Muzikanten met een grote mond zijn er genoeg. Muzikanten die iets te vertellen hebben al veel minder. Julien Libeer, zopas verkozen tot Jonge Musicus van het Jaar, behoort tot die laatste categorie. ‘Ik haat instinctief gewauwel.’

Als een wedstrijd kan woeden, dan woedde de Koningin Elisabethwedstrijd voor piano in alle hevigheid toen ik eind mei 2007 een e-mail kreeg van ene Julien Libeer. Ik had iets aardigs geschreven over een kandidaat en hij was het daar niet mee eens. Dat lezers met mij van mening verschillen, gebeurt vaker. Maar nooit ventileren ze hun mening zo erudiet, elegant en doeltreffend als deze man, die ik inschatte als een kenner van om en bij de vijftig wiens bestaan me ongelukkigerwijs was ontgaan.

Libeer bleek een kenner van amper twintig. Een uitzonderlijk pianist bovendien, zonder twijfel het grootste vaderlandse jeugdtalent dat ik heb gehoord. Die mening wordt gedeeld. Zo’n maand geleden was hij te gast in het Parijse Théâtre de la Ville, in de prestigieuze reeks ‘Trois concerts en un’, waarin solisten van de toekomst worden voorgesteld. En op maandag 8 maart werd hij door de Vereniging van de Belgische Muziekpers bedacht met de Prijs Jonge Musicus van het Jaar. We zochten hem op voor een gesprek, alvast met de handen in het haar, in de vrees dat geen van zijn antwoorden op deze pagina zou passen.

Meneer Libeer, ontkennen heeft geen zin: u hebt een speciaal talent. Hebt u een herinnering aan uw eerste besef daarvan?

JulienLibeer: Ik was drie jaar en begon op keukenpotten te slaan. Ik was vijf en ging pianoles volgen. Sindsdien heb ik nooit iets anders willen doen. Eigenlijk wilde ik dirigent worden. Dat is op de achtergrond geraakt, al trekken opera en symfonisch werk me meer aan dan zuivere pianomuziek. Nu, eerlijk is eerlijk: er zijn momenten geweest dat ik dirigent én brandweerman wilde worden. Of dirigent én politieagent. (lacht) Maar muziek is altijd mijn thuis geweest.

U bent retorisch sterk, muzikaal en verbaal. Is er een verband?

Libeer: Ik ben altijd heel verbaal geweest, en analytisch en synthetisch tegelijk. Willen weten hoe iets werkt en dat onder woorden brengen, heeft altijd tot mijn temperament behoord. Ook in politiek of literatuur. Ik haat instinctief gewauwel, ‘buikgevoel’ vind ik oninteressant.

Dat u als kind al muziektheorie studeerde, is daaraan niet vreemd.

Libeer: Elke musicus moet ooit begrijpen waarmee hij bezig is. Zoals een acteur die Hamlet speelt de structuur van het hele stuk moet vatten. Dat ik al jong heb geleerd hoe muzieklijnen ten opzichte van elkaar bewegen, heeft gemaakt dat het al vroeg een deel van mijn waarnemingsvermogen is geworden. Muziek is spanning. Afwisseling van toenemende en weer afnemende energie. De snelheid en de mate van verandering hangen samen met wat er net geklonken heeft en wat er zo dadelijk komt. Op die golven kunnen surfen, dat is muzikaal structurerend vermogen.

Hoe staat u tegenover virtuositeit?

Libeer: Virtuositeit kan geen doel zijn, maar ze valt evenmin volledig van muzikaliteit te scheiden. De grote pianist Dinu Lipatti zei: ‘Les passages techniques se travaillent à la tête froide.’ Je moet technisch werken om een werk volledig te kunnen bewonen en om te maken dat musiceren een fysiek coherent proces wordt.

Lipatti werd ooit gevraagd om Tsjaikov-ski’s eerste concerto te spelen. Hij vroeg vier jaar studietijd.

Libeer: Ik ben dol op die artistieke ethiek. Had Lipatti gewild, dan had hij in geen tijd alle etudes van Chopin kunnen studeren, opnemen en er een dikke prijs en een snelle carrière mee winnen. Wel, hij heeft er in zijn leven welgeteld drie voor publiek gespeeld, hoewel hij ze allemaal kende. Ik vind dat zo mooi: niet opgeven tot je zelf te-vreden bent. Goed bestaat, goed genoeg niet.

2010 is het jaar van Chopin, die zelfs bij klassieke liefhebbers tegenstrijdige gevoelens oproept. Wat betekent hij voor u, als pianist en als musicus?

Libeer: Chopin was een briljante componist, zoals Mozart, Bach, Schubert en Debussy briljante componisten waren. Een van de groten, met zoals elke mens zijn eigen universum en zijn eigen tegenstrijdigheden. Ik deel niet de mening dat hij een verwijfde, tuberculeuze saloncomponist zou zijn geweest.

Hij wás een tuberculeuze saloncomponist.

Libeer:(onverstoorbaar) Het probleem is de mythevorming, en de stereotypering waarmee hij vooral door de generatie van Alfred Cortot is belast. Het is zeer moeilijk om Chopin vandaag zonder vooroordelen te benaderen, zeker als muzikant. Om goed Chopin te spelen, moet je een natuurlijke flexibiliteit vinden. Je mag niet metronomisch spelen. Maar ook niet te vrij, anders wordt zijn muziek walgelijk zeemzoeterig.

We komen weer bij het begin van het gesprek: waar gaat muziek naartoe, wat is haar structuur, hoe verhouden de noten zich tot hun toekomst en verleden? Dat is zoveel belangrijker dan ‘eens iets schoons spelen’.

JULIEN LIBEER IS TE HOREN OP 25 APRIL (FESTIVAL VAN VLAANDEREN KORTRIJK), 14 MEI (PRINTEMPS MUSICAL DE SILLY), 5 JULI (FESTIVAL JUVENTUS CAMBRAI) EN 21 AUGUSTUS (FESTIVAL D’éTé DE BELOEIL).

DOOR RUDY TAMBUYSER

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content