Vrije Tribune

Uitzettingen van EU-burgers. Een fenomeen dat ons alarmeert, en mobiliseert.

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Een aantal spelers uit de vakbonds-, verenigings- en academische wereld hebben samen een opiniestuk ondertekend om hun bezorgdheid te uiten over het groeiende aantal uitzettingen van EU-burgers waartoe de Dienst Vreemdelingenzaken de opdracht geeft. Deze praktijk doet ernstige vragen rijzen bij de interpretatie van de Europese richtlijnen, het principe van het vrij verkeer van burgers uit de Europese Unie en de beginselen van het sociaal recht.

Tussen 2010 en 2013 gaf de Dienst Vreemdelingenzaken 5913 EU-onderdanen het bevel het Belgische grondgebied te verlaten. Het gaat vooral om burgers die een leefloon van het OCMW genieten, om werklozen en om werknemers in het kader van het zogenaamde “Artikel 60”. Deze burgers zouden een “onredelijke belasting” vormen voor onze sociale zekerheid.

Deze attitude is onverantwoord en onaanvaardbaar op ethisch, politiek en juridisch vlak.

Onverantwoord op ethisch vlak. Dat we vandaag in een land leven dat vooral een “gast”land is toch een van de belangrijkste consequenties van het beleid dat de industriële ontwikkeling van ons land aanzwengelde? Waren de beroemde roze affiches van de Belgische Steenkoolfederatie die de loftrompet staken over de Belgische sociale zekerheid om Italiaanse en Marokkaanse werknemers aan te trekken, ook geen vorm van sociaal toerisme in de andere richting?

Onaanvaardbaar op politiek gebied. Zelfs de analyses van de Europese Commissie hebben aangetoond dat migratie slechts een bedreiging vormt voor het begrotingsevenwicht van de landen waar de migranten vandaan komen. De buitenlandse bevolking brengt de staatskas globaal gezien meer op dan wat ze “consumeert” onder de vorm van subsidies.

“À la carte” interpretatie van de Europese wetten op juridisch gebied. Al in 1957 hadden de oprichters van de EEG begrepen dat een fundamentele vrijheid als “vrij verkeer van personen” niet gerealiseerd kon worden zonder een grensoverschrijdende “coördinatie” van de sociale zekerheidsstelsels. Vandaag steunt het systeem op twee pijlers. Richtlijn 2004/38 definieert de regels waaraan alle landen onderworpen zijn inzake verblijfsrecht. Op basis van Verordening 883/2004 wordt bij de berekening van een uitkering dan weer rekening gehouden met álle periodes waarin iemand gewerkt heeft. Als je bijvoorbeeld in Frankrijk en België gewerkt hebt en in België werkloos wordt, worden de periodes uit beide Europese landen samengeteld. De uitwijzing van een OCMW-gerechtigde of van een werknemer met Artikel 60 betekent een schending van het recht op vrij verkeer; de uitzetting van een werkloze is bovendien ook een aanval op het verzekeringsrecht.

De verwijdering van een burger die een leefloon van het OCMW geniet, kan geen automatisch gevolg zijn van diens beroep op het sociale bijstandsstelsel (art. 14.3 van de Richtlijn). Het gastland is immers verplicht rekening te houden met zijn specifieke persoonlijke situatie (art. 8).

Met de Richtlijn als stok achter de deur viseert de Dienst Vreemdelingenzaken personen die een werkloosheidsuitkering ontvangen en die “minder dan twaalf maanden gewerkt hebben”. Echter, in België heb je nooit recht op een werkloosheidsuitkering op basis van minder dan twaalf maanden werk! Als de uitkering toegekend wordt, heeft men net rekening gehouden met de bijdragen die je al in een ander EU-land betaalde. Een uitzetting zou je de facto niet alleen van je verblijfsrecht beroven, maar eveneens van het bijstandsrecht en dat kan je niet meer recupereren in je land van herkomst noch elders.

Bij de Artikel 60-werknemers wordt het gesubsidieerde karakter van die banen naar voren geschoven als argument voor uitwijzing: de staat ontkent openlijk de “reële en daadwerkelijke” economische kwaliteit ervan. Dit uitgangspunt is uiterst betwistbaar in het licht van de jurisprudentie van het Hof van Justitie van Europese Unie. Het Artikel 60-contract is een “arbeids”overeenkomst waarop een van de ondertekenaars als “werknemer” aangeduid wordt. Trouwens, als een werknemer die via Artikel 60 in een openbare dienst wordt aangenomen geen economische activiteit uitoefent, moeten we dan hetzelfde denken van alle werknemers in het sociaal-culturele veld en in het onderwijs?

13 miljoen Europese burgers wonen heden ten dage in een ander EU-land en wij behouden allen de begeerte op een gegeven moment onze koffers te pakken.

“Vooruit, iedereen terug naar eigen land!” Het verontrust ons allen. Sterker nog, het doet een alarmbel luiden. Het Europese integratiebeleid ligt onder het vuur van een van zijn eigen oprichters. Als we niet fel en acuut reageren, kan deze politiek gauw en gemakkelijk overgenomen worden door andere lidstaten.

We zijn al op straat gekomen om onze verontwaardiging over andere uitwijzingen te uiten. De uitbreiding naar uitzetting van Europese burgers maakt ons erg bang. Het zou ieder van ons kunnen overkomen. Iemand die al gebruik maakte van het recht op vrij verkeer binnen Europa, iemand die op het punt staat zich in een andere staat te vestigen of iemand die een kind heeft dat elders in Europa zijn geluk zal zoeken: als student, als stagiair, als werkloze, als werknemer, als gepensioneerde of gewoonweg ingegeven door het verlangen de kansen te benutten die het Europese burgerschap gisteren nog leek te bieden. Dit alles aan de vooravond van de “Moeder van alle Verkiezingen”, een electoraal rendez-vous dat zich aankondigt als een van de meest interessante in de geschiedenis van de Europese Unie. Oh, en ook van België!

Het volledige artikel leest u hier

Carlo CALDARINI, socioloog, directeur van het Onderzoekscentrum Sociaal Beleid in Europa (Inca-Cgil), Brussel; Marco MARTINIELLO, professor en directeur van het Centre d’études de l’ethnicité et des migrations aan de Université de Liège, gastprofessor aan het College of Europe in Natolin, Warschau; Michel HUYSSEUNE, hoogleraar politieke wetenschappen aan het Vesalius College, Vrije Universiteit Brussel; Jean-François TAMELLINI, federaal secretaris van het ABVV; Stefano GIUBBONI, professor arbeidsrecht aan de Università di Perugia; Edith PICHLER, professor migratiesociologie aan de Universität Potsdam; Sonia MCKAY, professor Europese sociaal-juridische studies aan het Working Lives Research Institute, London Metropolitan University; Laurent VOGEL, jurist, senior onderzoeker aan het ETUI, Europees Vakbondsinstituut; Albert MARTENS, ere-hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven, Faculteit Sociale Wetenschappen; Anne MORELLI, historica, ere-hoogleraar aan de Université Libre de Bruxelles; BRUXELLES LAÏQUE; Pierre GALAND, voorzitter van de European Humanist Federation; Morena PICCININI, voorzitter van INCA CGIL; Andrea REA, professor sociologie aan de Université Libre de Bruxelles en coördinator van het Centre de recherche “Migrations, Asile et Multiculturalisme”

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content