Vrije Tribune

De korte weg naar het confederalisme: de patstelling bezegeld?

Vrije Tribune Hier geven we een forum aan organisaties, columnisten en gastbloggers

Ondanks het feit dat zowat alle Vlaamse partijen ervoor ijveren om van het federale België een confederale staat te maken, zijn enkele bedenkingen op hun plaats.

“België moet zich voorbereiden op het confederalisme”, aldus een van de laatste uitspraken van Bart De Wever in reactie op het zogenaamde ‘plan B’ van de Franstaligen om zich op de onafhankelijkheid van Vlaanderen voor te bereiden. Daarbij gaf De Wever de boodschap dat 2014 het jaar van de waarheid is, want met de Vlaamse verkiezingen is het voor of tegen de NV-A, en daardoor zal het debat over confederalisme pas echt van wal steken. Maar omdat de nakende gemeenteraadsverkiezingen toch al in het teken van nationale thema lijken te staan, is het betamelijk de bal nu al af te trappen en enkele vraagtekens bij die beruchte weg naar het confederalisme te plaatsen.

Want inderdaad, ondanks het feit dat zowat alle Vlaamse partijen ervoor ijveren om van het federale België een confederale staat te maken, zijn enkele bedenkingen op hun plaats. Niet dat het confederalisme onhaalbaar is, integendeel, de weg naar het confederalisme is opmerkelijk kort: we zijn er immers al. Want ondanks alles wat onze politici mogen beweren: België is nooit een echte federale staat geweest, in de praktijk volgt het federale België al lang het confederaal model.

De vraag moet immers gesteld worden wat een confederatie van een federatie onderscheidt. Het antwoord ligt in de notie van soevereiniteit: de hoogste macht, waarvan alle andere machten afgeleid zijn. Bij een confederatie ligt de soevereiniteit bij de deelstaten terwijl die in een federale staat bij het federaal niveau ligt. In België ligt de soevereiniteit bij het federaal niveau, waardoor België theoretisch een federale staat is. Als we dus een confederatie willen worden, moeten we de soevereiniteit naar de deelstaten overhevelen. De vraag stelt zich dan wat dat in de praktijk betekent. Onze politici zijn daarin duidelijk. Ze zeggen dat de deelstaten, omdat ze in een confederatie soeverein zijn, in principe over alle bevoegdheden beschikken waardoor ze samen kunnen beslissen wat ze verder samen zullen doen. Zo gezien, moeten we het beruchte art. 35 van de Grondwet uitvoeren, waarin staat dat de residuaire (de onbepaalde, niet vooraf opgesomde) bevoegdheden aan de deelstaten toekomen en de federale staat slechts over een lijstje opgesomde bevoegdheden beschikt.
Dit klinkt misschien wel heel logisch, zij het niet dat de VS een federale staat is, terwijl de residuaire bevoegdheden er bij de deelstaten liggen. Het toekennen van de residuaire bevoegdheden aan de deelstaten dan wel aan het federaal niveau vormt dus niet het wezenlijk verschil tussen een federale en een confederale staat. Kenmerkend aan een confederale staat is een ander gevolg van de deelstatelijke soevereiniteit. Onze politici bemerken terecht dat in een confederale staat de deelstaten samen moeten gaan zitten om te beslissen wat ze samen gaan doen, maar het fundamentele daaraan is niet zozeer dat het federaal niveau over een lijstje van opgesomde bevoegdheden beschikt (de deelstaten zouden ook anders kunnen beslissen) maar dat de deelstaten bij het nemen van beslissingen over een vetorecht beschikken. In een confederatie kan een deelstaat elk optreden van het federale niveau verhinderen door haar veto te laten gelden. En dat is wat we in België zo goed kennen: de hele hoop alarmbellen en pariteiten, die maakt dat de partijen van één gemeenschap de federale besluitvorming in de klem kunnen leggen.

Deze mogelijkheid bestaat slechts in het (con)federale België, waarin de unieke poging werd gemaakt een federaal verbond met twee aan te gaan. Vanuit juridisch oogpunt hebben de deelstaten weliswaar geen invloed op de federale besluitvorming, maar doordat het federale niveau belichaamd wordt door deelstatelijke partijen, welke over allerhande instrumenten beschikken om de besluitvorming te blokkeren, is België in de praktijk reeds vandaag een confederale staat. Moest België een echte federale staat zijn, dan kon de meerderheid op federaal niveau, over federale materies, als meerderheid beslissen (aan de kleine deelstaten zou slechts een zwaarder stemgewicht toegekend kunnen worden, hetgeen nergens dan in België neerkomt op een vetorecht).
We mogen dan ook stellen dat de weg naar het confederalisme bijzonder kort is, we moeten slechts betonneren wat we vandaag al kennen, we moeten slechts het principe dat Nederlands- en Franstaligen op federaal niveau de facto over een vetorecht beschikken, officieel vastleggen, opdat beide taalgroepen de besluitvorming op federaal niveau minstens even sterk als nu kunnen blokkeren. Natuurlijk zullen we dan meer bevoegdheden naar de deelstaten overhevelen, waardoor het besluitvormingsproces nog slechts voor een kleiner aantal materies wordt blootgesteld aan Belgische blokkades. De onbestuurbaarheid van België ruimt dan plaats voor meer Vlaamse armkracht!

Maar zo besluiten, is het negeren van de spreekwoordelijke olifant in het midden van de kamer: Brussel. Want als we, zoals de Vlaamse partijen vragen, de bevoegdheden van de federale overheid aan de gemeenschappen toekennen, dan komen die bevoegdheden in Brussel grotendeels, zo illustreerde het debat over de kinderbijslag, toe aan de gemeenschappelijke gemeenschapscommissie, een instelling in Brussel waarin de Nederlandstalige Brusselse minderheid over dezelfde beschermingsmechanismen beschikt als de Franstalige minderheid op federaal niveau. Dan gaan we alles wat we aan het Belgisch model zo grondig hekelen, in Brussel versterken, en zadelen we de hoofdstad van Vlaanderen, België en Europa nog meer dan nu met Belgische toestanden op.

En daarmee komen we bij de echte vraag van 2014. De vraag die enigszins verdoezeld wordt omdat onze afkeur voor revolutie en voorkeur voor evolutie verhindert dat we de structurele keuzen waarvoor we staan onder ogen zien; de vraag die slechts zelden over de lippen van onze politici komt maar die hen wel tot acrobatische spreidstanden dwingt, de vraag: proberen we toch nog maar eens samen, of laten we Brussel los?

Stefan Somers Assistent aan de rechtenfaculteit van de Vrije Universiteit Brussel

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content