‘Ze zijn me blijven aanvallen. En toen kwam die dolkstoot’

YOUSSEF KOBO 'Na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo heb ik tolerante vrienden een shift zien maken. Van de ene dag op de andere zagen ze de islam als een bedreiging.'

In de luwte van het kabinet van CD&V-staatssecretaris Bianca Debaets was de ooit heftige activist Youssef Kobo zich aan het omscholen tot een politicus van het moedige midden. Daar kwam een einde aan toen opponenten in zijn verleden gingen graven. Voor het eerst blikt hij op de zaak terug. ‘Mijn Facebook-grap over GAIA was fout en flauw. Ik had ze nooit mogen maken.’

‘CD&V’er bedreigt GAIA met de dood’, kopte Het Nieuwsblad begin september. Helemaal accuraat was dat bericht niet. De ‘doodsbedreiging’ was een uit de context gerukte, maar wel zeer foute grap van Youssef Kobo op Facebook. De grap – ‘En als we nu eens bij wijze van compromis vanaf nu GAIA-activisten in plaats van schapen slachten?’ – was ook, in tegenstelling tot wat de krant suggereerde, al drie jaar geleden gemaakt.

Toch was een ontslag volgens Kobo de enige uitweg: ‘Eerlijk gezegd: het voelde, na weken in de vuurlinie, ook wel als een opluchting.’ Hij was in die vuurlinie terechtgekomen na een aanval door Bart De Wever (N-VA). Gevraagd door Joods Actueel, een maandblad voor de Joodse gemeenschap in ons land, naar wat hij van Youssef Kobo vond, deelde de burgemeester van Antwerpen rake klappen uit. Hij had met ‘grote ogen’ gekeken naar de rekrutering van Youssef Kobo door Brussels staatssecretaris Bianca Debaets, zei hij. Hij noemde dat ‘verontrustend’, en stelde dat de CD&V op die manier ‘bepaalde groepen wil charmeren’.

Was de mondige jonge moslim het slachtoffer van een politiek-strategisch manoeuvre? Kobo wil het niet met zoveel woorden gezegd hebben. ‘Maar dat de belangrijkste politicus van ons land het nodig vond om uit te halen naar een eenvoudige Brusselse kabinetsmedewerker, was natuurlijk du jamais vu’, zegt hij. ‘Het heeft me ook verbaasd dat hij Facebook- berichten die ik een jaar of drie geleden heb gepost, haast woordelijk kon citeren.’

U had hem natuurlijk de perfecte munitie gegeven om de CD&V af te schilderen als een extreem moslimvriendelijke partij.

YOUSSEF KOBO: Is dat zo? Ik kan alleen vaststellen dat na de uithaal van De Wever een hele horde N-VA-mandatarissen over me heen is gekomen. En weken aan een stuk kreeg ik op de sociale media, via anonieme accounts, honderden scheldberichten per dag. Dat had ik nog niet meegemaakt, en ik ben écht wel wat gewend. Na zijn interview in Joods Actueel heeft De Wever trouwens ook uitgehaald naar Abderrahim Lahlali, gemeenteraadslid in Ronse, en Buket Karaca, districtsraadslid in Berchem – allebei voor de CD&V.Dat bewijst niets, maar automatisch ga je denken: wat speelt hier eigenlijk echt?

Het finale nekschot kwam van Het Nieuwsblad. Een beetje out of the blue kwam die krant met uw drie jaar oude Facebook-bericht over GAIA.

KOBO: Ik kon me dat bericht zelfs niet meer herinneren. Maar goed: het was een foute, flauwe grap. Ik had ze nooit mogen maken.

Wel merkwaardig dat zo’n oud bericht plots nieuws was.

KOBO: Blijkbaar heeft iemand het nodig gevonden om alles te controleren wat ik de afgelopen vijf jaar op Twitter en Facebook heb gepost. Of dat de journalist in kwestie zelf was, durf ik te betwijfelen.

Zou het kunnen dat de krant een tip van de N-VA had gekregen?

KOBO: Geen idee, maar het kwam in elk geval niet uit de lucht vallen. Joods Actueel zit wel al sinds februari op mijn dak. Blijkbaar zijn ze er toen achter gekomen dat ik in 2014, tijdens de oorlog in Gaza, nogal hevige – en ik geef toe: soms té hevige – kritiek op Israël heb geuit. Sindsdien doet het blad een gooi naar het wereldrecord mailen en bellen, alsof iedereen voor mij gewaarschuwd moet worden.

U had het optreden van Israël met dat van de IS vergeleken. Is het niet logisch dat zo’n blad dan in de tegenaanval gaat?

KOBO: Nogmaals: ik ben toen te ver gegaan. Maar mag ik toch vragen om die uitspraken in hun context te zien? In juli 2014 zijn in vier weken tijd 551 Palestijnse kinderen omgekomen in Gaza, en 1 Israëlisch kind. Dat was in alle 552 gevallen een tragedie, en dat maakte me woedend. Vanuit die woede heb ik een vergelijking gemaakt met de IS, die met al zijn aanslagen in Europa nog altijd niet in de buurt komt van het aantal kinderen dat Israël toen in één maand heeft gedood. Die vergelijking deugt niet helemaal, maar maakt dat van mij een antisemiet? Iemand die felle kritiek op Turkije of Saudi-Arabië uit, is toch ook niet per definitie islamofoob?

Hebt u ook de woede van de N-VA niet over uzelf afgeroepen? U was bijvoorbeeld ongenadig voor minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon, na zijn uitspraak dat een significant deel van de moslimgemeenschap op straat had gedanst na de aanslagen van 22 maart.

KOBO: Misschien heb ik in mijn reactie op die uitspraak weleens een bocht gemist,maar ik blijf wel bij mijn punt: na een aanslag moet een minister van Binnenlandse Zaken de gemoederen bedaren. Met zijn uitspraak over dansende moslims in Molenbeek heeft Jan Jambon het tegenovergestelde gedaan, zonder enig bewijs voor te kunnen leggen. Dat vind ik nog altijd ongehoord. Ik blijf me afvragen waarom zijn partij mij daarom zo in het vizier heeft moeten nemen, terwijl belangrijkere mensen dan ik dezelfde kritiek hadden.

Heeft de heftigheid van de reacties op uw uitspraken iets met uw vreemde naam te maken?

KOBO: Een deel van mijn identiteit maakt het gemakkelijker om wat ik zeg te framen, dat klopt. Een moslim die kritisch is voor Israël kun je moeiteloos wegzetten als antisemiet. Handig als je een politieke opponent wilt destabiliseren.Iemand met een migratieachtergrond komt, naar mijn gevoel, ook moeilijker weg met foute grappen, overdrijvingen of te scherp geformuleerde kritiek. Na mijn ontslag heb ik mij een paar weken van alle commentaar onthouden. Die stilte heb ik doorbroken na de uithaal van Open VLD-Kamerlid Luc Van Biesen aan het adres van SP.A-fractieleider Meryame Kitir. In het parlement – het hart van de democratie – zei hij tegen een opponent dat ze beter terug naar Marokko kon gaan. En toch hield zijn partij hem aan boord.

Een allochtoon parlementslid zou met zulke fratsen niet wegkomen?

KOBO: De vraag stellen is ze beantwoorden. Bart De Wever heeft zich ooit gewillig laten fotograferen met Jean-Marie Le Pen, roerganger van het radicaal-rechtse Front National in Frankrijk. En een van zijn prominente partijgenoten (Karim Van Overmeire, nvdr.) heeft meegeschreven aan het 70 puntenplan van het Vlaams Blok. Maar ik wil niet te veel naar anderen wijzen. Dat zou hypocriet zijn.

Zoals u net zelf zei: iemand als Youssef Kobo leent zich uitstekend om een politieke tegenstander te destabiliseren. Vindt u niet dat de CD&V zich makkelijk uit evenwicht heeft laten brengen? De partij had uw ontslag ook kunnen weigeren.

KOBO: De manier waarop ik ten val gebracht ben, zou je kunnen vergelijken met een stierengevecht: ze zijn me blijven aanvallen, tot ik uitgeput neerzeeg. En toen kwam die dolkstoot: dat bericht in Het Nieuwsblad. Ik begreep al snel dat mijn positie binnen het kabinet van Bianca Debaets onhoudbaar was geworden. De controverse, die in de eerste plaats aan mij te wijten was, bemoeilijkte mijn werk en dat van mijn collega’s. Mevrouw Debaets heeft me helemaal niet moeten dwingen om ontslag te nemen. Ik heb zelf mijn verantwoordelijkheid genomen.

Hebt u in die tijd ook met voorzitter

Wouter Beke gesproken?

KOBO: Ja, maar de inhoud van dat gesprek blijft intern.

Voor uw ontslag hebt u in De Standaard gezegd dat u in 2018 waarschijnlijk op een lijst zou staan: is dat nog altijd het plan?

KOBO: Ja. Waar ik wil opkomen? Daarover kan ik nog niets kwijt. Mijn politieke carrière is op dit ogenblik niet prioriteit nummer één, maar ik blijf de CD&V absoluut trouw.

De CD&V zit in een coalitie met N-VA, en voert de facto het migratie- en veiligheidsbeleid van die partij mee uit.

KOBO: Zo zit de politiek nu eenmaal in elkaar. De CD&V is wel de enige regeringspartij die, ook na de aanslagen, het hoofd koel probeert te houden. Terwijl andere partijen uit electorale overwegingen irrealistische voorstellen lanceren, heeft mijn partij telkens de reflex om een stapje achteruit te zetten en aan de lange termijn te denken. Dat zorgt voor spanningen, bijvoorbeeld met de N-VA. Dat gezegd zijnde, bestaat er in Vlaanderen nog weinig draagvlak om vluchtelingen op te vangen. Een politieke partij kan dat niet naast zich neerleggen, ook de CD&V niet.

Waarom hebt u zich ooit bij de CD&V aangesloten?

KOBO: Het zal mijn opponenten misschien verbazen, maar ik heb altijd een zekere affiniteit met de centrumpositie gehad. Mijn eerste stem ooit was voor Yves Leterme. Ik was gecharmeerd door zijn belofte van goed bestuur, zijn verantwoordelijkheidszin en staatsmanschap.

De politiek is, zoals u zelf hebt ervaren, genadeloos. Waarom wilt u per se doordoen?

KOBO:Ik heb even getwijfeld: is er voor iemand met mijn profiel en achtergrond wel plaats in die wereld? Naarmate het stof neerdaalde, kwam mijn oude vechtersmentaliteit weer naar boven. Misschien heeft dat ook iets met mijn achtergrond te maken. Ik ben het kleinkind van een Marokkaanse migrant, opgegroeid onderaan op de sociale ladder. Ik ben vooral opgevoed door mijn moeder, die alleenstaande was en 18 jaar als poetsvrouw heeft gewerkt. Dat is een moeilijke startpositie: je moet veel obstakels overwinnen, wil je je achterstand inhalen. Veel van mijn generatiegenoten hebben de strijd al vroeg opgegeven, en hebben de maatschappij de rug toegekeerd. Ik heb geprobeerd om energie te putten uit die strijd. Als ik met jonge mensen met een migratieachtergrond praat, zeg ik hun telkens weer dat ze zich niet in een slachtofferrol mogen wentelen, en dat ze moeten vechten voor hun plek in de samenleving. Dat verhaal vertellen en uitdragen, is een van mijn belangrijkste drijfveren. Als ik nu zou opgeven, na één tegenslag, zou dat verhaal niet meer geloofwaardig zijn.

Wat u nu zegt, komt in de buurt van wat Montasser AlDe’emeh vertelt in zijn nieuwe boek De weg naar de radicale verzoening. Hij zegt, met enige zin voor overdrijving, dat de moslimgemeenschap na al die jaren niet verder is gekomen dan ‘groenten en kebab verkopen, en aan de zijlijn staan klagen’.

KOBO: Ik begrijp hem wel. Ook hij heeft – bijvoorbeeld door dat verhaal over vermeende schriftvervalsing – in het oog van een storm gestaan. In zijn gevecht om weer boven water te komen, zegt hij dingen waarvan hij denkt dat onze huidige samenleving ze graag hoort. Soms op het absurde af. Eigenlijk zegt hij in jullie quote dat er binnen de moslimgemeenschap nog altijd geen intelligentsia zijn. Onzin, natuurlijk. Sami Zemni, Bilal Benyaich, Nadia Fadil, Dyab Abou Jahjah… Als die mensen er niet waren geweest, dan zat ik hier niet. En dan zou Montasser ook niet staan waar hij staat.

Ook u hebt uw toon inmiddels, net zoals Montasser, aangepast aan wat de samenleving wenselijk acht.

KOBO: Ik ben mijn toon beginnen bij te sturen na de aanslag op de redactie van Charlie Hebdo, begin 2015. Tolerante, verstandige vrienden zag ik toen een shift maken: van de ene dag op de andere vonden ze de islam een grote bedreiging. Echte debatten waren plots onmogelijk. Nog meer dan vroeger is iedereen zich gaan begraven in zijn eigen gelijk. In het ene kamp is elke kritiek op de islam een uiting van islamofobie, in het andere staat een hoofddoek dragen gelijk aan moslimextremisme. Populisme is de mainstream geworden, en het maatschappelijke debat een eeuwigdurende surplace. Vooral dat inzicht heeft me naar het midden doen opschuiven. Had u me twee jaar geleden gevraagd wat ik van de CD&V- slogan ‘Het moedige midden’ vond, dan zou ik geantwoord hebben dat hij me wat te wollig was. Vandaag besef ik dat de middenpositie in het debat net de moeilijkste is – en dus de moedigste.

Helpt een stem als Abou Jahjah het debat vooruit?

KOBO: In zijn columns in De Standaard lees ik zelden iets dat ik echt extreem vind. Veel meer dan toen hij voorzitter van de Arabisch-Europese Liga was, mikt hij vandaag op verzoening. Maar Dyab is natuurlijk nog altijd een activist. Dat mag. Ik zeg ook niet dat iederéén in het midden moet gaan staan.

Volgens filosoof Maarten Boudry wordt het racismeprobleem weleens overschat: niet het racisme, maar onze gevoeligheid ervoor zou groter worden.

KOBO: Onze gevoeligheid voor racisme kan, net als onze gevoeligheid voor homofobie of seksisme, niet groot genoeg zijn. Misschien moet u nog eens gaan kijken naar de gruwelijk ranzige reacties op het dodelijke ongeval van de jonge Marokkaanse Belg Ramzi Mohammad Kadourri, die ik de voorbije zomer op Facebook heb gedeeld. Dat waren er meer dan een paar, hoor. Of kijk gewoon naar onze arbeidsmarkt. Als het gaat over tewerkstelling van migranten, zit België ver onder het gemiddelde.

Die ondervertegenwoordiging is er misschien wel vooral aan de top van de arbeidsmarkt.

KOBO: Dat klopt. Als ik een kabinet, een bedrijf of een redactie binnenstap, zie ik één kleur. Pas als ik er buitenstap, zie ik ze allemaal.

Is dat alleen een gevolg van discriminatie?

KOBO: Het is complexer dan dat. Het heeft er ook mee te maken dat de belangrijke spelers binnen het establishment niet weten wie de belangrijke spelers binnen de migrantengemeenschap zijn – en omgekeerd. Daarbij komt nog het wederzijdse wantrouwen. Ik heb me vroeger vaak boos gemaakt op de ‘witte media’. Pas toen ik bij productiehuis Panenka ging werken, heb ik gemerkt dat het verhaal genuanceerder is. Het is niet makkelijk om mensen met een migratieachtergrond in televisieprogramma’s te krijgen. Ze hebben geen vertrouwen in de media en de politiek. Laat staan dat ze geloven er ooit een rol in te kunnen spelen. Dat probleem krijg je alleen opgelost met rolmodellen. Succesverhalen als dat van regisseur en scenarist Adil el Arbi zijn van ontzettend groot belang. Ik ben op dat vlak trouwens niet zo pessimistisch. Yasmien Naciri of Khalid El Jafoufi zijn twee jonge moslims en opiniemakers die kansen krijgen en grijpen. Op hun twintigste doen ze dingen waarvan ik op die leeftijd niet eens durfde te dromen.

De openbare omroep is duidelijk aan een inhaalbeweging bezig. Zou u een VRT-journaliste met hoofddoek acceptabel vinden?

KOBO: Ik vrees dat onze samenleving er nog niet klaar voor is. Die hoofddoek is – met dank aan de eindeloze en uitzichtloze discussies – een beladen symbool geworden. Maar als u de vraag aan mij persoonlijk stelt: waarom niet?

Omdat een VRT-journalist neutraal moet zijn?

KOBO: Ach, neutraliteit. Dat is toch een drogreden? Voor mij is er maar één criterium: de kwaliteit van iemands dienstverlening, en in dit geval iemands journa- listieke werk. Of dat gebeurt met of zonder keppel of hoofddoek, kan me niet schelen.

Tegenstanders zullen zeggen dat er onder die hoofddoek een wereldbeeld schuilt dat niet strookt met de westerse waarden.

KOBO: Onder de hoofddoek gaat een heel scala aan wereldbeelden schuil. Wat altijd weer vergeten wordt: moslim zijn is maar een deel van je identiteit, en elke moslim vult dat deel anders in. Voor veel van mijn generatiegenoten is religie perfect met moderniteit te verbinden.

Wat betekent moslim zijn voor u?

KOBO: Moeilijke vraag. Het is iets dat ik van thuis heb meegekregen. Iets dat antwoord geeft op levensvragen, en mij houvast en rust biedt.

Heeft uw geloof u geholpen om uw ontslag te verwerken?

KOBO:Niet echt. Als ik dat ontslag heb kunnen relativeren, is het dankzij de actualiteit. In dezelfde periode kwamen berichten over de massaontslagen bij Caterpillar en ING. Ik ben helaas niet de enige die op zoek moet naar iets nieuws.

Hoort u, tot slot, bij de 20 procent moslims die begrip heeft voor de IS, zoals een enquête van Humo en VTM Nieuws vorige week uitwees?

KOBO:De academische wereld heeft die internetenquête meteen met de grond gelijkgemaakt – ik vond die 20 procent al aan de hoge kant. Maar we mogen ons geen illusies maken: er zijn landgenoten die dwepen met de IS. Ook moslims moeten hun verantwoordelijkheid opnemen en dat weerzinwekkende gedachtegoed bestrijden. En dat gebéúrt gelukkig ook.

DOOR JEROEN DE PRETER EN PETER CASTEELS

‘Joods Actueel doet een gooi naar het wereldrecord mailen en bellen, alsof iedereen voor mij gewaarschuwd moet worden.’

‘Ik ben vooral opgevoed door mijn alleenstaande moeder, die 18 jaar als poetsvrouw heeft gewerkt. Dat is een moeilijke startpositie.’

‘Onze samenleving is nog niet klaar voor een VRT-journaliste met een hoofddoek.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content