Herman Jacobs
Herman Jacobs Medewerker Knack

Info : Peter Terrin is schrijver.

Ik stond voor een immense poort; daarboven, in een boog van smeedijzeren letters, de woorden De Grote Doorbraak. Ik klopte al geruime tijd aan, de huid op mijn knokkels was stuk, en ik had het hout besmeurd met bloed. Achter de hoge vestingmuren moest zich een uitgestrekt domein bevinden, daarom was het belangrijk om hard en lang aan te kloppen, anders zou niemand het horen. De poort was een mastodont, de stormram waarmee nu en dan iemand kwam aanzetten, veroorzaakte nauwelijks een deukje. Toen ik, op een stil moment, aan de andere zijde voetstappen hoorde, dacht ik dat men eindelijk de Krachten verenigd had en nu samen voor mij de poort zou openmaken.

Tot mijn verbazing verscheen een man uit een laag deurtje, uitgespaard in de rechterhelft van de poort; gebukt kwam hij naar buiten. Hij was gemaskerd en vroeg: ‘Wat is er?’ Ik vond het vanzelfsprekend dat hij onherkenbaar was, maar niet geblinddoekt, zoals Vrouwe Justitia, want het Oordeel was allesbehalve blind. ‘Mag ik alstublieft binnenkomen?’ Een onverholen monkellachje was mijn deel. ‘Ik ben geduldig geweest, en erg vlijtig’, bracht ik in. ‘U bent nog jong. Beloften moeten op hun beurt wachten, dat weet u toch.’ ‘Al negen jaar lang ben ik een belofte,’ zei ik beheerst, ’terwijl ik inmiddels vier boeken heb geschreven. Overigens heb ik me nooit jong gevoeld; ik ben oud geboren, zo rond de zestig.’ ‘Is dat uw verklaring voor de Foto?’ ‘Ik begrijp niet wat u bedoelt.’ ‘De Foto waarop u dat zure gezicht trekt.’ ‘Dat is een artistieke interpretatie van een groot fotograaf.’ Hij schudde het hoofd. ‘Geen geldig argument: kunst in een auteursfoto doet niets ter zake, eerder afbreuk.’

Zo’n twintig meter verder, aan mijn rechterzijde, werd een verborgen luik opgehaald, waarna een gouden deur openzwaaide. Twee lakeien in livrei hingen een vaandel op, in het brokaat spelde zilver het opschrift: Eeuwige Roem; ze rolden een rode loper uit, en gingen vervolgens, bazuin in de aanslag, aan weerskanten op wacht staan. De gemaskerde man keek op zijn bizarre polshorloge en zuchtte: ‘Oktober alweer…’ Om zijn aandacht bij mij te houden, zei ik dat mijn boeken tal van goede recensies hadden gekregen. ‘Daarom ook bent u een belofte’, sprak hij. Zijn reactie maakte me moedeloos, toen ik plots zijn arm om mijn schouders voelde. ‘U hebt toch Blanco geschreven? En Vrouwen en kinderen eerst? Ik heb beide verslonden. Die uitgepuurde taal, de sluipende bevreemding, de kristalheldere ondoorgrondelijkheid: grandioze romans. Puik werk!’ Ik was, een ogenblik, met stomheid geslagen. ‘Waarom laat u mij dan niet binnen?’ De man lachte smakelijk. ‘Literatuur is mijn hóbby’, verklaarde hij. ‘Dat heeft niets met mijn dagtaak te maken.’

Op zijn aangeven hurkten we samen voor het lage deurtje. Ik zag een groot, leeg betegeld plein, er heerste een doodse stilte. Rondom torenhoge muren met kleine ramen, als opbergvakjes. Slechts een paar kamers, op de allerhoogste verdieping, werden op-gelicht door een bureaulamp. ‘De meesten zijn op pad’, zei de gemaskerde man dicht bij mijn oor. ‘Interviews, beurzen, talkshows, spelprogramma’s. Het is weer een drukte van belang…’ Een afgrijselijke kreet scheurde de stilte middendoor: een dame werd, spartelend als een bezetene, uit het gebouw verwijderd. Drie mannen sleepten haar aan de lange, blonde haren over het plein. ‘Arme barones’, mompelde de man, toen hij het smartelijke tafereel aan mijn oog onttrok. ‘En u, terug in de rij’, zei hij streng. ‘Maar niet te ver, daar, tussen uw stadsgenoten, C.V. en B.K.’

Naast ons sloegen de bazuinen aan. Iedereen in de rij keek naar rechts, naar de rode loper, waarover een onherkenbaar oude man naar de gouden deur schuifelde, diep voorovergebogen, alsof hij decennialang het verdriet van een heel land op zijn rug had moeten torsen.

Peter Terrin

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content