De Verenigde Staten hebben tot dusver zestig Syrische strijders in opleiding, in het kader van hun strijd tegen Islamitische Staat. Dat is een pak minder dan de 3 tot 5.000 die eerder in het vooruitzicht gesteld werden.
Zowel in Irak als in Syrië vinden de VS maar moeilijk rekruten om op te leiden. Dat is knap vervelend als de politiek erin bestaat enerzijds luchtaanvallen in te leggen en anderzijds ‘versneld’ troepen op te leiden. Een jaar geleden stelde het Pentagon in het vooruitzicht dat er tegen nu 3 tot 5.000 strijders in Syrië zouden zijn opgeleid. Daarna zouden er jaarlijks 5.400 opgeleide strijders bijkomen. Daar was voor een periode van drie jaar 500 miljoen dollar voor opzijgezet, maar er is nog niet veel van in huisgekomen, moest minister van Defensie Asthon Carter in een Senaatscommissie toegeven. “Op 3 juli waren we ongeveer 60 strijders aan het opleiden”.
Vooral het screenen van kandidaten is volgens Carter een moeilijke aangelegenheid. Sommigen worden ervan verdacht infiltranten te zijn, eventueel namens IS.
Er zouden momenteel 7.000 kandidaten worden gescreend.
‘Niet genoeg’
De woordvoerder van de president, Josh Earnest, gaf toe dat zestig “niet genoeg” was.
De lokale troepen, zei hij, vormen een essentieel onderdeel van de strategie van de VS. Zonder hen worden de luchtaanvallen minder doelmatig. Hij bevestigde dat er geen Amerikaanse grondtroepen in de regio zullen worden ingezet.
Enkele senatoren hadden zware kritiek op de aanpak. De gewezen Republikeinse presidentskandidaat John McCain zei dat de huidige aanpak niet leidt tot een nederlaag van IS.
De trage voortgang bij de opleiding van Arabische bondgenoten staat in schril contrast met de snellere voortgang van Amerikaanse coördinatie met Koerdische strijders – wat bij de niet-Koerden tot wantrouwen leidt.
(Belga/RR)
