Recensie ‘Het Laatste Gesprek’ van Paul De Bruyn: “Het leed van een journalist”

© GF

Als debuut is ‘Het Laatste Gesprek’ zeker een aanwinst, ook al omdat er zo weinig echte politieke thrillers zijn (politieke thema’s zijn er genoeg), maar de verrassing ontbreekt.

Er is weinig wat een journalist sneller in de grond doet zinken als het besef gemanipuleerd te worden. Paul De Bruyn was journalist, tot eind vorig jaar. Bij Gazet van Antwerpen. Chef buitenland (toen daar nog over geschreven werd door de eigen redactie, nu beperkt het zich vaak tot leentje buur spelen bij vlaggenschip De Standaard), gespecialiserd in de Verenigde Staten, en later eindredacteur. Het moet wel steken dat hij net nu er nieuwe presidentsverkiezingen aankomen, hij vanaf de zijlijn moet toekijken. Een beetje zoals zijn alter ego, Bert Peeters, die de speelbal wordt van verschillende intriges tegelijk, en die het slecht vergaat. Want “journalisten leven van geruchten. Leven met geruchten. Elk gerucht kan nieuws zijn of tot groot nieuws leiden. Dat moet de reden zijn waarom elke redactie waar ook ter wereld een broedplaats voor verhalen is”.

Het gerucht dat “strafkamp” zal betekenen voor Bert zijn de onthullingen die oud eerste minister Jozef Leemans voorspiegelt, als de politieke journalist hem gaat opzoeken bij lang aanslepende regeringsonderhandelingen. Langs beide kanten gaan frustraties en bedrog elkaar te lijf. Want Bert heeft het niet makkelijk: zijn ex-vrouw is een kenau die hem de duvel aandoet, het meisje dat hij ziet zitten ziet hem alleen maar zitten op zekere afstand en vertrekt trouwens naar Amerika, als journalist wordt hij geprangd tussen de wil geruchten uit te spitten en zich een naam te verwerven, en de hogere belangen van de hoofdredactie, die met het personeel jongleert alsof het om stratego gaat. Enkel op need to know basis.

De verleiding is natuurlijk groot om flink wat Belgische schandalen te herkennen in de plot van Het Laatste Gesprek. Leemans. Zou die naam toevallig gekozen zijn? Victor Leemans was de voorzitter van de Europese assemblee in 1965-6, voor de oorlog hoofdredacteur van het solidaristisch-rechtse blad Jong Dietschland, daarna vakbondsleider van de aan het VNV gelinkte Arbeidsorde, en na de oorlog witgewassen coryfee van de CVP, en Europees mandataris. Leemans wil op zijn sterfbed eerherstel. Het abrupte afbreken van zijn premierschap na vijf opeenvolgende regeringen wijt hij niet aan Zwarte Zondag, maar aan een complot van vijf vijanden, ten voordele van zijn aartsrivaal en partijgenoot Richard Dries. Aas voor de vis die Bert is, en die maar al te graag toehapt.

Helaas zijn er “herstructureringen” bij “de snelst groeiende krant van de wereld”, volgens hoofdredakteur Patrick Hofman, die er een merkwaardige kronkel op nahoudt (want de verkoop blijft achteruitgaan; dat klopt want in 2007 verkocht GvA nog 125.000 eksemplaren, vorig jaar nog 99.000 – de 4.000 elektronische abonnementen kunnen die terugval niet stuiten). Zo belandt Bert in een derde wespennest, naast zijn privézaak en de politiek: het redaktionele beleid. Want “we moeten doorgaan met wat we nu bezig zijn” – het dringt maar traag tot Bert door dat politieke kommentaren daar niet in thuishoren. “Je hebt dus gehoord dat we de regionale reportageploeg gaan versterken. Jij gaat daar ook naartoe”. Als dat niet in de richting wijst van het kleffe ontslag in 2008 dat de naar ‘buitenland’ weggepromoveerde politieke verslaggever Roger Van Houtte (vanaf 1986) werd opgedrongen door toenmalige hoofdredakteurs Luk Rademakers (2004-2007; daar gezet door Concentra en Steve Stevaert) en Pascal Kerkhove (2007-2014), dan hoef je ook geen andere politieke spoken door deze politieke thriller te ontwaren.

Maar dat doe ik dus wel. Anders redeneren is moeilijk. De rivaliteit van Leemans en Dries verhult amper verwijzingen naar de vete tussen Leo Tindemans en Wilfried Martens (“de slechtste mens die ik ken”, liet die zich ooit over zijn voorganger ontvallen). Naar het gekonkelfoes tussen de hoofdredactie van GvA (en andere kranten en media) en de politieke intriganten – het valt me moeilijk om niet te denken aan Martens’ langwijlige woordvoerder Lou De Clerck, die een rechtstreekse lijn had met de premier (zoals Rik Van Cauwelaert er een had met Van Rompuy, en anderen evengoed met liberalen en socialisten). De Clerck leidde de Frut, waarop neerbuigend werd neergekeken omdat het blad bijzonder conservatief-rechtse denkbeelden verbreidde tot de komst van De Clerck (1985-1991). Er staan trouwens duidelijke tijdsaanwijzingen in het verhaal dat het schandaal rond Leemans zich afgespeeld heeft tijdens een reis naar Vietnam midden jaren tachtig voor een contract van baggerwerken in Haifong (die trouwens ook zijn uitgevoerd). Ook de verwijzing naar ene Robert Mathieu, die later neergekogeld wordt, kan niet missen: André Cools, vermoord in 1991.

Paul De Bruyn is wel clever genoeg om niet rechtstreeks te putten uit de bekende schandalen (overspel, afdreiging, maffieuze omkoperij), maar in te zetten op afpersing. Een eervolle exit in ruil voor stilzwijgen. Was het een complot ? Uit zijn eigen ervaring kan De Bruyn wel overweg met de deontologie, hij beseft, net als Bert Peeters, dat een “journalist die insider wordt ophoudt journalist te zijn”. Annie Lennox schreef en zong het al: “It’s a thin line between love and hate” – en ik zeg dat niet toevallig, omdat De Bruyn al van jongs af aan verhangen was aan popteksten en Engelse letterkunde. Het boek wemelt dan ook van symbolische verwijzingen, Talking Heads, Bruce Spingsteen, Fleetwood Mac, Bob Dylan, de klassiekers. Ik ken De Bruyn namelijk al van toen hij nog Germaanse studeerde in Antwerpen (waar ik toen doceerde).

Hij was een wat teruggetrokken, broedende, monkelende en wat onzekere jongeman, die zelden het achterste van zijn tong liet zien. Ook nu gaat hij met weifelende kinderpasjes op zijn doel af, hij ontrafelt geduldig, soms langdradig, de ingewikkelde plot die hij bedacht heeft. Omdat er ook zoveel spanningslijnen verknoopt zitten, is het soms moeilijk de personages goed op te volgen. Want op een inkrimpende redactie waar de sfeer verzuurt, komen minder fraaie dingen uit het verleden aan de oppervlakte. En dan blijken de vrienden van ouds (Nick, Frank, Dirk) plots niet meer zo fideel en zo onzelfzuchtig te zijn als Bert altijd voor ogen had gehouden. Dat is ook de achilleshiel van het boek: de verregaande naiviteit van Bert, die koppigheid voor onderzoeksjournalistiek houdt, en aan één bron genoeg heeft om een steen in de kikkerpoel te gooien. Dat hij daarbij onhandig zijn eigen ruiten ingooit bij de hoofdredactie is lapidair. Van een man die jarenlang politieke verslaggeving heeft gedaan, valt een alertere kritische zin logisch te verwachten. Maar dat gebeurt niet, om de gordiaanse knoop van het Vietnamschandaal, een bankschandaal à la Arco en een naar Thailand gevluchte directeur, én de drainage van de redactie te laten voortkabbelen tot de al bij al verrassende ontknoping.

Het Laatste Gesprek is minder droog en acribisch dan de romans van Hugo De Ridder (nog een insider uit de journalistiek), maar mist echte vaart. Als debuut is het zeker een aanwinst, ook al omdat er zo weinig echte politieke thrillers zijn (politieke thema’s zijn er genoeg), maar de verrassing ontbreekt. Ik denk vooral omdat de achtergrond te nauw en te specifiek verweven zit met de realiteit, en minder symbolisch ontwikkelt tot echte fantapolitica. Misschien kan De Bruyn een voorbeeld nemen aan Rudy Soetewey, 2017, die iets economischer omspringt met zijn personages en zijn plot beter fileert. Maar goed, Peeters gaat dood, De Bruyn leeft. Hij mag van mij rustig een tweede thriller, iets minder uitgesponnen, met versnellingen, uitwerken.

Lukas de Vos

Paul De Bruyn, Het Laatste Gesprek.Antwerpen, Houtekiet 2016, 366 blz.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content