Heeft het Vlaamse onderwijs dringend meer orde en discipline nodig? ‘Dat lijkt misschien niet meer van deze tijd, maar het werkt wel’, zeggen twee leerkrachten Frans uit de Leraarskamer van Knack. ‘Hoe minder ruimte je de leerlingen geeft, hoe minder kans ze hebben om de les te storen, te babbelen of rond te lopen.’
Het voorbije jaar werd de roep om meer discipline in Vlaamse scholen almaar luider. Het begon met een open brief van directeurs, leerkrachten en leerlingenbegeleiders die zich zorgen maken over het gedrag en mentaal welzijn van veel leerlingen. Niet veel later raakte bekend dat een recordaantal scholieren wegens gedragsproblemen bij een centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB) terechtkomt. Vervolgens ging Zuhal Demir (N-VA), de Vlaamse minister van Onderwijs, inspiratie zoeken in de strengste school van het Verenigd Koninkrijk. En onlangs keurde de Vlaamse regering een actieplan goed waarmee ze de orde in Vlaamse scholen wil herstellen.
Ook in de Leraarskamer van Knack blijkt keer op keer hoe groot die uitdaging is. ‘Als we onze leerlingen alle kansen willen geven, is het van het grootste belang dat we hen leren om de regels te respecteren. Maar dat vergt wel ontzettend veel energie en creativiteit’, zeggen Brigitte Beeckman en Kim Vermeirssen, die allebei voor de klas staan in de arbeidsmarktfinaliteit, het vroegere beroepsonderwijs.
Merken jullie ook dat meer en meer leerlingen zich opvallend slecht gedragen?
Brigitte Beeckman: Ik geef veel les aan het vierde jaar, en in die leeftijdsgroep doen vooral de jongens zich graag stoer voor. Daarbij komt nog dat de verschillende culturen in onze heel diverse school geregeld met elkaar botsen. De gedragsproblemen die daaruit voortkomen zijn heel uiteenlopend. We hebben, bijvoorbeeld, leerlingen die een ontzettend grote mond opzetten of die weigeren ons gezag te aanvaarden. Er zijn er die niet naar me willen luisteren omdat ik een vrouw ben. Dat zeggen ze soms ook letterlijk.
‘In één klas neem ik de leerlingen evenveel tijd af als zij van mij hebben afgenomen. Verpesten ze mijn les vier minuten lang? Dan moeten ze vier minuten langer blijven.’
Kim Vermeirssen: Heel herkenbaar. In het eerste jaar valt dat nog mee, maar tegen het eind van het tweede jaar merk je dat meer leerlingen gedragsproblemen vertonen. Dat komt doordat ze beginnen te puberen en ook wel omdat ze weten dat ze vanaf het derde jaar meer mogen, want in de bovenbouw zijn de regels minder strikt. Zodra leerlingen voelen dat ze wat losser worden gelaten, profiteren ze daarvan.
CLB’s signaleren dat ook fysieke agressie vaker voorkomt.
Beeckman: Dat heb ik vorig schooljaar zelf meegemaakt. Een van mijn leerlingen, een grote kerel van zestien, was op de terugweg van het toilet onbeschoft geweest tegen de poetsvrouw. Toen ik hem daarop aansprak, begon hij me uit te schelden. Omdat hij daarna de klas uit wilde lopen, deed ik in een opwelling de deur dicht en ging ik voor hem staan. Een verkeerde beslissing, zo bleek. Hij greep me hardhandig vast en duwde me aan de kant. Ik was helemaal van de kaart. Het duurde zelfs even voor ik besefte dat hij me echt pijn had gedaan: mijn pols was gekneusd en ik had een wondje doordat hij mijn armband in mijn huid had gedrukt.
Vermeirssen: Jammer genoeg schrik ik niet echt van dat verhaal. Niet dat wij leerkrachten zulke incidenten normaal vinden, maar we horen het wel vaker. Dat neemt natuurlijk niet weg dat zoiets een grote impact heeft. Was het moeilijk om daarna weer aan de slag te gaan?
Beeckman: Van de dokter moest ik twee weken thuisblijven, maar dat wilde ik niet. Ik was bang dat ik dan nooit meer zou durven les te geven. Het hielp natuurlijk dat mijn collega’s en de directie als één man achter mij stonden – anders was ik misschien niet teruggekeerd. Er werd meteen een tuchtprocedure opgestart en uiteindelijk werd de jongen definitief uitgesloten. De andere leerlingen verweten me wel dat hun klasgenoot door mijn toedoen was geschorst, maar ik kon hen redelijk snel kalmeren. Achteraf gezien vind ik het jammer dat ik de kans niet meer heb gekregen om nog een gesprek met die jongen te hebben.
‘Het moeilijkste aan klasmanagement is dat er niet één pasklare oplossing is. Elk jaar opnieuw moet je voor elke klas nagaan wat werkt en wat niet.’
Vermeirssen: Begrijpelijk. Dat is nu eenmaal waar wij als leerkracht voor staan: we willen elke leerling helpen en alle kansen bieden. Zelfs als die je – zoals in jouw geval – heeft aangevallen.
Beeckman: Daarom heb ik ook geaarzeld om een klacht in te dienen bij de politie. Uiteindelijk heb ik het toch gedaan, omdat die jongen niet mag denken dat hij mensen zomaar pijn kan doen. Ik wilde ook dat mijn andere leerlingen zouden inzien dat je daar niet mee wegkomt. Maar voor alle duidelijkheid: de meeste leerlingen zijn oké. Ze zetten misschien een grote mond op, maar het zijn nog altijd jongeren. Velen van hen groeien op in moeilijke omstandigheden, en wij hebben de mogelijkheid om hun toekomst te helpen vormen.
Komen jullie nog wel aan lesgeven toe als je zoveel tijd moet investeren in het corrigeren van slecht gedrag?
Beeckman: In de praktijk ben je haast verplicht om af en toe iets door de vingers te zien, want anders ben je inderdaad de hele tijd bezig met discipline. Het moeilijkste aan klasmanagement is dat er niet één pasklare oplossing is. Elk jaar opnieuw moet je voor elke klas nagaan wat werkt en wat niet.
Vermeirssen: Klopt helemaal. In een van mijn klassen neem ik de leerlingen dit jaar evenveel tijd af als zij van mij hebben afgenomen. Verpesten ze mijn les vier minuten lang? Dan moeten ze achteraf vier minuten langer blijven. Voor die ene klas werkt dat.
Beeckman: Als het tijdens de les uit de hand loopt, stop ik midden in een zin met praten. Soms wordt het dan stil. Al gebeurt het even vaak dat de leerlingen gewoon blijven babbelen. Er zijn altijd wel klasgenoten die hen terechtwijzen, maar dan is het hek helemaal van de dam en beginnen ze onderling te discussiëren.
Vermeirssen: Ik heb daar minder problemen mee, maar ik geef dan ook les in de eerste graad. Zeker aan het begin van het schooljaar ben ik heel streng en geef ik de leerlingen weinig ruimte. Als ik de klas binnenkom, moeten ze allemaal opstaan. Tijdens de les werk ik ook altijd op dezelfde manier zodat ze precies weten wat van hen wordt verwacht. Als ze klaar zijn met een toets, dan staat op het bord dat ze een oefening moeten maken. Daardoor hebben ze de tijd niet om de les te storen, te babbelen of rond te lopen. Ik ben er echt van overtuigd dat kinderen discipline en structuur nodig hebben om tot leren te komen.
‘De jassendiscussie! De afspraak is simpel: voor je de klas binnengaat, hang je je jas aan de kapstok. Toch moet ik daar constant discussies over voeren.’
Beeckman: Ik ben onder de indruk. Bij ons is de verplaatsing van de speelplaats naar de klas al een probleem. Ik zeg vaak tegen de leerlingen: ga nu eens per twee in de rij staan zoals je hebt geleerd in de kleuterklas. Dat doen ze gewoon niet. Ik ben meestal onderweg met een drukke, chaotische bende. Als ze onderweg andere klassen tegenkomen, vermengen die zich haast vanzelf. Binnen de kortste keren wordt er getrokken en geduwd, met boekentassen geslagen of gescholden – allemaal zogenaamd om te lachen. En als je dan eindelijk aan je klas arriveert, moet je hen er ook nog van overtuigen dat ze hun jas aan de kapstok moeten hangen.
Vermeirssen: De jassendiscussie! De afspraak is nochtans simpel: voor je de klas binnengaat, hang je je jas aan de kapstok. Toch moet ik daar constant discussies over voeren. ‘Mevrouw, dat is helemaal geen jas’, zeggen ze dan. Waarna ik dus moet uitleggen dat een kledingstuk dat ze buiten dragen tegen de kou wel degelijk een jas is. Elke dag weer.
‘Een van mijn leerlingen, een grote kerel van zestien, greep me hardhandig vast en duwde me aan de kant.’
In een van de strenge Britse scholen die minister Demir dit jaar bezocht, moeten leerlingen zich in absolute stilte van klas naar klas verplaatsen.
Vermeirssen: Dat lijkt misschien niet meer van deze tijd, maar het werkt wel. Bij ons op school werken we met twee bellen. Na de eerste bel hebben onze leerlingen een paar minuten tijd om in de rij te gaan staan. Dan gaat de tweede bel, komt er een leerkracht bij de rij staan en moeten ze in stilte naar boven stappen. Als ik nog maar merk dat een leerling zijn mond wil opendoen, geef ik een opmerking. Het grote voordeel is dat ze op die manier al veel rustiger zijn als ze de klas binnenkomen.
Volgens het actieplan van minister Demir om de orde in de scholen te herstellen, dat de Vlaamse regering onlangs heeft goedgekeurd, moet elke school straks een gedragsbeleid uittekenen en een gedragsexpert aanstellen. Een goed idee?
Beeckman: Vandaag hebben we op school al een cel Herstel en Sanctionering, die ontzettend goed werk levert. Het probleem is dat die collega’s geen tijd hebben om zich bezig te houden met akkefietjes, zoals een leerling die te veel lawaai maakt in de gang. Elke dag weer zijn er veel grotere problemen: leerlingen die de klas uit worden gestuurd of die een bepaalde les niet meer mogen volgen tot er een herstelgesprek heeft plaatsgevonden… Zo’n gedragsbeleid heeft maar kans van slagen als de mensen die zich daarmee bezighouden ook genoeg tijd krijgen.
‘Mijn leerlingen zeggen: “Schrijf maar, mevrouw. Mijn mama snapt toch niet wat daar staat en dus zal ik het moeten vertalen.”’
Vermeirssen: Als zo’n gedragsbeleid ervoor zorgt dat elke leerkracht dezelfde regels hanteert, ben ik er zeker voor. Nu zijn vooral jonge of beginnende leerkrachten soms lakser omdat ze willen dat hun leerlingen hen graag mogen. Dat begrijp ik ook, want dan verlopen je lessen meestal vlotter. Alleen is het veel moeilijker om jongeren structuur te bieden als iedereen de regels op zijn eigen manier interpreteert. Als iedereen die consequent zou toepassen, zou dat al een groot verschil maken.
Ouders zullen ook een schoolcontract moeten ondertekenen zodat ze op de hoogte zijn van de regels.
Beeckman: Ik ben ervan overtuigd dat de aanpak van gedragsproblemen thuis begint. Veel van onze ouders zijn totaal niet betrokken bij de school. Sommige leerlingen krijgen keer op keer een gedragsticket, een soort nota voor slecht gedrag, maar hun ouders krijgen die niet te zien omdat ze Smartschool niet checken.
Vermeirssen: Sommige ouders verstaan die berichten ook niet omdat ze niet genoeg Nederlands kennen. Mijn leerlingen zeggen soms: ‘Schrijf maar, mevrouw. Mijn mama snapt toch niet wat daar staat en dus zal ik het voor haar moeten vertalen.’
Beeckman: Dit jaar heb ik een leerlinge die al meer nota’s heeft gekregen dan er schooldagen zijn geweest. Dat gaat van het dragen van ongepaste kledij tot het storen van de les of het negeren van gezag. Tijdens een leerlingencontact vroeg ik haar: ‘Je hebt nu al zoveel gedragstickets gekregen omdat je in een joggingbroek naar school bent gekomen. Wat zegt je mama er dan van als je ’s ochtends toch weer zo’n broek draagt?’ Ze antwoordde dat haar moeder helemaal niet weet dat joggingbroeken op school verboden zijn.
‘Sommige ouders weten zelfs niet hoe ze de huur moeten betalen. Een nota omdat hun kind een joggingbroek draagt, zal hen wellicht een zorg zijn.’
Vermeirssen: Een paar weken geleden heb ik ook een mama moeten contacteren omdat haar dochter geregeld een joggingbroek draagt. Bij ons op school worden leerlingen dan verplicht om die broek uit te trekken en moeten ze de hele dag een short dragen.
Beeckman: Er zijn natuurlijk ouders die het ontzettend moeilijk hebben en zelfs niet weten hoe ze de huur moeten betalen. Ik kan me voorstellen dat zij al blij zijn als hun kind op school zit. Als er dan elke week vijf nota’s binnenkomen omdat je kind een joggingbroek draagt, is dat wellicht het laatste van je zorgen. Ze zien ook het grotere plaatje niet. Het gaat ons niet om die broek, maar wel om het feit dat onze jongeren regels moeten leren respecteren. Zolang ze dat niet doen, leren ze minder goed en hebben ze dus ook minder kansen om iets van hun leven te maken.
Kim Vermeirssen
1987: Geboren in Jette.
Studie: Educatieve bachelor Frans, economie en PAV.
Sinds 2008: Leerkracht Frans, economie en wiskunde in de dubbele en de arbeidsmarktfinaliteit van Virgo Plus in Vilvoorde.
Maakt deel uit van de Leraarskamer van Vlaams-Brabant en Brussel 2025-2026.
Brigitte Beeckman
1976: Geboren in Wilrijk.
Studie: Hotelmanagement, behaalde een educatief graduaat.
2016-2018: Werkt op de dienst boekhouding van OLVI Boom.
Sinds 2018: geeft Frans aan het vierde jaar van de arbeidsmarktfinaliteit van OLVI Boom.
Maakte deel uit van de Antwerpse Leraarskamer van Knack 2024-2025.