De vijfde deur aan de wagen

Een automerk dat zich respecteert, kan niet meer zonder een uitgebreid modellenaanbod. De kunst bestaat erin tegemoet te komen aan zoveel mogelijk wensen en verwachtingen, zonder in herhaling te vervallen. Tenzij je daar een geloofwaardige uitleg voor hebt. Zoals in het geval van de vijfde deur.

Als er een automerk naam heeft gemaakt met originele koetswerkconcepten dan is dat Renault. Zo introduceerde de Franse constructeur in 1965 met de R16 een compleet nieuw concept dat als hatchback autogeschiedenis zou schrijven. De R16 zag uit als een limousine maar bood de praktische voordelen van een break, dankzij een vijfde schuine laaddeur die hoog openklapte. De originele koetswerkvorm sloeg aan en ontwikkelde zich tot een commercieel succes. Over een periode van 25 jaar verkocht Renault meer dan 2 miljoen stuks van de gebruiksvriendelijke R16.

De andere merken keken toe en lieten begaan. Het duurde tot een eind in de jaren zeventig vooraleer de R16 concurrentie kreeg van onder andere de Audi Avant 100, Rover SD en Saab 900. BMW en Mercedes probeerden ook een graantje mee te pikken en ontwikkelden op basis van de BMW 3 en Mercedes 190 ieder een 2-deurs sportcoupé met een (praktische) derde laaddeur. Maar de modellen kenden niet het verhoopte succes. De hatchback moest plaats maken voor nieuwe autotrends en verdween langs de achterpoort uit het modellenaanbod.

De hatchback is back

Midden van de jaren tweeduizend beleefde de hatchback een revival met de introductie van de 5-deurs Ford Mondeo en Opel Insignia. Audi reageerde snel en gepast en bewees met de A5 en A7 moed en durf. Ondertussen experimenteren zowat alle Europese merken met een concept dat het midden houdt tussen een limousine en break, dat zowel sierlijk als praktisch is. Zoveel is zeker, de hatchback is back! Zij het dat hij nu een nieuwe benaming draagt: ‘sportback’ bij Audi, GT (Gran Turismo) bij BMW en sportcoupé bij Mercedes.

De Audi A5 en A7 hebben ondertussen hun weg naar de klant gevonden, wat niet kan gezegd worden van de BMW 5 GT. Die heeft de hoge verwachtingen niet kunnen inlossen. Zijn concept is uitstekend, maar hij is allesbehalve een sierlijke auto. De nieuwe BMW 3 GT is dat wel, een maatje kleiner én goedkoper bovendien dan de 5 GT. De goedkoopste 3 GT kost zo’n 36.000 euro, het prijsverschil met de 3-berline en break bedraagt respectievelijk 3.250 en 1.500 euro. De koffer is ruim en makkelijk toegankelijk én te beladen. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor de breakversie van de 3-reeks, maar de 3 GT straalt meer klasse uit: de BMW 3 GT is een volwaardige Grand Turismo. In vergelijking met de 3 Berline is de 3 GT 20 cm langer, wat vooral de (been)ruimte achteraan ten goede komt. Bestuurder en passagiers zitten ook hoger, waardoor zij een veel beter overzicht over het verkeer hebben. Op het vlak van prestaties, rijgedrag en comfort is er nauwelijks een verschil met de berline en break. De BMW 3 GT rijdt een grote toekomst tegemoet.