige drankstalletjes, tot de celwagens zich weer in beweging zetten in de richting van het Prison du 9 Avril, enkele kilometers verderop langs de gelijknamige boulevard die zich rond het stadscentrum van Tunis slingert.

Het was niet anders de ochtend van dinsdag 2 juni, toen een aparte celwagen Ben Almi Abdelmajid Ben Lamin en Ben Brahim Abdeljellil Ben Regeb aanvoerde. Voor hun aankomst werden meer dan gewone veiligheidsmaatregelen genomen. Publiek, en vooral cameralui, werden op een voldoende afstand gehouden toen de twee huurmoordenaars, die op 18 juli 1991 in Luik de aanslag op André Cools uitvoerden, via een zijdeur het justitiepaleis werden binnengeleid.

De twee werden op 30 september 1996 gearresteerd in Jebel Jelloud, een golfplatenbuurt ten zuiden van Tunis. Hun aanhouding volgde op die van een aantal Luikse Italianen en die van gewezen minister Alain Van der Biest (PS) en zijn gewezen chauffeur en secretaris Richard Taxquet. Volgens een anoniem gebleven tipgever was al dat volk op één of andere manier betrokken bij de moordaanslag. Maar het waren de Tunesiërs die het vuilste werk hadden verricht. Abdelmajid had die ochtend van 18 juli ’91 Cools neergeschoten, terwijl Abdeljellil op de uitkijk stond.

Nog geen twee jaar na hun aanhouding – en hun bekentenissen – kwamen de Tunesiërs oog in oog met hun rechters. Hun Belgische opdrachtgevers zijn intussen allemaal op vrije voeten. Het Luikse proces wordt, ten vroegste, in 1999 verwacht.

Het verschil in behandeling met de Belgen was ook de eerste verdediger van de Tunesiërs, meester Boussayene Mehrez, niet ontgaan. Alvorens de rechtszaal te betreden, kondigde hij aan uitstel te zullen vragen. Zoniet zou hij zich meteen terugtrekken. “Vanwaar die haast van het Tunesische gerecht?” vroeg een strijdlustige Mehrez. “In België lopen alle verdachten vrij rond!”

Meester Georges Dehousse, raadsman van de erven van André Cools, was drie dagen eerder al in Tunis geland voor uitvoerig overleg met zijn Tunesische collega Sassi Ben Halima. Dehousse en de familie Cools, die zich burgerlijke partij stelde, waren vastbesloten zich tegen een verdaging van het proces te verzetten.

“Ik zie niet in wat een voordeel de verdediging van de daders heeft bij zo’n uitstel”, zei Dehousse. “De twee hebben na hun aanhouding, eind 1996, volledige bekentenissen afgelegd. Ze hebben een week geleden nog, tijdens een videoconfrontatie, formeel een aantal Luikse Italianen herkend die hen bij het moordcontract hebben bijgestaan. Voor het Tunesische gerecht is het dossier daarmee rond. Wie of wat achter de moord schuilt, is een zaak voor het Belgische gerecht en heeft hier geen enkel belang.”

Weinige minuten nadat hij met luide stem de verdaging had geëist, beende Mehrez opnieuw de zaal uit. Blijkbaar wilde ook het Tunesische gerecht snel komaf maken met de zaak, want zijn eis werd door de rechtbank meteen verworpen. Prompt werd zijn taak overgenomen door twee collega’s, Abada Kefi en Mahmoud El M’hiri, die gelet op hun stemvolume gerust als tenoren van de Tunesische balie mogen worden beschreven.

NOG EENS DE FILM VAN DE MOORD

In het justitiepaleis werden de gebeurtenissen met de nodige discretie gevolgd door de Luikse eerste substituut Jean-Louis Rasir, die tijdens zijn verblijf in Tunis al even discreet werd bijgestaan door twee leden van de Belgische ambassade.

“Dit proces is van het allergrootste belang voor het vervolg in Luik”, doceerde Marcel Cools voor de aanvang van het proces. “Het is hier dat we voor het eerst een aantal namen zullen te horen krijgen van Luikenaars die in het dossier worden genoemd en van wie we zeker weten dat ze een rol hebben gespeeld in de moordaanslag. Die rol zal hier voor het eerst uit de doeken worden gedaan en – nog belangrijker – geacteerd worden.”

Vandaar de grote belangstelling van de familie Cools, die zich dus in Tunis liet vertegenwoordigen door meester Sassi Ben Halima. Ben Halima geldt als een van de beste pleiters van het land. Bovendien leeft hij in de beste verstandhouding met het politieke regime van president Ben Ali – wat nooit kwaad kan in Tunesië.

Voorzitter van het hof was de vaderlijke Hamda Dekhili, een sommiteit onder de Tunesische rechtsgeleerden. Hij werd bijgestaan door vier assessoren.

Ondanks het ferme voornemen van Dekhili om de buitenlandse waarnemers te tonen dat het Tunesische gerecht feilloos werkte, hield hij de zaak een beetje gezellig. Toehoorders mochten gerust rond de banken van de advocaten drummen om het procesverloop van dichtbij te kunnen volgen. Tot grote verbazing en woede van onder meer Marcel Cools en zijn zuster Christine, kon de Luikenaar Georges Frisque zich onder de advocaten van de verdediging mengen en ze een exemplaar van het boek “Les Pédophiles sont parmi nous” overhandigen. Frisque is de enige aanhanger van de theorie dat niemand minder dan Jean-Michel Nihoul de opdracht gaf voor de moord op Cools. In de gang van het justitiepaleis deelde hij ook een kopie rond van een verklaring uit 1988, waarin Nihoul bekende geld te hebben betaald aan onder meer Marcel Cools om een beslissing van de Luikse justitie te beïnvloeden.

Politiemannen, overmand door de aanzwellende hitte in de rechtszaal, leunden tijdens de debatten geeuwend tegen de balie, nu en dan het zweet uit de nek of uit de rand van hun kepi vegend.

Twee keer onderbrak een bereidwillige voorzitter de ondervraging om een doodnerveuze Abdelmajid, de moordenaar van Cools, toe te laten een kalmeermiddel te slikken.

De film van de moordaanslag op Cools was ook in Tunis in grote lijnen gekend en werd in de akte van beschuldiging nog eens afgedraaid. Op 18 juli 1991 werd André Cools afgeknald toen hij ’s morgens samen met zijn maîtresse Marie-Hélène Joiret zijn appartement in Cointe verliet. Zijn vriendin werd zwaar gewond maar overleefde de aanslag en kon een vrij behoorlijke beschrijving geven van de man die Cools neerschoot. De robotfoto die uit haar beschrijving werd samengesteld, vertoonde een frappante gelijkenis met Abdelmajid.

Begin september 1996, nadat een vorstelijk betaalde tipgever het gerecht voorlichtte, werden de Luikse Italianen Cosimo Solazzo, Carlo Todarello, Domenico Castellino, Luigi Contrino en hun Belgische compagnon Richard Taxquet opgepakt. Van der Biest werd op 8 september in Lantin opgesloten. Twee dagen later kwam ook diens gewezen chauffeur Pino Di Mauro zich bij het Luikse gerecht melden en belandde prompt achter de tralies. Want, zo hadden de speurders van hun tipgever vernomen, Di Mauro zou behalve de valse papieren, ook de wapens hebben geleverd voor de moordenaars. Het moordwapen, een FN-pistool 7.65 en een onklare Star Parabellum van Spaanse origine werden op aangeven van de anonieme tipgever uit het Ourthe-kanaal gevist.

WE WILDEN SNEL RIJK WORDEN

Op 30 september ’96 dan werden de Tunesische moordenaars gearresteerd: de intussen 33-jarige Abdelmajid, de man die Cools neerschoot, en de zeven jaar jongere Abdeljellil die op de uitkijk had gestaan.

De twee die in 1991 als seizoenarbeiders in Sicilië werkten, bekenden de moord meteen na hun arrrestatie. Ze beweerden in opdracht te hebben gehandeld van een Siciliaanse maffioso, Calogero Todaro. Todaro kan het niet meer navertellen, want de man is sedert 15 april 1994 niet langer onder ons. Hij werd die dag vermoord. Sommigen vermoeden dat Pino Di Mauro meer weet over het schielijk overlijden van Todaro.

Abdelmajid en Abdeljellil verkeerden in de overtuiging dat ze een gevaarlijke drugstrafikant moesten omleggen. Het bloedgeld dat ze daarvoor kregen, bedroeg niet veel meer dan 150.000 frank. Er was ze ook beloofd, vertelden ze naderhand, dat een deel van het contract in drugs zou worden betaald.

Voor de Tunesische verdachten lag de kern van de zaak in het antwoord van Abdelmajid op de vraag van voorzitter Dekhili wat hij dacht toen hij vernam wie hij had neergeschoten. “Eigenlijk maakte het niet uit wie we hadden neergeschoten”, bekende Abdelmajid. “We wilden gewoon snel rijk worden.”

De aanzet van het verhaal van Abdelmajid en Abdeljellil klinkt niet anders dan dat van veel jonge Tunesiërs voor wie de nachtboot van Tunis naar Palermo de meest rechtstreekse lijn is naar de vetpotten van Europa. Als het bootticket ook nog vergezeld wordt van de speciale verblijfs- en werkvergunning die de Italianen aan Tunesische seizoenarbeiders uitreiken, ligt de weg naar Eldorado wagenwijd open. Ook al verschaft zo’n vergunning in principe alleen toegang tot het Italiaanse grondgebied.

Telkens als de ferry uit Sicilië in de haven van Tunis aanmeert, staan honderden op de kade te wachten om de aankomst te mogen meemaken van zij die het in Italië gemaakt hebben.

In 1986 was Abdelmajid naar Palermo vertrokken in de hoop er werk te vinden. Dat leek niet mee te vallen. Waarop de Tunesiër naar Rome trok waar de enige sector met arbeidskansen de drugshandel bleek te zijn. Met als gevolg dat de Tunesiër weinige tijd later door een Romeinse rechtbank tot 24 maanden gevangenis werd veroordeeld. Daarvan zou Abdelmajid er zestien maanden uitzitten. Waarna hij naar Sicilië terugsukkelde. Daar liep hij zijn jongere landgenoot Abdeljellil tegen het lijf. Die had in 1989 als zeventienjarige Tunis verlaten, op zoek naar zijn broer in Cagliari. Maar de broer was intussen uit Italië vertrokken, waardoor Abdeljellil op zichzelf was aangewezen. Abdelmajid zou hem onder zijn vleugels nemen.

VERSTRIKT IN EEN WEB VAN INTRIGES

In Sicilië ontmoette Abdelmajid de lokale entrepreneur Calogero Todaro, groothandelaar in verdovende middelen. De twee Tunesiërs gingen voor Todaro aan de slag in de detailhandel. Volgens Abdelmajid was het Todaro die ze voor het eerst sprak over een belangrijke drugstransactie in België, in Luik.

Op die manier, pleitten hun verdedigers, werden Abdelmajid en Abdeljellil eerst naar Milaan en vandaar naar Luik gelokt, waar ze terechtkwamen in een web van politieke en maffieuze intriges. Een van de advocaten, Mahmoud El M’hiri, een pleiter uitgestuurd door Advocaten zonder Grenzen, opperde zelfs de mogelijkheid dat een derde schutter in het spel was.

Vreemd genoeg kregen de Tunesiërs nooit het moordwapen voorgelegd dat in september 1996 uit het Ourthe-kanaal in Luik werd gevist. Abdelmajid identificeerde het FN-pistool op een foto.

De andere verdediger, Abada Khefi, sprak heel even van een mogelijke band van zijn twee cliënten, twee dompelaars, met islamitische extremisten, een piste die de Tunesische enquêteurs in 1996 aankaartten, maar die ze naderhand niet meer herhaalden.

Abdelmajid en Abdeljellil werden volgens de advocaat onder een vals voorwendsel, een drugsdeal, naar Luik gelokt en daar, na verschillende fysieke bedreigingen door Todaro, Contrino, Solazzo en Di Mauro, verplicht André Cools om te brengen. Abdelmajid knikte bevestigend. De beklaagde bracht nog een dramatische toets aan. “Je bent maar een Arabier”, had een van de Luikse Italianen gezegd terwijl hij hem een pistool tegen de slaap hield. “Je betekent niets.” Van enige voorbedachtheid kon dus geen sprake zijn, betoogde Khefi.

Maar de advocaat van de burgerlijke partij, Ben Halima, en voorzitter Dekhili waren niet onder de indruk. Ze haalden processen-verbaal boven waarin Abdelmajid toegaf dat de moord al tijdens de reis van Sicilië naar Luik was besproken. Toen hem werd gevraagd zijn handtekening onder die pv’s te identificeren, had Abdelmajid plots zijn twijfels over de echtheid van zijn signatuur.

De voorbedachtheid wegpleiten, was voor de verdedigers de enige manier om de strafmaat binnen de perken te houden. Want dat de rechtbank de twee zou veroordelen, viel niet te betwijfelen. Het was alleen een kwestie van strafmaat.

De belangrijkste verdediger, Abada Khefi, ging dan ook bijzonder fors te keer. Als een rasechte dorpsverteller declameerde hij het tragische epos van zijn twee cliënten. De toehoorders, zelfs de voorzitter en zijn assessoren, die duidelijk een goed verhaal konden waarderen, hingen bijwijlen aan zijn lippen. Om de pointes in zijn uiteenzetting te ondersteunen, klopte de advocaat met de vlakke hand op zijn bank. Terwijl hij een heel nieuw verhaal bijeen fantaseerde, riep hij de hemel en vooral de voorzitter ter hulp. Geregeld liet Khefi lange strategische stiltes waarbij alleen het gezoef van de drie ventilatoren aan het plafond te horen was. Soms probeerde hij de lachers op zijn hand te krijgen. Bij een van die lachbuien verliet een geschokte Christine Cools de gerechtszaal. “Er is niks geestigs aan dit proces”, zei de dochter van de vermoorde politicus. “Voor die twee sukkels staat hun leven op het spel.”

Abdelmajid en Abdeljellil daarentegen bleven tijdens het dramatische betoog van hun advocaat naar hun schoenen staren. De onderdanigheid zelve.

TWEE GESPIERDE KERELS ALS JULLIE

Khefi blijkt een van die advocaten die vindt dat feiten nooit een goed pleidooi in de weg mogen staan. Daarbij ging hij geregeld over de rand. Vaak in die mate dat hij in zijn verhaal verstrikt geraakte en de voorzitter hem weer op het feitelijke pad moest helpen.

Zo had voorzitter Dekhili nogal wat moeite met het feit dat de twee Tunesiërs zich zonder meer onder druk hadden laten zetten en zich gedurende hun twaalf dagen durende verblijf in Luik nooit hadden verzet.

Nadat hem door zijn verdediger Khefi was gevraagd of hij wist hoeveel kogels in het FN-pistool zaten, had een onschuldig ogende Abdelmajid geantwoord: “Ik wist niet eens hoe ik met zo’n wapen moest omgaan. Ze hebben me gedwongen om te schieten; ik heb geschoten.”

Dat vond voorzitter Dekhili weer wat ver gaan.

“Hoezo gedwongen?” vroeg hij aan de beklaagden. “Twee stevige gespierde kerels als jullie?”

En tot Abdelmajid: “Je kreeg een pistool van de Belgen. Kon je je dan niet verzetten? Je weet toch hoe zo’n wapen werkt; je bent in het leger geweest.”

“Met permissie”, antwoordde Abdelmajid gevat. “Dat van het leger is wat overdreven. Ik was slechts twee maanden in dienst. Daarna ben ik gedeserteerd.”

Tijdens het proces raakte Khefi wel een delicaat punt. Enkele dagen voor de moord werden de twee Tunesiërs in het gemeubelde appartement langs de Luikse boulevard de Laveleye, waar ze door hun opdrachtgevers waren ondergebracht gecontroleerd door een agent van de lokale verblijfspolitie. “Geen nood”, werd ze verzekerd. “Pino (Di Mauro) is kabinetschef van de koning en heeft de zaak onder controle.”

Hoe het komt dat het resultaat van die controle door de Luikse Police des logis niet meteen na de aanslag op de PS-politicus op het bureau van onderzoeksrechter Véronique Ancia belandde, is een van de vele raadsels in dit moordonderzoek. Volgens meester Khefi, die zonder verpinken de medeplichtigheid van de Luikse politie aanklaagde, was de identiteitscontrole een bijkomend pressiemiddel om zijn cliënten te dwingen de politicus neer te schieten.

Een ander raadsel: na de aanslag, op weg naar Sicilië, samen met hun chauffeur Castellino, werden ze teruggestuurd door de Italiaanse grenspolitie die aanstoot nam aan hun valse Belgische papieren. De Italiaanse grenspolitie seinden destijds meteen hun bevindingen langs de geijkte kanalen naar de Belgische autoriteiten. Dat rapport geraakte nooit in Luik.

Vier dagen duurde de zwerftocht door Zuid-Frankrijk vooraleer de twee Tunesiërs via Nice Italië binnenkwamen en finaal Sicilië bereikten, waar ze voor hun opdracht iets meer dan 150.000 frank uitbetaald kregen. Toen ze vernamen wie ze hadden neergeschoten, namen de twee de eerste nachtboot naar Tunis.

Na zijn pleidooi liet Khefi zich als een vermoeide operadiva op zijn bank glijden. “Nu is mijn geweten gerust”, zuchtte hij theatraal. Met zijn pleidooi werd de vertoning afgesloten.

NOG EEN OPGESTOKEN MIDDENVINGER

Voor Christine Cools – en voor het Belgische gerecht – hadden de debatten geen nieuwe elementen opgeleverd: “Ik weet dat de twee die hier terechtstonden niet de echte moordenaars van mijn vader zijn. Hier zitten twee arme donders die eigenlijk nog altijd niet beseffen waarin ze meespeelden. In die zin was ik ook niet geschokt toen ik ze in de beklaagdenbank zag verschijnen. Enige tijd geleden liep ik in een Ikea-zaak Richard Taxquet tegen het lijf. Dat was pas een schok. Taxquet kent me niet, maar door de manier waarop ik hem aanstaarde, moet hij wel hebben begrepen dat er iets mis was.”

De woede van de familie Cools betreft vooral de Belgische politieke wereld. Een politieke wereld die de aanslag op André Cools liet gebeuren, die verhinderde dat het Luikse moordonderzoek door een parlementaire onderzoekscommissie onder de loep werd genomen.

In Tunis waren Marcel Cools en zijn advocaat Georges Dehousse formeel: “Het is de veelvuldige politieke inmenging die het Belgische moordonderzoek voortdurend heeft geremd.”

“Er is nu geen enkele reden meer om het proces in Luik uit te stellen”, verklaarde Marcel Cools terwijl hij wachtte op het verdict van de Tunesische rechtbank. “We weten nu hoe de aanslag werd beraamd en uitgewerkt, wie wat deed. We weten wie de wapens en de valse papieren leverde. We weten wie op de uitkijk stond. Als al die betrokkenen bereid zijn in naam van de wet van het milieu de namen van de echte opdrachtgevers te verzwijgen, dat ze daar dan voor betalen. Liefst zo zwaar mogelijk.”

Om kwart over negen, precies twaalf uur na het begin van het proces, kwam voorzitter Dekhili alvast zijn rekening voorleggen aan de twee huurmoordenaars. Zowel Abdelmajid als Abdeljellil kregen twintig jaar voor de moord op Cools en nog eens vijf jaar voor de moordpoging op Marie-Hélène Joiret. Door een eigenaardigheid in de Tunesische strafbedeling worden die twee straffen samengevoegd tot twintig jaar effectief.

“Als het een beetje meezit, wandelen ze binnen goed twaalf jaar opnieuw rond in Tunis”, berekende Ben Halima.

Luttele seconden na de voorlezing van het verdict en de strafmaat werden de twee op een drafje uit de zaal geleid, naar de enige celwagen die nog in de Impasse Président Fabry wachtte.

Abdeljellil, die drie uur eerder nog het hof om vergiffenis had gevraagd, vond nog net de tijd om een middenvinger op te steken, net op een moment dat hij oog in oog stond met een verbouwereerde Christine Cools. Het gebaar leek niet voor haar bedoeld, wel voor de verslaggevers, de schaarse toeschouwers, het hof, de buitenwereld. Een ultieme loze bravade vòòr de laatste rit naar de sinistere gevangenis langs de boulevard du 9 Avril.

Rik Van Cauwelaert

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content