Op vrijdag 9 oktober komt pianist Keith Jarrett naar Brussel voor een zeldzaam soloconcert. Knack sprak met een jongetje van 64 dat danig zijn vingers brandde aan zijn niet in te tomen nieuwsgierigheid.

Met zijn rug naar de camera staat hij voorovergebogen. Zijn handpalmen steunen op het bureau voor het raam. Hij laat zijn hoofd hangen. Tegenlicht tussen zware overgordijnen. Het is een historische foto van John F. Kennedy in het Oval Office, in volle Koude Oorlog. Niet voor niets ging hij de geschiedenis in onder de titel The Loneliest Job in the World.

Geen beeld, geen naam omschrijft beter de muziek op Testament, de nieuwe box van drie cd’s die jazzpianist Keith Jarrett (1945) deze week uitbrengt. Ze zijn de neerslag van soloconcerten in de Parijse Salle Pleyel en de Londense Royal Festival Hall eind 2008. Aanstaande vrijdag, 9 oktober, komt hij in z’n eentje naar Bozar in Brussel voor een van zijn beruchte improvisatieconcerten. En dat terwijl Jarrett zes jaar geleden, bij ons vorige gesprek, had gezworen om nooit meer alleen te concerteren. ‘Als je zoals ik het chronischevermoeidheidssyndroom wilt krijgen, moet je soloconcerten beginnen te spelen. Dat heeft de perfecte triggers voor die ziekte: je immuniteitssysteem gaat eraan en je zenuwen staan chronisch strak.’ En: ‘Het is onnatuurlijk om aan een piano te gaan zitten, geen materiaal mee te brengen, alle muzikale ideeën uit je hoofd te bannen en dan iets te spelen dat tegelijk blijvende waarde heeft en volstrekt nieuw is.’

Net voor zijn afreis naar Europa hadden we een afspraak met Jarrett, voor wat een gesprek over de eenzaamheid van de primus zou moeten worden. Tot zijn platenmaatschappij op de valreep bekendmaakte wat de omstandigheden van de opnames in Parijs en Londen waren geweest: Jarretts vrouw had hem kort daarvoor, na dertig jaar huwelijk, verlaten. Enkele minuten later legde hij, een onbescheiden cynicus en notoir journalistenbasher, het masker af. Keith Jarrett: ‘Die foto van Kennedy, dat is de nagel op de kop. Waarbij het publiek de rol van de fotograaf inneemt. Dit ís de eenzaamste job ter wereld. Daar is een goede reden voor: zo goed als niemand is zo gek om helemaal alleen improvisatieconcerten te geven. Geef ze eens ongelijk.’

Een gesprek over de eenzaamheid van een gewone man (die ongewoon piano kan spelen).

Slaat de titel van deze box, Testament, op een huldebetoon of op het afsluiten van een periode?

Keith Jarrett: Het eerste. Zoals je de terugkeer van those Belgian tennis players, Kim Clijsters en Justine Henin, als een bewijsstuk van hun toewijding kunt beschouwen, zo is deze cd-box een huldebetoon aan, euh…

Uzelf?

Jarrett: Nou… Ja. Aan mijn toewijding, onder alle omstandigheden.

Met permissie: het mooiste stukje van het concert in Parijs is wanneer u niet speelt.

Jarrett:(lacht) Zeg eens.

Tijdens een korte pauze, net voor u een nieuw stuk inzet, fluistert u: ‘ Heheh, let’s see.‘ Als een jongetje met een scheikunde-doos.

Jarrett: Dat vat mijn hele carrière samen, niet? Zo’n moment van reflectie is natuurlijk aangewezen. Je wilt je tijdens het improviseren niet vastrijden. Laat ik het zo zeggen: heel vaak zie ik dat ik op een obstakel afsteven, en dan zwenk ik uit. Zoals een sportwagen: je komt met een rotvaart aangereden, en het enige wat je kunt doen is een ruk aan je stuur geven. Af en toe vervloek ik mezelf, hoor. Dan spreek ik me streng toe: ‘Wat ben je toch een kalf! Hoe ben je in godsnaam in dit stuk beland? Waar zat je met je gedachten?’ Op deze cd staan er zo een paar. Momenten waarop ik me very funny voelde, en je een oplossing moet zien te vinden. Als je dergelijke concerten wilt brengen, móét je bedreven zijn in de Houdini-truc: je zit vastgebonden in een kooi onder water, en je moet eruit. Alleen moet ik het nog sneller zien te doen dan hij, ík heb niet eens de tijd om na te denken.

Weet je, er zijn enkele concerten geweest waar ik gewoon na tien seconden gestopt ben. Dan trek ik mijn handen terug, en spreek rustig het publiek toe: ‘Laten we dit even opnieuw proberen.’ Het is dát, of er een kwartier lang als een idioot bij zitten. Liever een halve idioot dan een hele, denk ik dan. (lacht)

Hoe bereidt u zich voor op deze concerten?

Jarrett: Je kunt er niet echt voor repe-teren. De truc is om thuis tijdens het spelen de energie van een concert op te wekken – maar dat lukt lang niet altijd. In het beste geval ontdek je een paar frasen, een stukje taal dat je later zou kunnen hanteren. Met mijn Standards-trio (met drummer Jack DeJohnette en bassist Gary Peacock, nvdr) repeteren we trouwens ook nooit. Nooit gedaan, in 26 jaar. (giechelt)

Hoe oud was u toen u ontdekte dat u een eigen stem had?

Jarrett: Ik moet een jaar of twintig geweest zijn. Ik speelde met Aldo Romano en Jean-François Rousselet in het Théa-tre de Poche in Brussel (in het Ter Kamerenbos, nvdr). Na een pauze stapte ik weer het podium op, en plots overviel het me: niets staat me nog in de weg, ik kan op mijn piano spelen wat ik wil.

Mensen bezweren je altijd dat je je eigen stijl moet ontwikkelen. Dat klopt, maar tegelijk is het ook een bedreiging. Je kunt nog zo’n goeie pianist zijn, als je geen eigen verhaal hebt is niemand geïnteresseerd. De consequentie daarvan is: zodra je die stem hebt gevonden, is er niets meer om na te streven. Wel, toen ik in Brussel op dat podium stapte, besefte ik dat dat onzin is. Dat dán alles pas begint. Dan moet je beginnen te spelen, te vertellen. Terwijl zoveel andere muzikanten zich op dat moment comfortabel in een foetushouding rollen en zich laten fêteren door een publiek dat altijd hetzelfde wil horen. Mijn publiek komt precies voor het omgekeerde. Ik merk dat de mensen hun verwachtingen achterlaten in de vestiaire. Ik heb het geluk dat het gros van mijn publiek mijn oeuvre kent, en volledig openstaat voor wat ik ook maar wil doen.

Toen u tien jaar geleden te horen kreeg dat u het chronischevermoeidheidssyndroom had, werd u op uzelf teruggeworpen. U luisterde vrijwel alleen nog naar uw eigen muziek – waardoor u uw eigen publiek werd. Wat voor een man hoorde u toen?

Jarrett: Het was de enige manier om met die ziekte en mijn situatie te leren omgaan. Er was geen uitgang, geen vluchtweg. Dus probeerde ik op te meten wat ik in mijn leven had gepresteerd. En dat viel tegen. Veel van wat ik hoorde, beviel me niet. Als ik ooit nog zou gaan spelen, zou het simpeler moeten. Vandaag zijn het niet langer epische tochten door het onbekende, maar beknopte stukken free, gospel, zelfs country.

Snijdt u tijdens een concert de muziek op maat van het publiek, of kan dat u weinig schelen?

Jarrett: Doorgaans bepaalt de klank van de piano en van de concertzaal veel meer wat ik speel dan de reactie van het publiek. Daarom was mijn spel in Parijs en in Londen volstrekt anders. Dat gezegd, tijdens deze opnames was alle controle zoek. Emotioneel zat ik op een trip – ik neem geen drugs, maar zoiets moet het zijn. Al mijn emoties lagen aan de oppervlakte. Ik ben huilend van het podium gestapt.

Met de jaren bent u uw soloconcerten anders gaan opbouwen. Vroeger begon u pianissimo, ontlook de compositie, en werd alles groter en groter. Terwijl het concert in Parijs begon als een big bang.

Jarrett: Ik ben erachter gekomen dat het universum niet bepaald vreedzaam ontstaan is. Als ik dan toch steeds weer het heelal moet uitvinden, waarom zou ik het dan in alle rust doen? Dat was een vergissing. Sommige veranderingen kondigen zich niet gradueel aan, mijn vriend. Om je een voorbeeld te geven: als iemand bij je weggaat, gebeurt dat in een fractie van een seconde, maar die tijdspanne is lang genoeg om je hele bestaan binnenstebuiten te keren. Er is geen langzame opbouw.

Raar genoeg liep het in het Londense concert helemaal anders. Geen big bang, maar ook geen klein motief dat werd uitgewerkt. Wat ik daar speelde, was ongewoon traag en donker – niet in de betekenis van kwaadaardig, maar zwaar. De combinatie van die twee concerten vind ik heel bijzonder. In de maanden die eraan vooraf waren gegaan, net na het vertrek van mijn vrouw, begon ik heel vroeg in het concert al te gieren.

De voorbije zes jaar hebt u uw stijl steeds verder bijgevijld. Hebt u daarbij een einddoel voor ogen, een mogelijk utopische Definitieve Stijl die u rust zal geven?

Jarrett: Zo’n einddoel bestaat niet. Het proces zelf is wat het interessant maakt. Het is een heel dichotomische si-tuatie: je hebt tijdens zo’n concert de volledige controle over wat er gebeurt, en tegelijk kun je maar iets bereiken als je jezelf toelaat om de controle te laten varen. Een volstrekt onmogelijke tegenstelling. Het moet een perfecte balans zijn tussen mijn handen laten doen wat ze kennen, en ze laten doen wat ze niet kennen. Ik zit de hele tijd tegen mezelf te praten: ‘Nee, ga daar niet heen, dat heb je eerder al eens gedaan.’ Als er één doel bestaat bij deze manier van spelen, dan is het wel vermijden dat mijn spel mechanisch zou worden. Vergelijk het met echt goed swingen: de absolute afwezigheid van regelmaat. Dat ritme kan perfect in de maat zijn, maar het is het tegengestelde van een metronoom. Alleen kun je aan niemand precies uitleggen waar het verschil in zit.

Weet u, mijn vrouw zat duidelijk te wachten tot ik dat ultieme doel, die Definitieve Stijl zou vinden. En de bijbehorende rust. ‘Hoelang wil je dit nog volhouden? Wanneer kunnen we aan ons leven beginnen?’ Maar ik kán daar niet mee stoppen. Om het bot uit te drukken: mijn nieuwsgierigheid blijkt alles te overtroeven. Ik wil te weten komen wat ik nog niet wist over muziek. En door te improviseren kom ik te weten wie ik ben.

De prijs die u daarvoor hebt betaald is wel erg hoog, meneer Jarrett.

Jarrett:(stilte) Ik weet het. Ik weet het. Als ze die cruciale vragen ooit letterlijk had uitgesproken, dan had ik nooit meer soloconcerten gespeeld. Ik zweer het. Maar om nu te zeggen dat ik een verkeerde beslissing heb genomen… Als kunstenaar kun je geen versnelling lager schakelen. Mijn broer zei onlangs tegen me: ‘Keith, waarom koop je geen rustige villa in Italië – weet hij veel dat ik daar het geld niet voor heb -, geniet van het besef hoezeer je de geschiedenis van de piano hebt veranderd, en lééf.’ Waarop ik zei: (gespeeld gewichtig) ‘Chris, I’m an artist.

Kunt u zich tijdens het spelen ooit losmaken van uw metier? Kunt u genieten op het podium?

Jarrett: Nee. Door de jaren heen heb ik me fysiek een heel eigen stijl aangemeten (Jarrett staat vaak half rechtop, krampachtig gebogen over zijn klavier, nvdr), waardoor ik mijn eigen hel heb gecreëerd. Je kúnt niet ontspannen in die houding, nog los van de mentale druk tijdens zo’n concert. Ik zoek mijn ontspanning elders. Ik schrijf komische verhalen. Mijn laatste heet How Gravity Helped Cause the Financial Crisis. (lacht) Typen vind ik ontspannend. Ik ben ooit aan mijn memoires begonnen, maar ook daar zat ik de hele tijd te improviseren. Er zat geen methodologie achter, het ging alle kanten uit. Daar ben ik dus mee gestopt. Ik ben met die verhaaltjes begonnen om mijn vrouw op te vrolijken als ze in een slechte bui was. Ik wou haar aan het lachen brengen.

(stilte)

Mijn excuses dat ik de hele tijd over mijn vrouw praat. Laat ik nu maar snel naar Brussel komen. Het is een van mijn oude, vertrouwde plekken – toen ik in de jaren zestig met Charles Lloyd toerde, was het mijn uitvalsbasis. Ik logeerde in een bordeel, omdat ik geen hotel kon betalen. Waardoor de meisjes aan de politie konden vertellen dat ze een legitiem etablissement runden. (lacht) Het oude Brussel is… evenwichtig, ik voel me er geborgen.

KEITH JARRETT, TESTAMENT PARIS/LONDON (3 CD’S), ECM/CHALLENGE.CONCERT: VRIJDAG 9 OKTOBER, BOZAR, BRUSSEL.

DOOR BART CORNAND

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content