Slovenië is zonder twijfel de meest anonieme ‘nieuwe’ lidstaat van de Europese Unie. Maar ook de meest succesvolle.

Slovenië is een onopvallend landje. Toen het in 2004 samen met negen andere landen toetrad tot de Europese Unie, ontsnapte het een beetje aan de aandacht. Iedereen gooide het op een hoopje met landen als Tsjechië of Polen, en beschouwde de ex-communistische, Oost-Europese lidstaten als één groot en grauw blok van ouderwetsheid, armoede en achterstelling. Dat Slovenië westelijker dan Wenen ligt, en zelfs in de Joegoslavische tijd al relatief welvarend was, wist vrijwel niemand. Een kleine minderheid van de Europese toeristen kende misschien de grotten van Postojna, de lippizanerpaarden van Lipica, het natuurpark rond de Triglav of het meer van Bled. Maar voor het grote publiek dat liever naar Frankrijk, Italië of Oostenrijk op vakantie trok, bleef het berglandje van 2 miljoen inwoners een terra incognita.

Binnenkort komt daar ongetwijfeld verandering in. Deze week heeft Slovenië de euro ingevoerd, en is de tolar samen met zijn kleine broertje de stotin definitief in de vergeetput beland. Dat betekent dat er ook gloednieuwe euromunten geslagen zijn, met nationale symbolen op één zijde. Gelieve dus niet raar op te kijken als u binnenkort bij de kruidenier een stuk van 50 cent terugkrijgt met de Triglav-berg erop. Of een 2 euromunt waarop de Sloveense nationale dichter France Preseren – nog zo’n lokale beroemdheid – figureert.

Natuurlijk is de kans dat u meneer Preseren of de lippizaners (20 eurocent) in uw geldbuidel opmerkt, voorlopig klein. De voorraad Sloveense euro’s is relatief beperkt en de meeste muntjes zullen vermoedelijk niet meteen de Alpen oversteken. Maar hoe zeldzaam de Sloveense muntjes in onze contreien ook zullen zijn, voor de Slovenen zelf is de overschakeling nu al een groots evenement.

En iets om trots op te zijn: van de tien nieuwe lidstaten van 2004 is Slovenië de eerste die de euro invoert – Litouwen en Estland zijn over de laatste horde gestruikeld. Wie wil toegelaten worden tot de Europese Monetaire Unie (EMU), moet immers voldoen aan de zogeheten ‘convergentiecriteria’: een begrotingstekort onder de 3 procent, een staatsschuld van maximaal 60 procent van het bbp, een lage inflatie en een rentestand die niet te veel van het gemiddelde afwijkt. Slovenië voldeed moeiteloos aan die criteria: het land staat economisch nu al sterker dan eurolanden als Portugal en Griekenland, en de nationale rekeningen ogen veel gezonder dan die van het gemiddelde EMU-land.

Ook op andere vlakken mogen de Slovenen zich trouwens de beste leerling van de klas van 2004 noemen. Volgend jaar wordt Slovenië deel van de Schengenruimte, een zone van dertien EU-landen plus IJsland en Noorwegen, waarin vrij reizen zonder grenscontroles mogelijk is. En op 1 januari 2008 zullen ze voor de eerste keer een EU-voorzitterschap op zich nemen, een klus die voor een dwergadministratie als de Sloveense wellicht nog de grootste krachttoer wordt.

Eigenlijk jammer dus dat het Sloveens zo’n vreselijk moeilijke taal is. De aandacht en de publiciteit die het land de komende twee jaar krijgt, had France Preseren (1800-1849) postuum nog heel wat fans kunnen opleveren.

Gerry Meeuwssen

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content