Vrije Tribune

‘Het confederalisme van N-VA duwt de PS nog dieper in het centrum van de macht’

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

‘Als de N-VA zegt dat de stem van de Franstaligen sterk doorweegt in de Belgische politiek, dan heeft ze ook gelijk. Maar als de N-VA zegt dat ze dit gaat oplossen door België om te vormen tot een confederatie dan spreekt ze zichzelf tegen,’ zegt onderzoeker Stefan Somers.

Bart De Wever wil met de N-VA het confederalisme invoeren om de PS van de macht te houden. Door meer bevoegdheden aan Vlaanderen te geven, zo suggereert hij, heeft de PS er geen enkele inspraak meer.

Natuurlijk is het correct dat als je bevoegdheden aan de deelstaten geeft, de federale overheid deze bevoegdheden verliest en dus dat de PS wat die bevoegdheden betreft niets meer in de Vlaamse pap te brokken heeft. Daar valt niets tegen in te brengen. Het probleem is evenwel dat je daarvoor geen confederalisme nodig hebt. Je kan dit ook bereiken met een sterk gedecentraliseerde federale staat. Zo bewijzen althans Duitsland, Zwitserland, Canada en de Verenigde Staten: allen federale staten met sterke deelstaten die over het merendeel van bevoegdheden beschikken. Wat het confederalisme echter wel doet, is net het tegenovergestelde: het duwt de PS nog meer in het centrum van de macht. Het maakt de PS, althans voor de bevoegdheden die op federaal niveau uitgeoefend blijven worden, nog meer incontournable.

Maar wat, zal u zich afvragen, is nu het verschil tussen een confederatie en een federatie? Welnu, naast het gegeven dat er nergens ter wereld goed werkende confederaties bestaan (ook Zwitserland dat zich weliswaar nog steeds confederatie noemt, heeft sinds de inwerkingtreding van haar grondwet van 1848 een federale staatsstructuur) en wel goed werkende federale staten, is het belangrijkste verschil tussen beide dat men in een federatie twee democratische niveaus heeft (een deelstatelijk en een federaal) en in een confederaal slechts één: het deelstatelijk. In een confederatie wordt besluitvorming op overkoepelend niveau gesloten op basis van overleg tussen de deelstaten.

Elke deelstaat heeft dus een gelijke stem en beslissingen kunnen maar genomen worden als alle deelstaten ermee instemmen. In feite heeft elke deelstaat in een confederatie dus een veto. Dit laatste aspect verklaart waarom confederaties niet werken en dus waarom de confederaties die ooit hebben bestaan, federaties of onafhankelijke staten zijn geworden.

N-VA wil een confederale staatsstructuur creëren door het federaal parlement te herleiden tot één parlement waarin evenveel Nederlands- als Franstalige leden zetelen. Daarbij geeft het aan dat een beslissing maar genomen kan worden wanneer een meerderheid in beide taalgroepen ermee instemt: elke taalgroep krijgt dus een vetorecht.

Op die manier versterkt de N-VA de positie van de Franstaligen op federaal niveau. Vandaag is het mogelijk om een gewone wet te stemmen met een meerderheid binnen het parlement. Aangezien de Nederlandstalige taalgroep in het federaal parlement 88 leden telt en de Franstalige slechts 62, kan de Nederlandstalige taalgroep, althans in theorie, eenzijdig – of met de steun van een Franstalige minderheid – een wet aannemen.

Sterker nog: voor een wijziging van de grondwet heeft men een 2/3e meerderheid nodig, ongeacht de taalgroep waartoe die meerderheid behoort. In theorie zou men de grondwet vandaag dus kunnen wijzigen zonder meerderheid aan Franstalige kant. En hoewel de theorie helemaal niet naadloos aansluit op de praktijk (omdat het politiek betamelijk is om in elke taalgroep over een meerderheid te beschikken en omdat onze staatsstructuur behept is met ‘confederale’ pariteiten en alarmbellen) moet toch opgemerkt worden dat België in de jaren ’80 verschillende centrumrechtse regeringen heeft gehad met een minderheid aan de Franstalige kant, net zoals we nu een centrumlinkse regering hebben met een minderheid aan de Nederlandstalige kant. Gezien de meeste wetgeving voornamelijk geïnitieerd wordt door de regering, worden in deze periodes wetten aangenomen die in één van de taalgroepen niet door de meerderheid gesteund worden.

Maar met het voorstel van de N-VA wordt zoiets voltooid verleden tijd. Als we hun voorstellen doorvoeren, dan moet men voor elke wet op confederaal niveau een meerderheid aan zowel Franstalige- als Nederlandstalige kant vinden. Bovendien zijn de bevoegdheden die N-VA in haar werkstuk ‘verandering voor vooruitgang’ aan de confederatie wil toekennen, niet onbelangrijk. Het betreft onder meer het strafrecht, de nationaliteitsverwerving en delen van het burgerlijk recht. Als het voorstel van de N-VA dus uitgevoerd zou worden, dan wordt een aanpassing van de wetgeving in deze domeinen geheel onmogelijk zonder een meerderheid aan zowel Franstalige als aan Nederlandstalige kant. De PS wordt in een dergelijk model nog meer incontournable dan ze nu al is.

Wellicht zal de N-VA hier als eerste tegen protesteren wanneer ze, volstrekt volgens de logica van haar eigen voorstellen, door de nog sterkere positie van de PS in Franstalig België wordt verhinderd om bijvoorbeeld de strafwetgeving aan te scherpen om de terrorismedreiging in Vlaanderen te bestrijden of om de Belgische nationaliteit van Syriëstrijders te ontnemen.

Het confederalisme is dus niet de oplossing maar, zoals ik meer dan een jaar geleden al aankaartte in een opinie op Knack.be, het probleem. Als de N-VA vandaag zegt dat België niet uit één maar uit twee democratieën bestaat (een Vlaamse en een Waalse), dan heeft ze gelijk. Als de N-VA vandaag zegt dat de stem van de Franstaligen sterk doorweegt in de Belgische politiek, dan heeft ze ook gelijk. Maar als de N-VA zegt dat ze dit gaat oplossen door België om te vormen tot een confederatie dan spreekt ze zichzelf tegen.

Want de oververtegenwoordiging van de Franstaligen op het federale niveau is het gevolg van het feit dat onze staatkundige structuren ook vandaag al confederaal gekleurd zijn met haar paritaire regering, haar bijzondere meerderheidswetten haar alarmbellen en het ontbreken van een werkelijk federaal democratisch niveau. Als België vandaag een echte federale staat was (met geen of afgezwakte alarmbellen en met een federale kieskring), dan zouden wellicht niet de Vlamingen maar de Franstaligen om sterkere deelstaten vragen. In echte federaties (denk bijvoorbeeld aan Canada) worden immers de minderheden beschermd in een deelstatelijk niveau.

In een interview in het boek ‘Gaston Eyskens: Het laatste gesprek’ geschreven door Jozef Smits kaartte Gaston Eyskens dit probleem al treffend aan. Over het feit dat men in het Egmontpact wilde voorzien in een clausule die maakte dat de Grondwet maar aangepast kon worden mits instemming van een meerderheid in elke taalgroep, zei hij dat zulks sterk in het nadeel van de Vlamingen speelde.

Zo sprak Eyskens: ‘Dus, indien er nog twee Walen waren geweest, hadden die kunnen beletten dat de grondwet nog werd herzien. Tot welke aberratie men kon geraken! Dat Egmontpact was iets ongehoords. Ik heb het toen toch gezegd: ‘Hoe is het in godsnaam mogelijk dat de Vlamingen zulke sullen zijn?Want het zijn soms echte sullen, de Vlamingen.‘ Iets verder is Eyskens bijna profetisch: ‘De idee van een paritaire Senaat die komt er. Volgens mij zijn de Vlamingen sullen genoeg om dat te doen‘.

Het Egmontpact van eind jaren ’70 en de voorstellen van het confederalisme vandaag hebben dus twee dingen gemeen: beiden zijn ze het resultaat van meer Vlaamse bewustwording en beiden leiden ze tot verdere Vlaamse verknechting op federaal niveau. Het lijkt paradoxaal maar misschien is het begrijpelijk, de verknechting is misschien wel een neveneffect van de Maddens-doctrine, de zogenaamde verrottingsstrategie, krachtens welke België onbestuurbaar moet worden gemaakt om vervolgens te kunnen zeggen dat België niet werkt en Vlaanderen beter onafhankelijk wordt.

Een confederale staat die de PS incontournable maakt als middel om de onafhankelijkheid te bekomen: het lijkt misschien wat vergezocht, maar waarom anders zou de N-VA een staatkundig model nastreven dat naar mijn weten nergens ter wereld nog gebezigd wordt? Het lijkt me dat het confederalisme niets anders is dan de voorbode van de Vlaamse onafhankelijkheid. Het zou onze politici echter sieren moesten ze hier ook duidelijk voor uitkomen. Want in een democratie is het uiteindelijk aan de kiezer om te bepalen welke koers het land moet varen, maar zulks vereist dat de kiezer weet tot welke bestemming zijn stem zal leiden. En in België kunnen we op communautair vlak twee bestemmingen kiezen: een onafhankelijk Vlaanderen als een soort Denemarken aan de Noordzee of een sterk gedecentraliseerd federaal België als een Zwitserland in de polders. Gaan we naar een splitsing of naar een echte federale staat: de keuze komt aan de kiezers toe.

Stefan Somers studeerde Rechten, Geschiedenis en Politieke Wetenschappen aan de universiteiten van Antwerpen en Leuven en is momenteel werkzaam als assistent aan de rechtenfaculteit van de Vrije Universiteit Brussel.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content