Marnix Verplancke

Wat is de waarde van een ooggetuigenverslag? En wat is waarheid tout court? In ‘De blinde huurmoordenaar’ schuwt Margaret Atwood de grote thema’s niet. Maar ze speelt ook met de lezer en combineert schandaalroman met sf-verhaal en Ovidius met kookboekcitaten.

Net zoals de grote schilders uit het verleden een ploegje medewerkers achter zich hadden die het ruwe werk deden, waarna de meester het karwei afmaakte met een paar voor zijn hand typische penseelstreken, zo zijn er tegenwoordig schrijvers die researchers betalen om het historische opzoekingswerk voor hen te doen. We begrijpen nu waarom Rubens of Rembrandt zoveel doeken konden achterlaten en ook het waanzinnige publiceerritme van Peter Ackroyd is er meteen mee verklaard. Met haar drie onderzoekers in dienst is de Canadese Margaret Atwood maar klein bier in vergelijking met het kantoor dat de Londense grootmeester erop na houdt. En misschien ook net daarom hoeft ze niet ieder jaar een boek op de markt te brengen, waardoor de kwaliteit van wat zij schrijft een stuk hoger ligt.

Aan De blinde huurmoordenaar – bekroond met de Booker Prize – is alvast heel wat historisch zoekwerk voorafgegaan, zo merk je meteen. Het boek overspant meer dan een eeuw, van de jaren 1870 tot vandaag, en bruist van de saillante details en de opmerkelijke vondsten. De bejaarde Iris Chase gaat erin op zoek naar haar verleden, in de hoop dat ze door het verhaal te vertellen op meer begrip zal mogen rekenen bij haar kleindochter Sabrina en dat het meisje daardoor haar oma nog eens zal willen ontmoeten. Iris’ leven is trouwens maar een dooie bedoening: haar man pleegde zelfmoord, haar dochter ging eronderdoor aan drugs en haar zus Laura pleegde in 1945 ook al zelfmoord door met de auto van een brug te rijden.

Het is trouwens met de dood van deze vrouw dat Atwoods roman begint, en met een paar fragmenten uit Laura’s boek dat in ’47 gepubliceerd werd, De blinde huurmoordenaar. In deze schandaalroman ontmoet de jonge vertelster regelmatig een aantrekkelijke, zinnelijke socialist. Een beetje als in een omgekeerde Sheherazade vertelt hij haar iedere keer een stukje van een sf-verhaal dat hij aan het schrijven is en dat over – het derde niveau – een blinde huurmoordenaar gaat. Het verhaal speelt op de planeet Zycron, in de stad Sakiël-Norn. De kleine jongetjes van de onderkaste worden er gebruikt om zulke fijne tapijten te weven dat ze er na heel korte tijd blind door worden.

Hoe meer kinderen een tapijt blind heeft gemaakt, hoe kostbaarder het geacht wordt. Omdat de jongetjes daarna nog maar voor weinig goed zijn, worden ze in een offerritueel ingezet: ze moeten onschuldige meisjes doden. In het verhaal spannen zo’n voor het offer stom gemaakt meisje en een blinde jongen samen om te ontsnappen.

WOELEN IN HET VERLEDEN

Iris’ gewoel in het verleden brengt aan het licht dat de man uit Laura’s boek werkelijk heeft bestaan. Tussen de twee wereldoorlogen in arriveerde Alex in Port Ticonderoga, op de vlucht wegens zijn vakbondsactiviteiten. Iris en Laura werden meteen smoor op hem, maar het was Iris die hij verkoos. Aan de idylle moest uiteindelijk een einde komen omdat vader Chase zijn door tanend succes geplaagde knopenfabriek aan nieuw geld wou koppelen, wat alleen kon door Iris uit te huwelijken aan de rijke, extreem-rechtse Richard Griffen. Waarom pleegde Laura zelfmoord, is een van de vragen waar je als lezer mee zit. Wie had er nu in feite een relatie met Alex, want zowel Iris als Laura schrijven over hem? En – want Atwood is niet bang van de grote thema’s – wie of wat is die blinde huurmoordenaar? Is het een metafoor voor de liefde, of is het iets veel universelers en zijn we allemaal blinde huurmoordenaars voor elkaar?

Margaret Atwood kruipt niet alleen voorbeeldig in de huid van de bejaarde Iris Chase – je hoort de steunende, door licht zelfmedelijden geplaagde stem door je hoofd klinken -, ze houdt er ook van spelletjes te spelen met de lezer. Zo zijn er de verschillende niveaus waarop de titel van het boek steeds iets anders gaat betekenen, en ook heel geslaagd is de manier waarop zij in haar boek de kloof tussen de hoge en de lage cultuur weet te slechten. Het hoogstaande literaire werk wordt immers constant onderbroken door Laura’s sf-verhaal. Ovidius en Tennyson boksen op tegen citaten uit kookboeken en politieke slogans.

En dan zijn er de krantenartikelen. Deze illustreren niet alleen de couleur locale – zowel qua plaats als qua tijd -, maar bieden ook de sleutel tot een ander thema van deze roman: de waarheid en hoe die soms in fictie beter verwoord kan worden dan in de realiteit. Atwood gebruikt immers echte artikelen die ze vervolgens licht aanpast.

Net zoals bijvoorbeeld E.L. Doctorow in Ragtime doet, laat ze haar personages in de voor iedereen bekende geschiedenis bewegen. Niet alleen worden ze daardoor een stuk geloofwaardiger, ze stellen daardoor ook vragen bij het waarheidsgehalte van deze geschiedenis zelf. Wat is een ooggetuigenverslag wel waard? Wat is waarheid tout court? Is Laura’s roman per definitie minder waar dan de herinneringen die Iris ophaalt? Kan deze oude vrouw haar geheugen vertrouwen, of is haar geest zo sterk en op zelfbehoud gericht dat zij wat echt is gebeurd in het boek van haar zus zal moeten lezen? Het zijn fascinerende vragen; de vragen waar goede romans uit gemaakt zijn.

Margaret Atwood, De blinde huurmoordenaar, Bert Bakker, Amsterdam, 495 blz., 820 fr.

Marnix Verplancke

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content