De jongste favoriet voor de Ronde van Vlaanderen hoopt dat het zondag stormt in de koers. Letterlijk en figuurlijk. Hoe zwaarder het peloton lijdt, hoe meer Tiesj Benoot, een fan van wielerheroïek uit de oude doos, verdappert. ‘Een wielrenner die honderden kilometers tegen weer en wind in koerst, ziet eruit als een held, of hij nu gewonnen heeft of niet.’

In 2015 was hij de eerste eerstejaarsprof in veertig jaar die de top tien haalde in de Ronde van Vlaanderen. Een jaar later suggereert alles aan Tiesj Benoot – de resultaten, zijn uitstraling en statuut binnen zijn ploeg – dat dat geen toevalstreffer was. De amper 22-jarige Benoot is een wroeter die nooit opgeeft. Zijn stijl is Vlaamser dan Vlaams, enkel zijn ongebruikelijke voornaam valt uit de toon. Voor wie houdt van trivia: Tiesj komt van Tish Hinojosa, een populaire Amerikaanse countryzangeres die zelfs in het Witte Huis optrad voor president Bill Clinton. Maar Benoot heeft nog nooit een liedje van haar gehoord. ‘Op de een of andere manier is het er nooit van gekomen om haar nummers op te zoeken. Misschien vanavond, als ik voor mijn laptop zit’, lacht een van de grote beloften van het Belgische wielrennen. ‘Mijn ouders zagen haar optreden, en ze vonden dat de naam mooi klonk. That’s it, verder gaat mijn link met haar niet.’

De organisatie weet meteen wat te draaien wanneer Tiesj Benoot zondag op het podium van Vlaanderens Mooiste staat. Het is een vraag die doorgaans niet gesteld wordt aan een renner van 22: kan hij de Ronde van Vlaanderen winnen? ‘Je bedoelt: dit jaar al? Goh, je zal mij niet horen zeggen dat het niet kan’, zegt de Gentenaar zonder aarzelen. ‘Zoals het dit seizoen loopt, maak ik een goede kans om de finale te rijden en wie de laatste twintig kilometer in de kopgroep zit, die kan winnen. Er doen renners mee die sterker zijn dan ik. Fabian Cancellara stampt gewoon harder op de pedalen. Maar het blijft koers: de sterkste wint niet altijd.’

Sinds de finale gewijzigd is, werd de Ronde een erg gesloten wedstrijd.

TIESJ BENOOT: De Ronde van Vlaanderen werd een koers met duidelijke ijkpunten, terwijl het vroeger op ieder moment kon ontploffen. Iedereen wacht af tot de Oude Kwaremont. Ik heb het oude parcours van de Ronde nooit gereden, maar Tom Boonen zei me dat het veel lastiger is geworden. Een renner moet zorgen dat hij iets in de tank houdt, of de anderen maken hem af. Maar als het weer slecht is, dan breekt de koers vroeg open en krijg je toch een Ronde van Vlaanderen uit de oude doos. Ik hoop erop, eerlijk gezegd.

Wie rijdt er nu graag in regen en wind?

BENOOT: Ik. (lacht) Ik lijd daar minder hard onder dan andere renners. Laat het maar de slechtste april worden die we ooit hebben gehad.

Kom je uit een wielergezin?

BENOOT: Totaal niet, ik ben de eerste Benoot die coureur is. De liefde ontstond via de televisie. Mijn vader zette elke zondag de koers op en ik zat naast hem in de zetel en keek mee. Vooral het gevecht met jezelf fascineerde mij. Een wielrenner die honderden kilometers tegen weer en wind in koerst, ziet eruit als een held, of hij nu gewonnen heeft of niet.

Ik was zeven toen ik mijn eerste koersfietsje kreeg, een cadeau voor mijn lentefeest. Eigenlijk was het een gewone fiets met dikke banden, maar hij had wel een koersstuur. (lacht) Daar toerde ik in de buurt mee rond. Bij mijn tweede lentefeest kreeg ik een echte racefiets en begon ik wedstrijden te rijden. Ik deed het graag, maar ik was zeker geen natuurtalent voor wie het allemaal vanzelf ging. Pas op mijn zestiende won ik mijn eerste koers.

Je wacht wel nog op je eerste profzege.

BENOOT: Klopt, maar ik rijd alleen de allergrootste koersen. Daar een resultaat halen overtreft tien kleine overwinningen. Als ik echt gebrand was op die eerste zege, dan koos ik voor een makkelijkere kalender, en had ik die nul allang uitgewist.

Je mag ook niet vergeten dat ik maar een vierdejaarsbelofte ben. Veel leeftijdsgenoten moeten de overstap naar het profpeloton nog maken. Op hen pak ik heel wat voorsprong: ik doe extra ervaring op en vergaar een beetje palmares. Ik doe al mee voor de prijzen, maar het beste moet nog komen.

Je won je eerste koers toen je zestien was. Een paar jaar eerder deed je een test bij de Topsportschool. Je buisde op de fysieke proeven en werd niet toegelaten.

BENOOT: Achteraf bekeken vind ik dat moeilijk te verklaren, maar mijn testresultaten voldeden blijkbaar niet. Natuurlijk dacht ik toen dat een profcarrière niet mogelijk was. Ik ben daar een tijd triest om geweest, maar ik heb daar niet lang bij stilgestaan.

Uiteindelijk is het goed dat het zo gelopen is. Ik heb een normale jeugd gehad, op een normale middelbare school, waardoor ik misschien beter besef dat er een wereld bestaat naast de koers. Wielrennen was een hobby, geen verplichting. Ik genoot ervan om op mijn fiets te kruipen, werd jaar na jaar sterker, begon leeftijdsgenoten in te halen die mij voordien keer op keer klopten. De droom om prof te worden wakkerde weer aan, zonder dat er druk achter zat. Het woord ‘droom’ verwoordt het overigens goed. ‘Amai, het zou knap zijn als het lukt’, dacht ik maar ik geloofde niet dat het echt zou gebeuren. Die mislukte test heeft de verwachtingen zeker getemperd. Wielrennen was nooit een obsessie voor mij. Ik deed mijn best, maar als een profcontract er niet inzat, was er geen man overboord.

Je was de eerste debutant in veertig jaar die de top tien van de Ronde van Vlaanderen haalde. Wat zegt dat over jou?

BENOOT: Dat het die dag allemaal meezat. Je moet het een beetje relativeren. de Ronde van Vlaanderen is niet zo verschrikkelijk zwaar dat een jongere die niet aankan. Plus, ik ben opgegroeid langs die wegen en ken het parcours beter dan sommige profs die er al tien jaar rijden. Dan kan zo’n resultaat uit de bus vallen. Iemand zei me dat ik de jongste renner was die vorig jaar de Ronde reed. Op het WK was ik trouwens ook de jongste. Maar wat betekent dat? Iemand moet de jongste zijn. (lacht)

De Ronde van Vlaanderen was zeker de mooiste dag die ik al op de fiets meemaakte, en dan heb ik het niet over het resultaat. Ik genoot van het publiek langs de kant. Het was koersen met kippenvel.

Sinds die dag kent heel het peloton Tiesj Benoot. Maakt dat het moeilijker?

BENOOT: Ze gaan mij niet zomaar laten rijden, maar in een koers als de Ronde ben ik nog altijd meer underdog dan favoriet. De grote namen staan meer onder druk.

En toch. Als je pakweg dertigste wordt, zal je Ronde mislukt zijn. De lat ligt meteen hoog, ook al ben je maar 22.

BENOOT: Beter zo dan omgekeerd. De verwachtingen mogen hoog zijn, dat verlamt mij niet. Waarom zou ik me druk maken? De conditie is goed, ik heb er alles aan gedaan. Het enige wat een streep door de rekening zou trekken, is een lekke band of een val. Maar dat heb je niet in de hand.

Mag ik raden wie jouw favoriet is? Is het de naam die iedereen verwacht?

BENOOT: (knikt) Niemand kan ontkennen dat Fabian Cancellara supersterk oogt. Al heel het seizoen speelt hij met de pedalen.

Een aantal kanshebbers voor de Ronde van Vlaanderen, zoals Alexander Kristoff, Peter Sagan en Greg Van Avermaet zijn eigenlijk halve sprinters. Dat is voor Cancellara een probleem, maar ook voor jou. Hoe klop je die mannen?

BENOOT: Door weg te rijden, hè. De makkelijkste vraag van de dag. (lacht) Ik kan enkel winnen als ik zonder hen aankom, maar in 260 kilometer kan er veel. Vooral het stuk tussen de Paterberg en Oudenaarde biedt kansen.

Heb je een plan?

BENOOT: Dat is veel gezegd. Ik weet min of meer welke omstandigheden ik nodig heb, maar dat gaat om factoren die je niet in de hand hebt. Ik hoop op een zware koers. Hoe vroeger het hard tegen hard is, hoe beter, want dan wordt de finale iets minder explosief. Het zou ook niet slecht zijn als de grote favorieten een beetje naar elkaar loeren. Maar dat zijn veel alsen en misschienen.

In feite is de Ronde van Vlaanderen een koers zonder geheimen. Je moet zo lang mogelijk rustig blijven, want het zwaartepunt zit in de staart. Je moet de schifting overleven zonder gek te doen op de klimmetjes en dat is vooral een kwestie van op de juiste momenten vooraan te zitten. Wie dat allemaal goed afhandelt, begint bij de toppers aan de laatste beklimming van de Oude Kwaremont. Daar vallen de maskers af en zie je wie kans maakt op de overwinning.

Een citaat van Philippe Gilbert: ‘Voor je een grote koers kan winnen, moet je hem doorgronden.’

BENOOT: Volgens mij is het minder ingewikkeld. Ik denk niet dat je een paar jaar moet testen voor je de juiste formule hebt gevonden. Je moet gewoon heel sterk zijn en een beetje geluk hebben. Hoe sterker je bent, hoe minder geluk je nodig hebt, maar je kan niet zonder. Waarom wint Van Avermaet zo veel dit jaar? Niet omdat hij sterker werd. Het zit gewoon een beetje mee voor Greg.

Hij koerst wel anders dan vroeger. Van Avermaet durft tegenwoordig te linkeballen.

BENOOT: Dat is waar, maar wint hij omdat hij een klein beetje sleept? In de Tirreno-Adriatico had hij een seconde voorsprong. Je mag nog zo leep zijn als je wilt: zoiets is geluk. Het weze hem gegund, trouwens.

Dat jij zo jong al tussen de groten staat, is een illustratie van een veranderde mentaliteit in het peloton. Vroeger moesten jongeren de stiel leren door te knechten voor een kopman.

BENOOT: Het hangt er allemaal van af hoe je je manifesteert. Vorig jaar moest ik in Nokere Koerse meespringen in een kansloze vroege vlucht, maar ik kon nadien wel nog voor de ploeg werken in de finale. Daarna speelden ze mij uit als beschermde renner in Dwars Door Vlaanderen, en omdat dat meeviel, mocht ik starten in de Ronde. En hoe het daar is afgelopen, heeft iedereen gezien. (lacht) Het is snel gegaan, maar ik heb mij wel stap voor stap moeten bewijzen. Als één van die stappen mislukt, dan rijd ik nu in een dienende rol. De meeste toppers van nu zijn trouwens doorgebroken met een knal. Het is lastiger geworden om langzaam door te groeien tot het kopmanstatuut. Maar je leert wel veel door te knechten. Op kop rijden voor André Greipel heeft mij tactisch verstandiger gemaakt.

Voor een jonge coureur zou het niet gek zijn als er een terugval komt.

BENOOT: Daar ben ik mij van bewust. Ik zal niet schrikken wanneer het minder gaat, en zeker niet panikeren. Iedere coureur kent dipjes, maar je moet daar op de juiste wijze mee omgaan. Vorig jaar lag ik tijdens de Eneco Tour op de kamer bij Tim Wellens. Zijn Ronde van Frankrijk was tegengevallen en Tim was daar kapot van. De critici sabelden hem neer, maar hij had op voorhand ook iets te hoog van de toren geblazen. Je kan dan twee dingen doen: óf in een depressie sukkelen óf de kritiek gebruiken als motor. Tim deed het tweede en in de Eneco Tour viel hij niet te kloppen. Die les neem ik mee. Zelfs als heel de wereld over je heen valt, moet je in jezelf blijven geloven.

Hoe graag wil jij winnen?

BENOOT: Moet ik daar een term op plakken? Super-mega-graag! (lacht)

Graag genoeg om doping te nemen?

BENOOT: Nee, daarvoor relativeer ik de koers te veel. Ik hou van mijn sport, maar het is niet het enige waar ik voor leef, en jezelf doperen is gewoon dom. Je maakt er zoveel mee kapot, dat kan het nooit waard zijn. Gelukkig is dit een goede periode om prof te worden. Er zal ongetwijfeld hier of daar nog iemand foefelen, maar je kunt zuiver koersen en toch enig niveau halen.

De jonge renners zijn opvallend kritisch voor de vergrijpen van hun voorgangers. Dat is een trendbreuk.

BENOOT: De generaties voor ons hebben er een zootje van gemaakt. Dat ik voor elk uur van de dag moet aangeven waar ik zit zodat controleurs mij kunnen vinden, is allerminst plezant. Maar als we daarmee de sport proper maken, dan moet het maar.

Na je prestaties van vorig jaar zullen velen dit een rare vraag vinden, maar ben jij qua lichaamsbouw niet beter geschikt voor de Ardense koersen?

BENOOT: Ik heb altijd getwijfeld tussen de kasseien en de Ardennen, maar uiteindelijk rijd ik liever in Vlaanderen. Die sfeer, hoe het wielrennen hier beleefd wordt, dat vind je nergens anders. Bij het WK, de grootste koers van het jaar, staan er dertig toeschouwers in de startzone. In Vlaanderen schreeuwen de fans je zelfs in de kleinste wedstrijd vooruit. Ik word daar sterker van. Ik heb dat enthousiasme nodig.

Binnenkort rijd ik de Amstel Gold Race, als test voor de Ardennen. Als ik in de Waalse klassiekers wil uitblinken, moet ik sowieso gewicht verliezen. Dat zou lukken, maar dan is het nog de vraag of ik bij de absolute top uitkom. Dat blijft een stap in het onbekende. Van de Ronde van Vlaanderen en alle koersen in de weken daarvoor en daarna, weet ik bijna zeker dat ik de finale aankan.

Je kan op veel terreinen uit de voeten, en eindigt bijna overal waar je start vooraan. Meerijden om het peloton te vullen, is je ding niet. Je lijkt wel een jongere versie van Greg Van Avermaet.

BENOOT: Koersen om te trainen wil ik niet, dat heb ik inderdaad gemeen met Greg. Ik heb een doel nodig, iets om naar te streven. Er zijn er de laatste tijd meer die het zo aanpakken: Sagan wil ook altijd scoren, of het parcours hem ligt of niet. De pure klassieke renner, die bij wijze van spreken alleen leeft voor de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix, bestaat amper nog. Sep Vanmarcke is zowat de enige uitzondering.

Nog een overeenkomst met Van Avermaet: jullie zijn beiden gewezen doelmannen. Jij ging zelfs testen bij AA Gent.

BENOOT: Ik was een degelijke keeper, maar ik zou nooit een prof geworden zijn. Dat denk ik toch, ik stopte met voetbal lang voordat het serieus werd. Er zijn trouwens veel wielrenners met een verleden als keeper. Dat is geen toeval. In beide sporten blink je individueel uit, maar wel binnen een ploeg.

Ik zal geen objectief antwoord krijgen, want je bent naar verluidt een fan, maar speelt AA Gent kampioen?

BENOOT: Natuurlijk. (lacht) Club Brugge zal het laten afweten, en Gent zal in de play-offs opnieuw tonen dat wij de sterkste ploeg van het land zijn. Na de Amstel Gold Race heb ik drie weken vrij: ideaal om de ontknoping van het kampioenschap te volgen. Al moet er tussendoor nog gestudeerd worden. Ik volg Toegepaste Economische Wetenschappen aan de Universiteit Gent.

Een vraag die veel van je leeftijdsgenoten zal doen steigeren: is studeren voor jou werk of ontspanning?

BENOOT: Sinds ik profrenner ben, voelt dat helemaal anders. Vroeger moest het, nu is het afwisseling. Niet alle vakken interesseren mij, maar de meeste gelukkig wel, en druk om te slagen is er niet meer. Waarschijnlijk zal ik nooit meer iets doen met dat diploma. Terwijl de rest boven zijn boeken zit te zweten, is de examenperiode voor mij een vorm van vakantie, ja. (lacht).

DOOR JEF VAN BAELEN

‘Ik hoop dat de Ronde van Vlaanderen een zware koers zal worden. Hoe vroeger het hard tegen hard is, hoe beter.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content