De Israëlische journalist Ronen Bergman van de krant Yedioth Ahronot beschrijft hoe zijn land ook in het verleden wapenexperts uit de weg heeft geruimd.

Al de jaren dat David Ben-Goerion eerste minister van Israël was, werd hij achtervolgd door een hardnekkige nachtmerrie. Hij droomde altijd weer dat de overlevenden van de Holocaust bescherming zochten in Israël, om daar het doelwit van een andere Holocaust te worden. De nachtmerrie leek te zullen uitkomen toen de Egyptische president Gamal Abdel Nasser in juli 1962 aankondigde dat zijn land met succes een raket had getest waarmee elk doelwit kon worden bereikt ten zuiden van Beiroet. Dat wou zeggen dat geen enkele plek in Israël nog veilig was.

In Tel Aviv sloeg de overheid in paniek. De Mossad had er geen moment rekening mee gehouden dat Nasser in staat zou zijn om een wapen te ontwikkelen waarmee hij ‘de zionistische staat’ kon vernietigen – wat hij zo vaak had beloofd. De Israëlische militaire inlichtingendienst kwam er snel achter dat Egypte in het geheim een fabriek had gebouwd in de woestijn – Fabriek 333 – die door Duitse wetenschappers werd bemand die nog aan de V1- en V2-raketten hadden gewerkt. Daarmee was aan het einde van de Tweede Wereldoorlog nog grote schade aangericht in, onder meer, Londen. Zelfs de veiligheidschef van het project was een veteraan van de SS. Het Egyptische plan was om 900 raketten te bouwen, waarvan wordt verondersteld dat ze allemaal op Israël zouden worden gericht.

Maar de Mossad vond de zwakke plek in de organisatie: Egypte had de steun nodig van de Duitse wetenschappers om de massaproductie van de raketten op te starten. De Israëliërs startten toen met een campagne om wetenschappers uit de weg te ruimen die voor hun vijanden raketten of wapens voor massavernietiging maken. De Mossad noemde haar eerste operatie Damocles, waarmee ze het doembeeld uit de Griekse mythologie wou oproepen.

De bedoeling was in eerste instantie niet om de Duitsers te doden, maar om ze af te schrikken. Er werd dan ook niet echt veel moeite gedaan om de sporen van de agenten uit te wissen, nauwelijks genoeg om ze de kans te geven weg te komen. In september 1962 verdween Heinz Krug in München. Hij was de baas van een dochteronderneming van Fabriek 333. In november werden twee bompakketten bezorgd op het kantoor van de directeur van het hele project, Wolfgang Pilz. De ontploffing doodde vijf Egyptische arbeiders en verwondde een secretaresse. In februari 1963 ontkwam een andere wetenschapper van Fabriek 333, Hans Kleinwachter, maar net aan een hinderlaag in Zwitserland. In april van dat jaar dreigden twee agenten van de Mossad er in Basel mee om een andere projectmanager en zijn dochter te doden. De twee kwamen maar eventjes in de cel terecht.

De anti-Egyptische campagne riep tegen die tijd vragen op bij de bondgenoten van Israël. Als een bewijs van goede wil deelde Tel Aviv zijn informatie over Fabriek 333 met de West-Duitse regering. Die zette de Duitse wetenschappers in Egypte onder druk en bood hen banen aan in Duitsland. Ze gingen zo goed als allemaal op het aanbod in – wellicht ook uit angst om er het leven bij in te schieten. Egypte zag zijn kenniscentrum leeglopen en schrapte het hele project.

SUPERKANON

In de late jaren zeventig kreeg de inlichtingendienst lucht van een plan van de Iraakse leider Saddam Hoessein. Die werkte in het geheim aan een nucleair ontwikkelingsprogramma en voor Israëlische agenten begon de jacht op een nieuwe groep wapenexperts. In juni 1980 kruisten agenten van de Mossad onverwacht het pad van de Egyptische nucleaire bolleboos Yehia El Mashad in een hotel in Parijs. Hij werkte voor Saddam en alle agenten van de Mossad hadden de opdracht om hem zonder omslag te doden. Omdat ze geen wapens bij de hand hadden, forceerden ze de deur van zijn kamer en sloegen hem dood met een knuppel. Een hoertje vertelde de politie dat ze van op de gang iets had gehoord in de kamer wat op een ruzie leek. Ze kwam niet lang daarna om het leven bij een vluchtmisdrijf, voor ze verder kon worden ondervraagd.

Het nucleaire programma van Irak liep onherstelbare schade op bij het Israëlische bombardement in juni 1981 van de reactor van Osirak. Maar Saddam Hoessein gaf daarmee zijn poging niet op om aan een krachtig wapen te komen. Hij ging snel na Osirak in zee met Gerald Bull, een Canadese ingenieur en wapenhandelaar die vanuit België opereerde. Bull had een zogenaamd superkanon uitgevonden, dat duizenden kilometers ver kon schieten. Op het moment dat Israëlische experts ervan overtuigd raakten dat Bull geen onzin verkocht, werd hij een doelwit. In maart 1990 belde een moordploeg van de Mossad aan bij het appartement van Bull in Brussel, drongen binnen en schoten hem twee kogels in het achterhoofd en drie in de rug. Andere Europese medewerkers van het Iraakse superkanonproject kregen close-upfoto’s van het lichaam van Gerald Bull in de bus. Bij de foto’s zat een boodschap: ‘Als je niet wil dat je hetzelfde overkomt, ga dan morgen niet werken.’ De Israëlische militaire leiders kunnen alleen hopen dat die boodschap nog nazindert.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content