Redactie Knack

Sofokles en de anderen

Joris Note over de grote weigering en de kleine corruptie: nog even de ‘Antigone’ van Sofokles.

Vorige keer zei ik niets over Antigones zuster Ismene, hoewel die eigenlijk een nog interessantere tegenspeler van de hoofdpersoon vormt dan Kreon – ze is immers ‘gewoner’ en dubbelzinniger. Ismene wil Antigone niet helpen bij de begrafenis van hun broer Polyneikes, niet omdat ze dat een onjuiste handelwijze vindt, maar omdat ze Kreons straf vreest: wij zijn maar vrouwen, zusje, en wij zijn zwak, dus moeten we ‘elk bevel gehoorzamen, hoe pijnlijk ook’; en de doden zullen het me wel vergeven, ik heb nu eenmaal geen keus!

Volgens Ismene wil Antigone het onmogelijke, en daar stelt zij het redelijke tegenover. ‘We must be sensible’, zoals de Amerikaanse vertaler Fagles haar in de mond legt. Ja, wie zou het haar kwalijk nemen dat ze de hachelijke daad niet stelt? Toch is de botsing tussen de zussen in zekere zin wezenlijker dan die tussen Antigone en haar oom.

Daad en dood

Met misschien een klein beetje overdrijving kun je zeggen dat bij Ismenes argumenten de corruptie begint. Niet corruptie in de bekendste, enigszins spectaculaire gedaante (omkoping…), maar in een minder opvallende, frequenter voorkomende vorm; een min of meer aanvaardbare vorm, met ach, wat water bij de wijn en de soep niet zo heet. Maar ook in die vorm gaat het om onderwerping van het algemeen belang aan een particulier belang (vaak eigenbelang, maar niet altijd).

Hier zou je kunnen opmerken dat heldendom nooit een verplichting mag zijn; Ismene schrikt alleen maar terug voor de dood, en dat is op zijn allerminst vergeeflijk. Ja, zeker, maar gaat het wel echt om vrees voor de dood?

Wanneer Antigone haar broer begraven heeft en gevangengenomen is, blijkt Ismene meteen bereid om de ‘schuld’ mee op zich te nemen en samen met haar zus te sterven. Maar Antigone wil daar niets van weten: wie de daad niet gepleegd heeft, kan geen aanspraak maken op de gevolgen! Het zou zijn alsof Ismene haar wederrechtelijk iets afpakte: ‘Ik wil de dood niet met jou delen. Eigen je / niets toe waar jij geen hand in had. Mijn dood volstaat.’

Het eerste zinnetje van dat citaat werd door Hölderlin vertaald als: ‘Stirb du nicht allgemein.‘ Antigone houdt vast aan haar eigen, niet algemene dood – haar dood die onlosmakelijk is van haar daad; de daadloze dood die Ismene wil, dat is wat te gemakkelijk. Zoals Don Pietro zegt, de priester-verzetsstrijder in Rossellini’s ‘Roma città aperta’: goed te leven is moeilijker dan goed te sterven. In dezelfde lijn ligt, bij het begin van Sofokles’ stuk, de repliek waarmee Antigone de zusterlijke bezorgdheid van Ismene wegwuift: ‘Vrees niet voor mij. Kies voor jezelf de juiste weg.’

Verlangt Antigone naar de dood, zoals je soms hoort of leest? Dat denk ik niet, maar ze vindt dat de dood minder vreselijk is dan tekortschieten tegenover haar broer en de goden. Voor Kreon, en voor westerlingen van rond het jaar 2000, is dat vrijwel onbegrijpelijk: volgens ons is sterven het ergste wat een mens kan overkomen. We hebben dan ook geen geringe afkeer van ‘fundamentalistische’ lieden die hun leven willen geven voor een zaak.

Het grote Nee

Ik haalde Hölderlin aan. Zijn imposante, maar moeilijk leesbare en weinig accurate versie van ‘Antigone’ dateert uit 1803; in 1948 vormde ze zelf de basis voor een bewerking door Bertolt Brecht, waarin menige toespeling zit op de recente Duitse geschiedenis. Kreon (hij wordt een paar keer als ‘Führer’ aangesproken) voert bij Brecht een veroveringsoorlog die maar niet wil eindigen, en die scherp wordt aangeklaagd door Antigone en Tiresias; Polyneikes is gedood wegens desertie; aan het eind wil Kreon dat de stad samen met hem ten onder gaat… Ook deze tekst is moeilijk, hij behoudt trouwens veel regels van Hölderlin; je kunt er het best mee kennismaken via de magistrale verfilming (1991) door Danièle Huillet en Jean-Marie Straub: de dvd heeft Franse onderschriften.

En dan nog dit. Terecht of niet, bij Sofokles’ ‘Antigone’ moet ik altijd denken aan een andere Griekse dichter, K.P. Kavafis (1863-1933), meer bepaald aan het vers ‘Che fece… il gran rifiuto’. Die titel is een citaat uit de Divina Commedia van Dante (Hel, 3,60): ‘Die… de grote weigering uitsprak’. Hier is de vertaling van Hans Warren en Mario Molegraaf:

Voor sommige mensen komt een dag waarop zij het grote Ja of het grote Nee moeten zeggen. Het blijkt meteen wie het Ja in zich gereed heeft, en na het gezegd te hebben gaat hij verder in eer en in vertrouwen op zichzelf. Wie weigerde heeft geen berouw. Werd het hem weer gevraagd, nogmaals zou hij nee zeggen. En toch richt dat nee – het juiste – hem te gronde voor heel zijn leven. Sofokles, ‘Oidipous – Antigone’, vert. G. Koolschijn, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2008, ISBN 978-90-253-6345-1

Sophocles, ‘The Three Theban Plays’, vert. R. Fagles, Penguin, 1982

K.P. Kavafis, ‘Gedichten’, vert. Warren en Molegraaf, Bert Bakker, Amsterdam, 1984 (nieuwe uitgave in december 2010, ISBN: 978-90-446-1289-9

Joris Note

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content