Zaterdag vond ‘Zandeken Kermis’ plaats. Voor de laatste keer, allicht, want straks is ’t Zandeken niet meer. Het dorpje moet wijken voor de Gentse haven. Zand over ’t Zandeken. O ironie!

‘De weg naar ’t Zandeken? U slaat linksaf. Dan rechtdoor blijven gaan. Tot u aan een bord “Einde beschaving” komt. Dáár is het.’

Het is een hallucinante ervaring, die weg naar ’t Zandeken. Nee, het heeft niets met dat bord te maken. En ook niets met de zwarte vlaggen die overal wapperen. Maar des te meer met het besef dat hier straks niets meer zal zijn. Behalve veel zand. Alles wordt opgespoten: de bedrijven, de huizen, de mensen, het leven…. Het moet allemaal wijken voor de bagger van het Kluizendok, voor jobs. Afijn, voor de vooruitgang .

Stop! Hebben we dit verhaal al niet eerder geschreven? Het lijkt inderdaard sterk op dat van Doel en al die andere verzonken Scheldedorpen. Weer eens moeten gewone mensen het onderspit delven voor de macht van de havenlobby. Weer eens wint Goliath van David.

En toch is ’t Zandeken Doel niet. Dit verhaal is nog een stuk absurder. De mensen van ’t Zandeken moeten bijna per abuis weg. De havenbaronnen waren van plan die bagger elders te dumpen. Maar de regering besliste op de nipper dat gebied tot natuurgebied te verheffen. En dus moeten de mensen van ’t Zandeken nu maar oprotten.

Post!

Geachte bewoner van’t Zandeken, het algemeen nut vordert de onmiddellijke inbezitneming van de onroerende goederen, gelegen op het grondgebied van Evergem, dat nodig is voor de berging van het specie afkomstig van de aanlegbaggerwerken van het Kluizendok. Uw pand zal onteigend worden. ‘

Getekend: ‘ Gilbert Bossuyt, Vlaams minister van Mobiliteit, Openbare werken en Energie. ‘

Ik had jaren gehoopt dat die brief nooit zou arriveren’, zucht Rita. ‘Maar het was dan toch zover, na al die jaren. Eigenlijk is alle miserie begonnen op een dag in 1973. Plots kregen we te horen: ’t Zandeken en alle gronden daarrond zijn vanaf nu industriezone. Paniek, natuurlijk! U moet weten: mijn man Antoine is landbouwer, gelijk zijn vader en grootvader. Al onze gronden zijn familie-eigendom: overgedragen van generatie op generatie. Dat geef je niet zomaar op. Verhuizen was geen optie. En dus hebben ze onze landbouwgrond beetje bij beetje onteigend. In het begin hadden we vijfentwintig hectare grond, daar blijven er nog tien van over. Zoiets doet pijn. Een boer is gehecht aan zijn grond, hè. Natuurlijk begin je na te denken over je toekomst. Maar ze zeiden mij altijd: “Maak u geen zorgen, madammeke. Aan het dorp zullen we nooit raken .

Ze wisten wel beter. Jaren geleden hebben ze een touw rond ’t Zandeken gespannen en elk jaar hebben ze de strop wat harder aangespannen. Nu is het moment suprême blijkbaar daar: het dorp gaat eraan. Alleen had ik verwacht dat ze het op een fatsoenlijke manier zouden aanpakken. Dat we hier weg moeten, oké… Maar waarom hebben ze dat niet een paar jaar geleden gezegd? Dan hadden we naar dat moment kunnen toeleven. Nee, nu moeten we hier allemaal snel-snel weg. Onlangs vertelde een ingenieur mij: “De werken gaan vlot”. “Ja, ja, dat zal wel”, dacht ik. Ze zijn daar bezig met een miljardenproject. Maar mensen op een fatsoenlijke manier onteigenen: daar zijn ze duidelijk niet mee bezig.

Nog zoiets: we moeten uitkijken naar iets anders, maar we weten niet eens hoeveel geld ons huis zal opbrengen. Volgend jaar gaan ze onze laatste gronden onteigenen en in 2007 ons huis. Dat betekent dus dat we drie jaar tussen het stof en de werken zullen moeten leven. Volgens de nieuwe gewestplannen bestaan wij nu zelfs niet meer. Ze hebben ’t Zandeken als één groot paars vlak ingekleurd. Op de vorige plannen stonden nog wat gele plekken, maar die zijn nu weg. En dat merk je ook. Een paar maanden geleden werd zonder commentaar een van de twee toegangswegen naar ’t Zandeken afgesloten. Toen zaten we helemaal geïsoleerd. Pas na heel veel protest is die toegangsweg terug opengegaan.

Wat we nu gaan doen? Ik weet het niet. Mijn man is 56. Dat is te jong om al met pensioen te gaan en te oud om opnieuw te beginnen. Dat geldt niet alleen voor ons. De meeste mensen in ’t Zandeken gaan kapot van de onzekerheid. Ze zeggen dan wel: “We leggen ons bij de beslissing neer. ” Dat komt omdat iedereen nu met geldzaken bezig is. Hoeveel gaan we krijgen voor ons huis? Maar het emotionele aspect- afscheid nemen van een dorp waar je altijd hebt gewoond- dat schuiven ze voor zich uit. Straks, als hét moment daar is, zullen velen het heel moeilijk krijgen. De valiezen die in de gang staan, de deur voor de laatste keer sluiten…’

Geklop op de deur. Het is Rita’s dochter. ‘Ik kom altijd graag naar mijn ouders’, zegt ze. ‘Nu het nog kan. Ik vind het een heel wreed idee dat er straks zelfs geen spoor meer van mijn kindertijd zal zijn terug te vinden. Dat ik nooit meer tegen mijn kinderen zal kunnen zeggen: “Hier is mama opgegroeid. “‘

‘We zullen ’t Zandeken allemaal onvoorstelbaar missen’, zegt Rita. ‘Ik heb hier 29 jaar gewoond. Weet je, ik ben eigenlijk afkomstig uit het dorp Kluizen , dat twee kilometer verder ligt. Maar ’t Zandeken, dat was een wereld op zich. Eigenlijk wonen er maar vier, vijf families. Maar heel veel mensen zijn met elkaar getrouwd. (lacht) Ik heb ook nooit iemand horen zeggen: ik ga naar hét dorp. Nee, ’t Zandeken dat was hét dorp.’

Over naar de wereld

‘Herinnert ge u nog die garagist? Hoe heette hij nu ook al weer? Hij had een café en een garage. Je kon daar niet binnengaan en zeggen: “Herstel mijn auto eens. ” Dat pikte hij niet. Nee, je moest eerst in zijn café binnengaan, een pint drinken en dan aan de toog zeggen: ” A propos, mijn auto is kapot. ” En dan wou hij al eens een efforeke doen (lacht).’

Groot is ’t Zandeken niet: een paar straten maar, een honderdtal huizen. Het is eigenlijk meer een gehucht, waar je de poëzie nog van straat kan rapen. Er staan nog oude telefoonpalen, met bonzende draden. En ’s avonds lopen er nog mensen op straat. Om verhalen te vertellen, over al die legendarische figuren die hier ooit hebben rondgelopen. Al worden die verhalen vandaag steevast voorafgegaan door twee vragen: ‘Weten jullie al iets?’ En: ‘Waar gaan jullie naartoe?’

Lora, Marcella en Angèle weten het nog niet. De drie zussen wonen al heel hun leven in ’t Zandeken. Net naast elkaar, in drie identieke huisjes. Dát is poëzie.

”t Zandeken was een aparte côté‘, zegt Lora. ‘Met speciale figuren. Er hebben hier zelfs drie travestiesten gewoond! Ze hadden altijd een roze Cadillac voor de deur staan. Elke zomer, tijdens Zandeken Kermis, mocht elke man met hen dansen. Dat was het hoogtepunt van het jaar.’

Marcella: ‘In ’t Zandeken viel altijd wel wat te beleven. Weet u, er was hier zelfs een zoo. Echt waar, met wilde beesten. Intussen is die allang gesloten, hoor, door de schuld van Michel Vandenbosch van GAIA. Nu, misschien maar goed ook. Die dieren werden helemaal verwaarloosd. Op het einde kwamen er nauwelijks nog bezoekers: twintig man per week, misschien.’

Lora: ‘Nu zijn wij de opgejaagde dieren. Ik ben vooral ontgoocheld over de politici. Neem nu Paul Van Grembergen. Nu is hij weer burgemeester. Maar toen hij minister was in Brussel had hij toch een goed woordje kunnen doen voor ons? Een paar weken geleden hing iemand een verkiezingsaffiche van hem voor het raam. Ik vroeg direct: “Waarom toch?” Hij heeft ons zo hard in de steek gelaten?’

De zussen zwijgen even. Plots wijst Lora naar buiten, naar een verlaten huis. ‘Daar woonden jonge mensen. Een tijdje geleden zijn ze vertrokken. Die hemme kapitaal, hé meneer. Ik vind het heel erg dat ze hun huis zomaar laten verloederen. Kijk naar dat onkruid: ik ben soms beschaamd dat ik hier woon. Zeg, als ge foto’s neemt: mooie huizen trekken, hé. Anders denken de lezers van uw boekske dat het niet erg is dat ’t Zandeken verdwijnt. Dat het toch maar een hoop vuiligheid was.’

Marcella: ‘Wel spijtig dat hier de oude mensen overblijven. Er woont hier nog een man van 93 jaar. Hij zegt: “Ik vertrek hier niet meer levend. ” En zo is dat. Een tijdje geleden is hier nog een oud menske moeten vertrekken. Wel, een jaar later was ze dood.’

‘Weet je wat ik het meeste ga missen?’, zegt Lora. ‘De verbondenheid. Hoe lang wonen wij nu naast elkaar? Zestig jaar? Wij kennen elkaar door en door. Als er iemand om halfacht zijn rolluik nog niet open had gedaan, dan wisten we: er is iets aan de hand. De sociaal bemiddelaar zegt dan wel dat we in de toekomst dicht bij elkaar zullen wonen. Maar naast elkaar wonen, dat is zo goed als uitgesloten. Daar heb ik heel veel schrik voor.’

Post! (bis)

‘Beste inwoners, Al geruime tijd wacht u op een definitieve beslissing rond de toekomst van uw buurt, uw straat, uw huis. U wilt terecht weten waar u aan toe bent en hoe u verder kan met uw leven. Op 11 juni 2004 werd door de Vlaamse regering de knoop doorgehakt en een sociaal begeleidingsplan voor de mensen van het Zandeken goedgekeurd. Het is mijn taak dit plan uit te voeren en daarbij zoveel mogelijk rekening te houden met uw wensen en verzuchting. Met vriendelijke groeten. Roeland Aelbers, uw sociaal bemiddelaar, 28 juni 2004.’

Roeland Aelbers??? Dé Roeland Aelbers? Inderdaad. Ooit was hij sociaal bemiddellaar in Doel. In De Bres, het boek van Chris De Stoop, vergeleek een boerenknecht hem toen met de watergeest Osschaert. ‘Hij springt ongevraagd op je rug en laat niet los.’

Ook in ’t Zandeken is Aelbers veelbesproken. Iemand zegt: ‘Iedereen zit op zijn kap. Maar ik geloof hem. Hij staat aan onze kant.’ Iemand anders: ‘Ik heb niets tegen de persoon Aelbers, wel tegen zijn functie. Hij is gelijk een kinesist. Hij moet ons zo snel en zo goedkoop mogelijk buiten masseren.’

‘Ach’, zucht Aelbers, ‘dat zeggen de mensen. Ik begrijp wel dat ze mij als een soort bliksemafleider zien, de boodschapper op wie ze graag schieten. Ze vereenzelvigen mij met de overheid, wat natuurlijk niet het geval is. Ik heb niet beslist dat ’t Zandeken moet onteigend worden. De regering heeft mij alleen aangesteld om hen te helpen. En dat zal ik ook doen. Je mag ’t Zandeken niet met Doel vergelijken , want dat zijn twee totaal verschillende dossiers. Over Doel is altijd een mist van onduidelijkheid gespoten. Vijfennegentig procent van de mensen hebben hun huis daar – tot hun tevredenheid – verkocht, maar er is dus nooit een onteigeningsbesluit geweest. In ’t Zandeken is dat wel het geval. De mensen moeten hier weg, ze hebben geen andere keuze. En dat wisten ze al lang: ze wonen er al dertig jaar zonevreemd. Bovendien zijn ze goed geïnformeerd. Er is onlangs een infovergadering geweest en iedereen in ’t Zandeken heeft een brief gekregen, waarin staat wanneer hij juist weg moet. En nu krijgen ze deze nieuwsbrief met uitleg over het sociaal begeleidingsplan. Nu, de mensen van ’t Zandeken zullen dat blijven zeggen zolang ze niet weten hoeveel ze krijgen voor hun huis. Een normale reactie: iedereen zou zo reageren. Stel u voor: je moet op zoek naar een nieuwe woonst, maar je weet niet hoeveel je mag besteden.

Toegegeven, dat sociaal begeleidingsplan had er veel vroeger moeten komen. Maar dat is niet mijn schuld, hé. Ik zou de mensen veel meer tijd gegund hebben, zodat ze alles kunnen laten bezinken en verwerken. U begrijpt: voor veel oude mensen is dit een emotioneel drama. Ze hebben daar altijd gewoond. Al is mijn ervaring dat zij uiteindelijk nog meer gezond verstand aan de dag leggen dan jonge mensen. Op dit ogenblik zitten ze in een moeilijke fase. Maar als ze alles op een rij zetten, beseffen dat ze dat ze de laatste fase van hun leven deugdelijk willen afronden. Iedereen wil overleven.’

Niet iedereen wordt op hetzelfde moment onteigend – sommige mensen pas over twee jaar. Maar intussen moeten ze wel blijven leven in een stofdorp. Aelbers: ‘Er zullen twee toegangswegen blijven tot het dorp, daar sta ik garant voor. Ik denk niet dat ’t Zandeken echt onleefbaar zal worden. Die onleefbaarheid zit vooral in het hoofd van de mensen. Het is ook niet makkelijk natuurlijk: mensen zien vertrekken, terwijl jij alleen achterblijft. Maar goed, het is nu zo: de regering heeft beslist in fasen te onteigenen en alleen daarvoor geld uit te trekken. Daar moeten we mee leren leven.’

Er zijn ook nieuwe huizen in ’t Zandeken gebouwd. Wie heeft daar in godsnaam een bouwvergunning voor verleend? Aelbers: ‘Dat is inderdaad een schande. Meer wil ik daar niet over zeggen.’

Ik blijf!

De avond valt over ’t Zandeken. Nog een laatste glas gaan drinken bij Roger en Christine. Wonen hier ook al jaren. Elk jaar organiseren ze mee Zandeken Kermis. ‘In de buurt van Gent zijn wel meer kermissen’, vertelt Roger. ‘Ieder gehucht heeft zijn eigen kermis. Maar onze kermis , dat is de plezantste. Al zal het dit jaar waarschijnlijk de laatste keer Zandeken Kermis zijn. Volgend jaar zullen er te weinig mensen zijn om nog kermis te vieren. Daarom hebben we alle oude mensen van ’t Zandeken uitgenodigd. Om nog één keer samen te feesten. Hopelijk draait het niet uit op ruzie.’

Wablief? ‘Begrijp me niet verkeerd: ’t Zandeken hangt heel goed aan elkaar. Het was één grote vriendenclub: iedereen kende iedereen. Maar sinds het nieuws van de onteigeningen bekend is, zijn de ruzies begonnen. Gisteren was het zover. Iemand zei: “Ik hoop twee miljoen te krijgen voor mijn huis. ” Waarop iemand anders: “Twee miljoen!? Zot! Dat gaat ge er nooit voor krijgen. ” En zo ontstaat er dan onenigheid. Doodjammer. Maar misschien is dat wel de bedoeling van die grote meneren.’

‘Natuurlijk is dat hun bedoeling’, bromt Christine. ‘Dat zijn wij voor hun waard.’ Ze knipt met haar vingers in de lucht. Ze bedoelt niets.

‘Mij krijgen ze hier niet zomaar buiten. Ik blijf. Al moeten ze mij hier uitroken. Een tijdje geleden ben ik naar een vergadering met een aantal ingenieurs geweest. Op een bepaald moment zei een van die mannen: “Beste mensen, we zijn helemaal niet geïnteresseerd in jullie huizen, alleen in jullie grond. ” Razend was ik. Dat deed onvoorstelbaar veel zeer. Misschien dat onze huizen voor hen niets waard zijn, maar voor ons zijn het paleizen. Alles zit daarin: onze trots, werklust…

Een paar weken geleden hebben ze weer twee huizen afgebroken. Weet je hoe lang dat duurt vooraleer zo’n huis tegen de vlakte ligt? Twee dagen! En dan is er niets meer. Een heel leven aan gewerkt, maar in twee dagen is het weg.’

Gaat ze ooit terugkeren, als het ooit zover komt? ‘Nee’, zegt Christine beslist, ‘dan wil ik ’t Zandeken nooit meer zien.’

Addendum

Dit weekend had voor de laatste keer Zandeken Kermis plaats. Het draaide niet uit op ruzie. ’t Was leute, gelijk ze hier zeggen . Eén beeld, voor de eeuwigheid: op het bal, ’s nachts, stond plots een oude man recht, pakte de eerste de beste soulmama bij de heupen en danste samen met haar de nacht in. Non, non, rien n’a changééééééé…

Nee? Pietje De Leugenaar, die verdwaalde tovenaar-filosoof uit het ontzielde Oosterdonk, zei ooit: ‘Ze hebben ’t dorp de kop afgekapt, maar ’t hart is blijven kloppen. En als alles hier al lang onder ’t zand ligt, dat zal ’t hart van het dorp blijven kloppen. Dat is gelijk het hart van de schildpad. Als ge ne schildpad slacht, dat hart valt ook niet stil. Dat blijft kloppen. Dagen aan een stuk. Er is niks zo sterk als ’t hart van een schildpad.’

Door Stijn Tormans

‘Maar madammeke, zei hij, wij zijn helemaal niet in uw huis geïnteresseerd. Alleen maar in uw grond. Razend was ik!”Het hart van ’t Zandeken zal blijven kloppen. Gelijk het hart van een schildpad.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content