Holocaust-trauma: ‘De “mopjes” van Schild & Vrienden over de gaskamers raakten me diep’

Jeroen de Preter
Jeroen de Preter Redacteur

Toen magistraat op rust Henri Heimans op tv zag hoe leden van Schild & Vrienden de spot dreven met de Holocaust, voelde hij een grote ontreddering. ‘Die reportage was een traumatrigger, begrijp ik nu.’ Een gesprek, samen met trauma-expert Myriam Van Gael, over overlevers van de Holocaust.

In september 2018 liet de VRT zijn ophefmakende Pano-reportage over de extreemrechtse jongerenbeweging Schild & Vrienden los op Vlaanderen. De reportage veroorzaakte een schok, niet het minst bij Henri Heimans, een bijzonder minzame magistraat op rust, zoon van een vader en een moeder die de concentratiekampen overleefd hadden. ‘Ik viel van mijn stoel toen ik de beelden zag’, vertelt Heimans. ‘Natuurlijk wist ik dat neonazisme bestond en dat Hitler in sommige kringen nog altijd werd opgehemeld. Ten gronde werd me eigenlijk niks nieuws verteld. Toch raakten die zogezegde mopjes over de verbrandingsovens en de gaskamers me bijzonder diep. Ik voelde me plots ontredderd. Tegelijk overvielen me gevoelens van walging en boosheid en werd ik combattief. De volgende ochtend heb ik een klacht neergelegd bij het parket wegens negationisme.’

Heimans zette daarmee de eerste stap naar een veelbesproken proces waarvan de uitspraak eindelijk valt. Maar tegelijk startte ook een ander, veel persoonlijker proces. ‘De beelden die Schild & Vrienden had verspreid maakten gevoelens los die ik nooit eerder had gevoeld’, zegt Heimans. ‘Ik was er – eenvoudig gezegd – niet goed van. Dat vond ik bizar. Om te begrijpen wat er met me aan de hand was heb ik psychologe Birsen Taspinar opgezocht. Ik had nooit eerder psychotherapie gevolgd, maar ik heb er geen moment spijt van gehad. In totaal hebben we elkaar zowat 25 keer gesproken. Tijdens die gesprekken ging ik begrijpen dat de reportage voor mij een trauma trigger was. Dries Van Langenhove en co hadden, door de spot te drijven met de Holocaust, me met een verleden geconfronteerd waarvan ik niet wist dat het nog onverwerkt was.’

Over dat verleden gaat KZ Syndroom, het boek waarin Heimans, samen met Dirk Verhofstadt, het huiveringwekkende verhaal van zijn ouders vertelt. Heimans’ vader Genia, een naar België uitgeweken Jood uit Letland, werd in de lente van 1943 opgepakt en kwam na een halfjaar Breendonk in Auschwitz terecht. Zijn moeder Marie (bijgenaamd Rie) Goethals, een Nederlandse die samen met haar eerste man Rudolf Schönberg actief was in de Brusselse antifascistische beweging, werd na zware folteringen in de kantoren van de Gestapo, overgebracht naar het vrouwenkamp van Ravensbrück. Na drie jaar slavenarbeid mocht ze het kamp verlaten, maar, zo vertelt Heimans: ‘mentaal zou ze voor de rest van haar leven in dat kamp gevangen blijven’.

Er zijn aan­wijzingen dat vrouwen meer vatbaar zijn voor posttraumatische stress.

Myriam Van Gael

Myriam Van Gael, psychologe en psychotherapeute die gespecialiseerd is in trauma, schreef recent nog een uitgebreid artikel over de psychische letsels van Holocaustoverlevers en hun nazaten – opmerkelijk genoeg een vrij nieuw thema. Daarin heeft ze het onder meer over die ‘innerlijke gevangenis’ waarin overlevers vaak blijven zitten. Het hielp niet dat er in veel gevallen ook een onvermogen was om over de gruwelijke feiten te praten. ‘Zowel bij de getraumatiseerde als in de samenleving zie je vaak vermijding’, vertelt Van Gael aan het begin van ons gesprek. ‘Er wordt niet over gesproken omdat het gevoel bestaat dat het verhaal niet binnenkomt bij de toehoorder, of omdat het verhaal vanwege de onmetelijke gruwelijkheid niet kán binnenkomen.’

Veel overlevers spreken over een zekere onverschilligheid bij de omgeving.

Myriam Van Gael: Daar wilde ik in mijn artikel ook de nadruk op leggen. De overlevers kwamen terecht in een wereld die zelden interesse toonde voor hun ervaringen. Dat bevestigde hen alleen maar in dat gevoel van verlaten te zijn. Het gevoel er als mens niet toe te doen.

Henri Heimans: In zijn notities beschrijft mijn vader hoe hij na de repatriëring met de trein aankwam in Brussel. Hij werd er aangesproken door een vrouw van het Rode Kruis, die hem vroeg of hij niet te veel geleden had. (even stil) Mensen konden zich gewoon niet voorstellen wat er in die kampen was gebeurd. Of wilden zich dat niet voorstellen.

Van Gael: In de vraag van die vrouw zit de vermijding waar ik het over had. De samenleving sloot zich af voor een overmaat aan afschuwelijke verhalen.

Heimans: Hoewel mijn ouders voor de rest heel open waren, werd over dat onderwerp niet gesproken. Als kind wist ik wel dat mijn ouders iets verschrikkelijks hadden meegemaakt. Meer niet. Ik kan me voorstellen dat ze erover zwegen om mij te beschermen. Maar waarschijnlijk speelde ook de context mee. Toen mijn ouders – meer dood dan levend – in de zomer van 1945 weer in België arriveerden, waren de feestelijkheden na de bevrijding al lang achter de rug. Ze kwamen terecht in een samenleving die de bladzijde zo snel mogelijk wou omslaan. Die schroom om erover te vertellen ben ik ook tegengekomen in een aantal getuigenissen die verzameld zijn door de Auschwitz Stichting. De slachtoffers vonden dat het geen zin had om daarover te praten. Zij of hun omgeving wilden zo snel mogelijk hun leven weer op de sporen krijgen.

Heimans_Van Gael © Diego Franssens

Bovendien hadden mijn ouders niet echt iemand om erover te spreken. Het enige familielid van mijn vader, zijn broer, was tijdens de oorlog gefusilleerd. De eerste man van mijn moeder, een communistische verzetsstrijder, was vermist. Pas in 1946 is zijn lichaam gevonden. Het is, vermoed ik, in die eenzaamheid dat mijn vader en moeder elkaar herkend en gevonden hebben.

Uw vader kon zijn kampervaringen wél beschrijven.

Heimans: Mijn vader was tot aan het overlijden van mijn moeder in 1989 vooral haar mantelzorger. Kort na haar dood heeft hij zich aan zijn bureau gezet en begon hij zijn herinneringen aan de oorlog op te schrijven in Atoma-schriftjes. Hoewel die voor mij, zijn enige kind, bedoeld waren, heeft hij me tijdens het schrijven nooit iets laten lezen. Pas toen het verhaal was afgerond, heeft hij me die schriftjes overhandigd. ‘Lees ze maar als je er klaar voor bent’, zei hij. Professioneel had ik het toen enorm druk, waardoor ik er weinig aandacht aan heb besteed. Pas toen ik met pensioen ging en hij al gestorven was, heb ik ze aandachtig gelezen. Ik vind het nog altijd bijzonder jammer dat ik daar niet veel vroeger aan ben begonnen. Ik had hem nog zo veel willen vragen.

Op het eerste gezicht lijkt het of uw moeder de ervaringen in de kampen veel moeilijker kreeg verwerkt.

Heimans: Voor de oorlog was ze een sportieve, levenslustige jonge vrouw. Ze was een muzikante die haar eerste prijs had behaald aan het Conservatorium in Brussel. Ze speelde viool in orkestjes in hotels en brasserieën in het bruisende Brussel van de jaren 1930. Na de oorlog was ze nog maar een schim van zichzelf. Ze werd gekweld door depressies, suïcidale neigingen en migraineaanvallen. Ze hebben nooit kunnen achterhalen of die aanvallen een psychosomatische oorsprong hadden, dan wel het gevolg waren van zware mishandelingen bij een ondervraging door de Gestapo.

U hebt haar nooit viool horen spelen, schrijft u.

Heimans: Ik heb haar als kind vaak gevraagd om iets op haar viool te spelen. Maar dan antwoordde ze telkens dat ze zich niet goed voelde of dat ze het niet meer kon. Op den duur stop je natuurlijk met vragen. (stilte) Eigenlijk heb ik nooit begrepen waarom ze niet meer wilde spelen.

Ik kan me niet herinneren dat ik ooit geknuffeld ben door mijn moeder.

Henri ­Heimans

Van Gael: Het is een hypothese, maar dat kan deels te maken hebben met die vermijding waar we het eerder over hadden. Uit de beschrijvingen in uw boek leid ik af dat uw moeder blijvend leed onder een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Daarbij is vaak sprake van elkaar afwisselende periodes van vermijding en overspoeling. Die periodes van vermijding zijn er om die emotionele overspoeling tegen te houden. Ik kan me voorstellen dat iets zo affectiefs als muziek voor haar het risico van emotionele overspoeling in zich droeg, en dat uw moeder dat risico niet wilde lopen. Mensen met PTSS hebben vaker de neiging om prikkels uit de weg te gaan die een herbeleving van emoties kunnen triggeren.

Tijdens de research voor uw boek ontdekten Dirk verhofstadt en u dat uw moeder na haar terugkeer nog minstens één keer viool heeft gespeeld.

Heimans: Dat verhaal kan ik niet vertellen zonder emotioneel te worden. U moet weten: mijn moeder was een van de ‘Arische vrouwen’ die dankzij een deal tussen SS-leider Heinrich Himmler en het Zweedse Rode kruis uit het kamp van Ravensbrück zijn geëvacueerd. Samen met enkele honderden andere uitgemergelde vrouwen is ze terechtgekomen in Zweden, in een landelijk dorp een kleine honderd kilometer van Malmö. Daar verbleven ze drie maanden in een soort hersteloord. Ik heb die gemeente aangeschreven met de vraag of ze die geschiedenis kenden en of ik op bezoek mocht komen. Ze antwoordden me dat ik welkom was, en dat ze ‘iets’ voor me hadden.

Toen ik er aankwam gaven ze me een boek over de geschiedenis van de gemeente. Daarin was een hoofdstuk gewijd aan de vrouwen uit het kamp die er tijdelijk hadden verbleven. Er wordt ook melding gemaakt van een afscheidsfeest, waarop een vrouw een stukje viool had gespeeld. Die vrouw werd met naam genoemd. Het was Rie Schönberg, mijn moeder. Ze had een lied van de Noorse componist Edvard Grieg gespeeld. Het Solveiglied. ’s Avonds in mijn hotel heb ik ontdekt waar dat lied over ging: over iemand die wacht op de terugkeer van een geliefde. Het ging, met andere woorden, over haarzelf. Alleen wist ze nog niet dat ze haar eerste man nooit meer zou terugzien.

Mevrouw Van Gael, u schrijft in uw paper dat de wetenschap lange tijd weinig belangstelling toonde voor trauma bij Holocaustoverlevers.

Van Gael: Ook dat zou je een vorm van vermijding kunnen noemen: een onwil of onvermogen om dat te onderzoeken en er kennis over op te bouwen. Al zie ik wel vooruitgang. Er is zeker meer interesse voor de gevolgen van trauma’s.

Zou de moeder van Henri Heimans met de kennis van vandaag wel geholpen kunnen worden?

Van Gael: Dat is onmogelijk te zeggen. Mensen hebben grenzen. De beschadiging kan zo zwaar zijn dat ze onherstelbaar is. Als afweer tegenover extreem geweld en angst kan er dissociatie optreden. In sommige gevallen is het onmogelijk om de connectie met het echte leven terug te vinden.

Hoe verklaart u dat uw vader er op het eerste gezicht minder geschonden uitkwam?

Heimans: Misschien omdat mijn moeder een zeer gevoelige vrouw was? (denkt na) Wat zeker ook meespeelde: mijn vader had een uitlaatklep. Ik herinner me mijn thuis als een wat melancholieke plek. Maar mijn vader had nog een ander leven. Hij werkte bij een publiciteitsagentschap, tussen veel jonge mensen en in een vrolijke sfeer. Thuis was er alleen de zorg voor mijn moeder en mij.

Van Gael: Het kan niet anders dan dat ook uw vader beschadigd uit de kampen is gekomen. Maar hij had voor zichzelf een duidelijk levensdoel gevonden: de zorg voor zijn vrouw en voor zijn kind. Op de vraag waarom uw moeder zo’n doel veel moeilijker kon vinden, heb ik geen direct antwoord. Had het te maken met haar grote gevoeligheid? Het kan zijn dat er een biologische component heeft meegespeeld. Er zijn bijvoorbeeld aanwijzingen dat vrouwen meer vatbaar zijn voor posttraumatische stress dan mannen. Onderzoek leert ons heel veel over de wetmatigheden in de menselijke reactie op ernstige trauma’s. Maar tegelijk maakt de therapeutische praktijk ook duidelijk dat elk individu uniek is, en dat zijn of haar reactie bepaald is door een samenspel van diverse factoren.

Kan dit trauma doorgegeven zijn aan de zoon?

Van Gael: Dat kan, op verschillende manieren. Eén manier om daarnaar te kijken is via de wetenschap over erfelijkheid. Dat is het domein van de epigenetica: dat wat overerfbaar is, zonder veranderingen in het DNA. Concreet zie je dat ernstige traumatische ervaringen ervoor kunnen zorgen dat de genen anders gaan functioneren. En dat wordt doorgegeven aan de volgende generatie. Dat kan ertoe leiden dat de volgende generatie gevoeliger is voor depressie, stress en angsten. Je vindt dat in onderzoek bij overlevers van de Holocaust en hun nageslacht. Het blijkt ook het geval te zijn bij de slachtoffers van de aanval op het World Trade Center.

Heimans_Van Gael © Diego Franssens

Maar er is ook een andere manier waarop trauma’s overgedragen worden naar de volgende generatie. Dat gaat dan over de hechtingsprocessen tussen de moeder en het kind tijdens de eerste levensfase. Een moeder met een posttraumatische stressstoornis kan zich door haar eigen innerlijke preoccupaties vaak te weinig afstemmen op de gevoelens en de uitingen van het kind. Het kind, dat contact zoekt met de moeder, wordt geconfronteerd met een leegte, een stuk doodsheid, die een gevolg is van de internalisering van de traumatische ervaringen. Je zou kunnen zeggen dat de effecten van het traumaverhaal van de moeder via non-verbale communicatie in het kind worden opgenomen.

Heimans: Ik had een goede band met mijn moeder. Ze vond het heel belangrijk dat ik als kind al op eigen benen kon staan, ze heeft me veel vrijheid gegeven en stimuleerde me intellectueel. Maar ik kan me niet herinneren dat ik ooit door haar geknuffeld ben. Mijn vader speelde de vader- en moederrol tegelijk. Als ik ziek was, kwam mijn vader me troosten. In mijn herinnering heb ik mijn moeder vaker getroost dan zij mij.

Van Gael: Die omkering zie je soms al op babyleeftijd gebeuren. Het kind probeert dan de moeder levend te maken en met haar contact te zoeken. Uit onderzoek weten we dat zulke verstoorde hechtingsrelaties een risicofactor zijn voor latere psychologische problematieken. Maar het is niet zo dat die kinderen voorbestemd zijn. Naast het verhaal van kwetsbaarheid is er ook het verhaal van veerkracht. Ik denk dat u daar een duidelijk voorbeeld van bent. Uw kwetsbaarheid heeft u niet tegengehouden om een bijzonder betekenisvol leven te leiden.

Heeft de Pano-reportage over Schild & Vrienden die kwetsbaarheid voor u blootgelegd?

Heimans: Daar lijkt het op, ja. In mijn beroepsleven ben ik met heel dramatische gebeurtenissen geconfronteerd. Die raakten me wel, maar ze brachten me nooit uit mijn evenwicht. Dat gebeurde wel toen ik zag hoe jonge mensen spotten met de gaskamers en verbrandingsovens.

Van Gael: Op zich is dat geen ongewoon fenomeen. Decennialang had uw kracht de bovenhand. Tot er een trigger was die uw kwetsbaarheid naar boven deed komen. Dat kan ook niet-getraumatiseerde mensen overkomen. Iedereen maakt weleens iets mee in zijn leven waarvan hij of zij denkt: hoe kan dit nu zo’n impact hebben op mij? Vaak ligt het antwoord dan in een kwetsuur waarvan je niet wist dat die onverwerkt was. En soms kan die kwetsuur zijn oorsprong vinden in ervaringen van de vorige generaties. Op dat vlak denk ik dat er in de psychotherapie nog veel te verbeteren valt. Psychotherapeuten focussen vaak nog heel sterk op het kerngezin, en de invloeden die daar spelen. De nieuwste inzichten in de epigenetica en over hechtingprocessen nodigen uit om verder, meer intergenerationeel te denken.

Het is een gevolg van oorlogen dat vaak buiten beeld blijft: de trauma’s die vandaag worden geboren, zullen voortleven in de volgende generaties.

Heimans: In Palestina groeit vandaag een hele generatie op tussen het puin, de doden, in vluchtelingenkampen. Ik wil dat niet vergelijken met de Holocaust, maar ook daar doorstaan mensen hele zware ontbering, en worden trauma’s geboren die nog generaties zullen doorwerken. Eigenlijk is het nauwelijks te vatten dat nazaten van een volk dat de Holocaust heeft moeten ondergaan, vandaag een ander volk zoiets aandoen. Natuurlijk is er ook de andere kant van de zaak: de slachtpartij van 7 oktober was gruwelijk beestachtig en van een heel andere orde dan klassiek oorlogsgeweld. Dat valt op geen enkele manier goed te praten. Maar er zit ook wel een verhaal van intergenerationeel trauma achter. De daders van 7 oktober zijn misschien de kinderen en de kleinkinderen van de Palestijnen die al sinds 1948 gekoloniseerd en verdreven worden. Als je met die bril naar het conflict kijkt, kun je niet anders dan pessimistisch zijn voor onderhandelingen over een gemeenschappelijke toekomst.

Heimans_Van Gael © Diego Franssens

Van Gael: Dat conflict wordt, aan beide kanten, met de moedermelk meegegeven. Dat zal ook zonder woorden gebeuren.

Nog even terug naar Vlaanderen: we zijn op weg naar een zoveelste Zwarte Zondag. Wat te doen?

Heimans: Mijn vader wees in zijn schriftjes naar de inherente zwakheid van de democratie. Ik vrees dat hij gelijk had. Het beeld dat de huidige politieke klasse laat zien, is ook niet echt fraai. Maar om op uw vraag te antwoorden: ik heb daar geen antwoord op. Ik heb respect voor iemand als Dominique Willaert, een activist die met de mensen in dialoog gaat. Maar of je daarmee het tij kunt keren?

In uw boek beschrijft u hoe jonge mensen diep onder de indruk lijken als ze vandaag gedenkplaatsen als Breendonk bezoeken. Kunnen zulke bezoeken helpen?

Heimans: Toen ik met Dirk Verhofstadt die vernietigingsplekken ging bezoeken heb ik dat gezien. Jonge adolescenten die helemaal stil werden. En als je jonge adolescenten kent… Het deed toch duidelijk iets met hen.

De volgende vraag is of ze de link leggen met de wereld van vandaag.

Van Gael: Die vraag stel ik me ook. En niet alleen als het gaat over jongeren. De democratie staat overal onder druk. Overal zie je dat politici de scheiding van de machten openlijk ter discussie stellen. Te weinig mensen beseffen wat daar de repercussies van kunnen zijn op langere termijn.

Heimans: En dan heb je ook nog de kloof tussen de verschillende geledingen in de samenleving. Zowel intellectueel als economisch is er een gigantische afstand tussen de mensen die mee zijn en de mensen die uit de boot vallen. Ik zie maar één uitweg. We moeten meer dan ooit investeren in de versterking en de verfijning van de democratische rechtsstaat.

Henri Heimans en Dirk Verhofstadt, KZ-syndroom, een litteken dat nooit verdwijnt, Uitgeverij Houtekiet, 504 blz., 29,99 euro.

Myriam Van Gael

In 1956 geboren in Wilrijk.

Opleider, supervisor en leertherapeut aan de postgraduaatopleiding psychoanalytische psychotherapie (KU Leuven).

Werkt als therapeut in haar privépraktijk.

Ontving in 2022 de Prijs Humane Psychiatrische Zorg voor haar artikel De betekenis van de holocaust voor de hedendaagse psychoanalytische praktijk.

Henri Heimans

In 1948 geboren in Elsene.

Start in 1978 als magistraat, klimt op tot straf- en onderzoeksrechter.

Was voorzitter van de Kamer van Inbeschuldigingstelling bij het hof van beroep tot aan zijn pensioen in 2015.

Kreeg in 2015 de Prijs voor de Mensenrechten vanwege zijn inzet voor een meer humane interneringswet.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content