Historica Maartje van der Laak laat Heksenjacht, een nieuw, fascinerend boek over een van de gruwelijkste hoofdstukken uit onze geschiedenis, beginnen bij het verhaal van Elisabeth Vlamyncx. Een dag voor Kerstmis 1595 liet Vlamyncx, een al wat oudere vrouw van stand uit Ninove, het leven op een brandstapel in Gent.
Heks; iedereen kon het zijn. Van der Laak begint haar uiteenzetting niet toevallig met dit verhaal. De verbranding van Elisabeth Vlamyncx is onder meer illustratief omdat de heksenwaan in de eerste plaats oudere vrouwen trof. Tegelijk maakt het verhaal duidelijk dat de roddels, verdachtmakingen en achterdocht die tot een veroordeling konden leiden, werkelijk iedereen konden treffen. Ook rijke, notabele vrouwen als Elisabeth Vlamyncx.
Maar er is nog iets dat dit verhaal zo verbazingwekkend maakt. Vlamyncx, en met haar duizenden andere slachtoffers, werden veroordeeld tijdens de renaissance. Dat was – zo hebben we toch geleerd – de tijd waarin wetenschap en humanisme het wonnen van ideeën uit de ‘duistere middeleeuwen’. Toen Vlamyncx tot de brandstapel werd veroordeeld, was de copernicaanse revolutie al een halve eeuw oud. Desiderius Erasmus was al even lang dood, net als Leonardo da Vinci. De nieuwe ideeën hadden het 16e-eeuwse Vlaanderen echt wel bereikt. Maar zoals Van der Laaks boek overtuigend laat zien: de gevolgen waren zeker niet over de hele lijn positief.
‘Renaissance betekent letterlijk wedergeboorte. Er wordt teruggegaan naar de klassieke oudheid, die herontdekt wordt en op een voetstuk gezet’, vertelt Van der Laak. ‘Dat geldt onder meer voor het Romeinse recht. Dat recht wordt in onze contreien geïntroduceerd in de loop van de zestiende eeuw, en zorgt voor veel strengere veroordelingen. Het betekent bijvoorbeeld dat martelpraktijken weer toegestaan zijn. Daarnaast zien we een, in deze context minstens zo belangrijke, algemene verstrenging tegenover magische praktijken. De middeleeuwse samenleving was van magie doordesemd. Vormen van witte magie werden toen niet bestraft. Dat verandert in de 15e en 16e eeuw, als de inquisitie start, en alle magische praktijken als des duivels worden beschouwd en strafbaar worden. De logica daarachter is dat zowel zwarte als witte magie een ontkenning is van het bestaan van God.
In de 15e eeuw werden ongeveer evenveel mannen als vrouwen het slachtoffer van heksenvervolging. Tijdens de volgende eeuw zie je dat het aandeel vrouwen groeit tot 80 procent.
Maartje Van der Laak: De renaissance was sowieso een stuk minder vrouwvriendelijk dan de middeleeuwen. Vrouwen hadden tijdens de middeleeuwen aanzienlijk veel meer rechten. Zo konden ze eigendom bezitten en zelf hun testament bepalen. Dat is veranderd met de introductie van het Romeinse recht in de zestiende eeuw. Van dan af moet de vrouw voor ongeveer alles de toestemming vragen aan haar man of, als die er niet was, haar vader of een broer. Tegelijk veranderde, door de opkomst van grotere manifacturen, zeg maar kmo’s, ook de economische positie van de vrouw. In mijn boek noem ik de productie van bier, die in de middeleeuwen vaak in handen was van huisbrouwsters, de zogenaamde alewives. In de zestiende eeuw worden ze beconcurreerd door grotere producenten, die vaak in handen waren van mannen.
Hoe Halloween ons veroverde: ‘Parallel met katholieke Allerzielen is niet toevallig’
Maar minstens zo belangrijk is de ontwikkeling van de demonologie, de tak van de theologie die boze geesten bestudeert. Zo was er, eind 15e eeuw, Formicarius (het ‘Mierenboek’) van Johannes Nider, een van de eerste boeken die uitvoerig ingaan op hekserij. Nider legt uit dat vrouwen, wegens hun zwakkere gestel, minder in staat zijn om weerstand te bieden aan de listen van de duivel en daardoor makkelijker heks worden. Enkele jaren later verschijnt dan De Heksenhamer van Heinrich Kramer, een dominicaner-monnik. Van het boek raakten in korte tijd 30.000 exemplaren verkocht. Het moet een van de eerste bestsellers ter wereld zijn geweest. In het boek vinden we onder meer het idee terug dat alle hekserij voortkomt uit de vleselijke begeerte, ‘die bij de vrouw onverzadigbaar is’.
De heksenjacht had een duidelijk misogyn karakter. Toch was het volgens u, anders dan vaak wordt aangenomen, géén poging om een soort van feminisme avant la lettre te onderdrukken.
Van der Laak: Ik weet dat dat een populair idee is. Het is, gezien het duidelijk vrouwonvriendelijke karakter van die heksenjacht, ook verleidelijk om dat te denken. Maar de bronnen staven die theorie niet. Het waren zeker niet alleen onafhankelijke of vrijgevochten vrouwen die in het vizier kwamen. De heksenjachten richtten zich evengoed op bedelaressen of notabelen. Ook zie je vaak hoe vrouwen die opgepakt worden de volle steun krijgen van hun echtgenoot. Ook dat vind ik belangrijk om te benadrukken.
U wijst erop dat machtige onafhankelijke vrouwen als Sigrid Kaag of Hillary Clinton op sociale media opmerkelijk vaak ‘heks’ worden genoemd. Hun onafhankelijke, vrijgevochten status speelt hier allicht wél een rol.
Van der Laak: Dat heeft vooral te maken met de weerstand die een vrouw met macht bij sommige groepen nog altijd oproept, vermoed ik. Maar de heksenvervolging is historisch gezien niet voortgekomen uit een weerstand tegenover machtige vrouwen. Ten gronde ging het over een klassiek zondebokmechanisme. De vervolging kwam op gang in een periode die gekenmerkt werd door een kleine ijstijd, misoogsten, ziektes en een verminderde vruchtbaarheid. Voor die rampen bestond geen verklaring, tenzij een theorie die zegt dat dit het werk van de duivel is, en dat vrouwen veel gevoeliger waren voor zijn listen. De duivel zorgde voor een waar angstklimaat. Tegelijk zorgde het duidelijke vijandbeeld dat door boeken als De Heksenhamer naar voren werd gebracht, ook voor een vorm van macht, in de zin dat je een dader kunt aanduiden en vervolgen.
‘De vervolging kwam op gang in een periode die gekenmerkt werd door een kleine ijstijd, misoogsten, ziektes en een verminderde vruchtbaarheid.’
De slachtoffers van de heksenvervolging waren niet alleen in meerderheid vrouw. 75 procent was ouder dan vijftig jaar en vaak ook alleenstaand. Zijn daar verklaringen voor?
Van der Laak: Het wantrouwen tegenover oudere vrouwen had zeker ook te maken met toen algemeen verspreide ideeën over menstruatie, en dat die nodig was om ‘vuiligheid’ uit het lichaam te verwijderen. Omdat oudere vrouwen niet menstrueren, dacht men dat die vuiligheid zich ophoopte in het lichaam. Dat zou hen nog vatbaarder maken voor een pact van de duivel. Ouderen, en zeker alleenstaanden, konden zich doorgaans ook minder goed verdedigen. Ze hadden een minder ruim netwerk dat je in het geval van een beschuldiging te hulp kon schieten.
Ook opvallend: klassieke zondebokken als Joden, zigeuners en moslims wisten over het algemeen de dans te ontsnappen.
Van der Laak: De verklaring daarvoor is eenvoudig. Een heks is een gevallen christene. En dat zijn de gevaarlijkste mensen. Filips II van Spanje, die tijdens de tweede helft van de 16e eeuw over de Nederlanden regeerde, heeft dat ook ongeveer letterlijk zo geschreven. Van alle ketters waren de heksen volgens hem de meest verderfelijke. Dat is niet helemaal onbegrijpelijk. Het waren ‘onze mensen’. Het kan, zonder dat je er erg in hebt, je eigen buurvrouw zijn die een pact met de duivel heeft gesloten. Dat maakt het extra beangstigend. En die angst werd ook gevoed door de pastoor, die mensen elke zondag inprentte dat ze heel oplettend moesten zijn. Dat voedde het wantrouwen, met dramatische gevolgen. Historici hebben aangetoond dat het leidde tot een klimaat waarin burenhulp werd afgeraden. Iedereen moet maar voor zichzelf zorgen, want voordat je het weet ben je behekst.
Het ‘succes’ van de heksenvervolging had allicht ook te maken met seksuele obsessie. Seksualiteit speelde in de complottheorie een beduidende rol. Wellicht wisten de verspreiders ervan ook al dat ‘seks verkoopt’.
Van der Laak: De verhalen over seksuele orgieën met de duivel spraken uiteraard tot de verbeelding. Denk aan de schandkus, waarbij de heks zich onderwerpt aan de duivel door zijn aars te kussen. Er is een prachtige prent overgeleverd uit 1460 waarin een heks de aars kust van een duivel in de gedaante van een bok. Haar lippen zijn bruin, en je ziet ook keuteltjes naar beneden vallen. De fantasie was echt grenzeloos. Aanvankelijk was er ook geen mens die dergelijke fantasieën echt serieus nam. Het was amusement. Het werd pas een bron van angst toen die verhalen zich begonnen te vermengen met de verslechterde levensomstandigheden en de demonologische verklaringen. Pas dan starten vervolgingen en eindigen mensen op de brandstapel.
Om in de seksuele sfeer te blijven: in de verslagen van heksenprocessen stond vaak hoe die vrouwen zich transformeerden tot katten. Van die katten werd gezegd dat ze penissen roofden. U schrijft dat het geen toeval is dat het vrouwelijke geslachtsdeel in veel talen nog altijd ‘poes’ wordt genoemd.
Van der Laak: Die connotatie is wellicht in die tijd ontstaan, ja. Het idee dat katten verantwoordelijk waren voor het stelen van penissen was al lang voor de heksenvervolging gangbaar in het volksgeloof. Het komt bijvoorbeeld ook voor in sprookjes, of andere weergaven van de mondelinge overlevering. Denk aan Van den vos Reynaerde, waarin Tybeert de kater het geslacht van de pastoor steelt. Ook in het 13e-eeuwse gedicht Roman de la Rose staat beschreven hoe bepaalde vrouwen, al dan niet in de gedaante van een poes, penissen stelen en die bewaren in vogelnesten. Er bestaat ook een prachtige 14e -eeuwse prent van, nota bene getekend door een vrouw, wat leert dat vrouwen in die tijd nog hun brood konden verdienen met dit soort werk.
‘Het idee van de heks die penissen in dozen of vogelnesten verzamelt, is een goed voorbeeld van hoe elementen uit het volksgeloof werden overgenomen.’
Het idee van de heks die penissen in dozen of vogelnesten verzamelt, is later opgepikt in de demonologie. Het keert bijvoorbeeld ook terug in De Heksenhamer. Het is een goed voorbeeld van hoe elementen uit het volksgeloof handig werden overgenomen door de demonologie en werden gebruikt om er een geloofwaardige complottheorie van te maken. Het gevolg was dat heksen ook echt van de diefstal van penissen verdacht werden, en beschuldigden tijdens een pijnlijke ondervraging zelf stelden dat ze in de gedaante van een kat aan een heksensabbat hadden deelgenomen.
Van tarotlezers tot TikTok-heksen: de comeback van het occultisme
Voor ons klinkt dat allemaal heel raar. Wij kunnen ons vandaag nauwelijks voorstellen dat mensen die demonologische theorieën ook echt geloofden. Nochtans waren de mensen toen niet minder intelligent. Biologisch zijn we niet veranderd. Dat die theorieën voor waar werden aangenomen, heeft volgens mij veel te maken met het feit dat ze geënt waren op het volksgeloof. En natuurlijk speelt ook mee dat ze inspelen op angsten. Heksen of katten die penissen stelen, spelen in op castratieangst. En in de zestiende eeuw zal ook wel de afgenomen vruchtbaarheid een rol hebben gespeeld. Ook daarvoor moest een zondebok worden gevonden.
De laatste heks in Vlaanderen werd in 1685 verbrand. Maar het geloof dat mensen door de duivel bezeten kunnen zijn, is blijkbaar onuitroeibaar. In de abdij van Averbode kunnen ze de vragen naar duiveluitdrijving niet bijhouden.
Van der Laak: Dat wordt ook mee in stand gehouden door de kerk, die nog altijd volhoudt dat de duivel bestaat. Zo heeft paus Franciscus nog verklaard dat de grootste list van de duivel erin bestaat dat hij ons ervan wil overtuigen dat hij niet bestaat. Om dezelfde reden wil de kerk zich niet uitspreken over een eerherstel voor de slachtoffers van de heksenvervolging. Voor de kerk moet de duivel blijven bestaan. Zonder de duivel kan de geloofsleer niet voortbestaan.
De heks is ook niet weg te slaan uit de populaire cultuur. En ondanks alle pogingen om het beeld te veranderen, blijft het toch vooral die oude, alleenstaande vrouw.
Van der Laak: Dat is opmerkelijk, ja. De laatste decennia heb je een ware golf gehad van kinderboekenauteurs en filmmakers die dat beeld wilden bijstellen. Ik denk aan Foeksia de Miniheks van Paul van Loon, het heksje Lotje van Lieve Baeten of de Amerikaanse tv-serie Charmed. Al die pogingen hebben succes, maar ze zijn er duidelijk niet in geslaagd om de archetypische heks – dat klassieke slachtoffer van de heksenwaan – naar de achtergrond te duwen. Vraag een kind om een heks te tekenen, en je zult in de meeste gevallen een oude vrouw met een haakneus krijgen.
‘Iemand die anders was, en daarom de schuld kreeg van alles wat er misliep met de wereld. Dat is de essentie van de heksenvervolging.’
Zo ziet een heks er meestal ook uit tijdens Halloween. Moeten we hier meer achter zoeken dan het plezier van het griezelen?
Van der Laak: Dat denk ik niet, nee. Waar ik wél een probleem mee heb, zijn de heksenstoeten zoals die in veel Vlaamse gemeenten nog bestaan. Denk bijvoorbeeld aan de tweejaarlijkse heksenstoet van Beselare, waar de heks door de straten wordt gedragen en uiteindelijk, voor tienduizenden applaudisserende mensen, wordt verbrand. Dat vind ik bizar. Ik heb geen probleem met folklore, integendeel. Maar dat een zo gruwelijke bladzijde uit het verleden nog op die manier gevierd wordt, vind ik onbegrijpelijk. Uiteindelijk staat het publiek hier te applaudisseren voor een zondebok. Iemand die anders was, en daarom de schuld kreeg van alles wat er misliep met de wereld. Dat is de essentie van de heksenvervolging, maar ook van alle andere vervolgingen die we in de geschiedenis hebben gezien. Je kunt je toch niet voorstellen dat om het even welke andere vervolging nog op die manier zou worden gevierd?
Maartje van der Laak, Heksenjacht. De duistere geschiedenis van heksenvervolging in de Lage Landen, Borgerhoff & lamberigts, 368 blz., 35 euro.
Maartje van der Laak
1979 Geboren in Eindhoven.
2002 Voltooit haar studie geschiedenis aan de VUB.
Publiceert, samen met grondwetspecialist Stefan Sottiaux, 2031, het einde van België (2020), een historische thriller voor jongeren.
Van der Laak doceert in de opleiding voor gidsen en reisleiders en schrijft tentoonstellingsteksten en scenario’s in opdracht van diverse musea.
Ze is nauw betrokken bij acties die pleiten voor het eerherstel voor vermeende heksen.