KLASSIEK: Don Quichotte herboren (* * * *)

De tragikomedie Don Quichotte van Cervantes is met de muziek van Francesco Conti erbij dubbel plezant.

Gezien en gehoord in Bozar op 29 juni: Don Chisciotte in Sierra Morena van Francesco Bartolomeo Conti door 11 solisten en de Akademie für alte Musik Berlin o.l.v. René Jacobs

De opera Don Chisciotte in Sierra Morena van de Italiaanse barokcomponist Francesco Bartolomeo Conti werd in 1722 aan het Weense keizerlijk hof al op veel applaus onthaald. En dat doet hij nu nog, zo bleek gisteren in het PSK. Het verhaal van Cervantes over de dolende ridder uit La Mancha is immers grappig en onderhoudend, en ook een beetje filosofisch. Het libretto van Pietro Pariati met zijn uitgebalanceerde mix van ernstige en komische taferelen en de grote chaos door een teveel aan personages, katapulteert je terug naar het begin van de 18de eeuw. Toen was dat soort vermaak aan het hof heel typisch. En Conti, die kon wel muziek schrijven: virtuoos, eenvoudig en bij momenten contrapuntisch, afhankelijk van het personage. De Florentijn Francesco Conti (1681-1732) was niet alleen hofcomponist, hij was ook een van de beste theorbespelers van zijn tijd. Johann Joachim Quantz noemde hem ‘de grootste theorbespeler aller tijden’! Hoe dan ook, de sierlijke langhalsluit met zijn diepe bassnaren neemt een centrale plaats in het orkest in.

In 1987 op het Festival van Buxton werd Don Chisciotte herontdekt en opnieuw gespeeld. Maar het is dirigent en zanger René Jacobs die de opera helemaal van het spinrag bevrijdde. Hij maakte van de vele uren durende tragikomedie een kortere versie met een nieuwe orkestratie en voerde die uit in ’92 tijdens ‘zijn’ Innsbrucker Festwochten. Niet geheel tevreden met deze korte versie zette hij de jaren die volgden nog meer puntjes op de i en bracht tenslotte in 2005 op het Festival van Beaune een nagenoeg integrale versie van de opera, concertant (zonder decors en kostuums). Het is deze versie die gisteren in het PSK op de planken stond, een co-productie van De Munt en de Nederlandse Opera.

We hebben ons geamuseerd, maar ook af en toe verveeld, vooral in de eerste twee bedrijven en in het slotbedrijf. De opera komt vooral traag op gang. Elf personages worden voorgesteld. Wie is wie? Wie heeft wàt met wie? Wie droomt over wie en wie verfoeit wie? De hele hutsekluts passeert de revue: de ridder, de schildknaap, de boerenknecht, de jonkvrouw, het barmeisje, de barbier, enzovoorts…. En allen storten zij hun diepste zielenroerselen onafgebroken uit over de toehoorders. Het gaat natuurlijk over de liefde, de bedrogen liefde, de jaloerse liefde, de afwezige liefde,… En ook over de rede die tenslotte zegeviert over de fantasie van onze dolle dolende ridder die te veel verhaaltjes heeft gelezen en daar nu maar eens moet van afstappen. De rede, dat is Lope, wordt hier prachtig gezongen door Mark Tucker. Leuk detail: als Conti een aria schrijft voor een intellectueel personage zoals Lope, dan maakt hij gebruik van ingewikkeld contrapunt! Voor adellijke lui zoals Cardenio (Bejun Mehta) hanteert Conti dan weer het Lombardische ritme (gepunte ritmes met de klemtoon op de korte noot). Voor de lagere stand moet er met de handen in de zij natuurlijk ook stevig geruzied worden. Dat doen Maritorne (Judith van Wanroij), en Sancio Pansa (Marcos Fink) meesterlijk op de bekende baslijn Folies d’Espagne. Succes verzekerd. Wanneer de eerst pauze eraan kwam was het publiek al dolenthousiast. Terwijl het eerste anderhalf uur toch vooral duimen draaien was geweest.

Dat deze Muntproductie meer dan vier uur duurde bleek hoegenaamd geen onoverkomelijk probleem. De orkestpartituur was kleurrijk (inclusief castagnetten, tamboerijn, blokfluit en ander fraais), de da capo-aria’s behoorlijk virtuoos en sprankelend en ja, de avonturen van de ridder van La Mancha roepen altijd wel een glimlach op. Telemann heeft zich voor zijn Don Quichote trouwens geïnspireerd op het voorbeeld van Conti/Pariati. Dat zegt veel.

De solisten – veelal bassen en baritons – zongen meeslepend en acteerden behoorlijk grappig. René Jacobs kiest er immers altijd de besten uit. De Franse bariton Stéphane Degout bijvoorbeeld als Don Quichotte, of de reeds genoemde Marcos Fink als Sancio Pansa, of Gillian Keith als de mooie Lucinda waar zo om gevochten wordt, of de onsterfelijk grappige Dominique Visse als de barbier met de helm. En Johanette Zomer, enzovoorts… René Jacobs gaat niet voor half afgewerkte zaken en zal nooit in zee gaan met solisten en musici die zich niet honderd procent wille geven. Niet voor niets ontving de held voor al zijn wapenfeiten (cd’s, operaproducties, navorsingswerk,…) de Klara Carrièreprijs 2008. Zijn orkest, de Akademie für alte Musik Berlin, kreeg een verdiend overdonderend applaus. Het luidste applaus feitelijk. Dat was te danken aan de vele kleurrijke details die Jacobs uit de partituur deed oplichten. Daar kunnen goede muzikanten natuurlijk heel wat mee aan. Dus werd er met veel goesting gespeeld. Met grote bewondering heb ik ook geluisterd naar de basso continuo (2 klavecimbels, een orgeltje en een gamba) die schijnbaar onuitputtelijk improviseerde.

René Jacobs heeft alweer eens laten zien hoe hij een bestofte partituur en vergeten muziek weer kan doen glanzen, schitteren, herleven. Chapeau René. Mocht ik op facebook zitten, ik werd jouw vriend.

Greet Van ’t veld

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content