Marnix Verplancke

Paul Auster schreef een boek over een schrijver die een boek schrijft waarin een redacteur een boek leest terwijl hij van ’s ochtends tot ’s avonds boeken op orde zet.

Paul Auster, ‘Orakelnacht’, De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 206 blz., euro 16,95.

Het mag zo stilaan wel duidelijk zijn, Paul Auster heeft iets met kleuren, meer bepaald met blauw, en dan hebben we het hier niet over politiek. Nee, waar we het wel over hebben, is over het gevoel dat een bepaalde kleur oproept. Wit wordt bijvoorbeeld nogal gauw in verband gebracht met onschuld, zwart met het kwaad, van de afgunst zegt men dat die groen is en wie zich aangetrokken voelt door geel zou een gluiperig en laf persoon zijn. Blauw, zo raken de hoofdpersonages van zijn nieuwste roman Orakelnacht het eens, staat voor hoop, verdriet en trouw, eigenschappen dus van een misschien door het leven teleurgestelde, maar desalniettemin positief naar het bestaan opkijkende mens.

Deze hoofdpersonages zijn Sidney Orr en zijn vrouw Grace. Sid, zoals hij door bekenden genoemd wordt, is een jonge schrijver die plots door zijn benen zakt op de trappen van de New Yorkse metro en met vrij zware verwondingen naar het ziekenhuis gebracht dient te worden. Volgens de chirurgen zijn zijn hersenen beschadigd en zal hij het wellicht niet halen. Wonder boven wonder doet hij dat nu net wel: erdoor spartelen. Maandenlang zit hij zwaar onder de medicatie en is hij nergens toe in staat. Zodra hij van het chemische juk is bevrijd, beslist hij dat hij maar verder moet leven alsof hij nog een toekomst heeft: hij wil opnieuw gaan schrijven en koopt in het Paper Palace van Mr. Chang een bloedmooi blauw Portugees schriftje.

Nog dezelfde dag begint hij er in te schrijven, een verhaal gebaseerd op een passage uit Dashiell Hammetts The Maltese Falcon. In die passage loopt een man over straat. Vlak naast hem slaat een betonnen balk te pletter en de man beseft dat hij net zo goed dood had kunnen zijn. Een centimeter of twintig meer naar links en het was zo laat. Verder nadenkend over het gebeurde, komt hij tot de conclusie dat hij eigenlijk dood had moeten zijn en dat zijn verdere leven in feite een nieuwe kans is. Hij kan van voren af aan herbeginnen, zo denkt hij, en hij voegt de daad bij het woord. Hij breekt van het ene op het andere moment met alles en iedereen en begint ergens anders een nieuw leven.

In Sids versie gaat het over een redacteur van een uitgeverij die de kop van een Victoriaanse waterspuwer naast zich op het trottoir in gruzelementen ziet spatten, daarop zijn vrouw Eva in de steek laat en met het manuscript van de verloren gewaande en uit de jaren twintig stammende roman Orakelnacht op het vliegtuig met bestemming Kansas City stapt. Daar aangekomen, blijken zijn kredietkaarten door Eva geblokkeerd en ziet hij zich genoodzaakt voor de ex-taxichauffeur Ed Victory aan de slag te gaan in diens Bureau voor Historisch Behoud. Ergens diep onder de grond, op de site van een rangeerterrein, heeft die een bunker vol telefoonboeken staan, van de eerste exemplaren tot op de dag van vandaag, niet alleen van heel Amerika, maar ook van alle grote wereldsteden. Het is de man zijn manier om vat op het heden en het verleden te krijgen, en in plaats van gerangschikt naar plaats, wil hij ze op tijd zetten.

We hebben hier dus met een typische Auster-situatie te maken waarbij fictie en realiteit moeilijk uit elkaar te houden zijn en beide ook een sterke invloed op elkaar hebben. In de roman staan bijvoorbeeld twee foto’s van het Warschause telefoonboek van de jaren 1937 en 1938. Onderaan de pagina staat het nummer van Janina en Stefan Orlowscy, wat wellicht familie was van Orr, die oorspronkelijk ook Orlowscy heette, maar wiens familienaam door zijn vader ingekort werd omdat die niet Amerikaans genoeg klonk. Het fictieve personage heeft dus verifieerbare voorouders gekregen, wat misschien zelfs niet eens zo ver naast de waarheid is aangezien Orr best ook eens een samentrekking zou kunnen zijn van de eerste en laatste klanken van Auster.

BLAUWE SCHRIFTJE

Hoezeer fictie en realiteit in elkaar dreigen op te gaan, ondervindt Sid aan den lijve wanneer er allerhande vreemde zaken beginnen te gebeuren. Wanneer hij in het blauwe schriftje schrijft, blijkt hij bijvoorbeeld onzichtbaar te zijn voor Grace, en het Paper Palace blijkt plots zomaar weg te zijn, of zoals de kruidenier die tegenover de winkel woont het zegt: ‘Het lijkt wel alsof er zo’n tovenaar met zijn stokje zwaait, en poeff! weg is de Chinees’.

Maar het is niet alleen Sid die na een tijdje de bomen niet langer ziet door het bos, ook als lezer loop je verloren in dit boek dat over een schrijver gaat die een boek schrijft waarin een redacteur een boek leest terwijl hij van ’s ochtends tot ’s avonds boeken op orde zet. Net als die redacteur zou je – de man sluit zichzelf per ongeluk op in een atoomschuilkelder en dat is het laatste wat we van hem horen – wel eens vast kunnen komen te zitten in Orakelnacht. Maar gelukkig gebeurt dit niet en dat hebben we vooral aan de subtiele vingerwijzingen van Auster te danken, en aan zijn grandioze stijl natuurlijk, die een gevoel van chaotische verlatenheid weet te creëren in een bijzonder compact boek dat nog het best met een gebalde vuist vergeleken kan worden. Waar gaat dit in godsnaam allemaal over, vraag je je af. Waartoe dienen al die verhalen die in bladzijden lange voetnoten van achterliggende verhalen worden voorzien. Het lijkt wel alsof Sid – en Auster – schrijven om de werkelijkheid te bezweren, dat ze een wanordelijke verhalenwaterval creëren als bescherming tegen de alledaagse wanorde. Want wat je schrijft, heeft invloed op wat er gaat gebeuren. Het blauwe schriftje werkt als een soort orakel: ‘We leven in het heden, maar de toekomst zit ieder moment al in ons’, zoals zijn vriend, rivaal en collega-schrijver John Trause het zegt. ‘Misschien is dat wel de essentie van het schrijven. Niet het rapporteren van gebeurtenissen uit het verleden, maar dingen laten gebeuren in de toekomst.’ Dat alle verhalen uit Orakelnacht een open einde hebben, zal dus wel geen toeval zijn. Iemand dient hen nog te voleindigen en in het beste geval kan dit als een uitnodiging aan de lezer worden gezien.

Naarmate het blauwe schriftje voller raakt, er dus meer onafgewerkte verhalen in terechtkomen en de druk op Sids schouders – en verstand – groter wordt, gaat ook Grace zich vreemder gedragen. Wanneer ze aankondigt zwanger te zijn, is Sid dolblij, maar zij denkt aanvankelijk aan een abortus, zonder daarvoor een reguliere reden te willen opgeven. Opeens verdwijnt ze ook zomaar voor zevenentwintig uur zonder dat ze daarbij enige toelichting wil verschaffen. ‘Je moet me vertrouwen’ is het enige wat ze te zeggen heeft. Sid vermoedt dat Trause er iets mee te maken heeft, en door na te denken over wat hij in zijn schriftje geschreven heeft, komt hij achter de verborgen film-noirplot van deze roman. De tekst heeft inderdaad de realiteit gebaard – ook al is dat een romaneske realiteit natuurlijk – maar of Sid er echt gelukkiger door geworden is, is nog maar de vraag. En het is hier dat de kleur blauw opnieuw haar intrede doet, want ook al loopt Orakelnacht gewelddadig af, met een gruwelijke geweldscène waarbij Grace zelfs haar baby verliest, toch is dit in essentie een blauw boek, over hoop, verdriet en trouw.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content