‘Eentalige wegwijzers maken verkeer onveilig’

Ook al vormen ze voor buitenlanders een bron van ergernis, de eentalige wegwijzers aanpassen blijkt en blijft lastig.

De eentalige wegwijzers langs Belgische wegen vormen voor buitenlandse autobestuurders al jaren een bron van verwarring, ergernis en onveiligheid. Maar wie iets aan het probleem wil doen, raakt aan de (immer gevoelige) taalwetgeving.

In het Vlaams Gewest zijn straatnaamborden eentalig Nederlands, in Wallonië zijn ze eentalig Frans. Brussel is tweetalig, evenals de bewegwijzering. Tot zover de duidelijkheid. Maar wat met de borden voor de faciliteitengemeenten? Moet een wegwijzer alleen Ronse vermelden, of ook Renaix? Of beide? De bestaande regels spreken elkaar tegen. Bovendien is de beslissingsmacht over de verschillende soorten wegen verdeeld over verschillende bestuurlijke niveaus, waardoor voor twee aanliggende straten een verschillende regel kan gelden.

Tegengestelde studies

‘Voor welk publiek is de boodschap bedoeld, dat is het uitgangspunt’, zegt professor Marc Boes van de faculteit Rechtsgeleerdheid van de KU Leuven. ‘Is de boodschap aan een algemeen publiek gericht, of alleen aan de inwoners van de specifieke gemeente?’ Boes onderzocht in 1999 of het Nederlandstalig karakter van de faciliteitengemeenten kon worden benadrukt via de bewegwijzering. Zijn conclusie: in faciliteitengemeenten is er altijd één taal ondergeschikt aan de andere, dus moeten boodschappen voor een algemeen publiek eentalig worden weergegeven. Boodschappen voor het lokale publiek kunnen tweetalig worden weergegeven.

Professor Ludo Veny van de vakgroep Publiekrecht van de Universiteit Gent kwam in 2007 echter tot andere conclusies. Volgens hem moeten in de faciliteitengemeenten alle wegwijzers tweetalig zijn. Volgens Veny laat de wet niet toe om bepaalde wegwijzers alleen in het Nederlands te zetten.

‘Casuïstiek’

In 2010 werd een synthesestudie uitgevoerd die het twistpunt moest uitklaren en een algemene regel kon maken. De conclusie van dat onderzoek geldt nu als algemene regel, zegt Katrien Rosseel, persadviseur van het Vlaams ministerie van Mobiliteit en Openbare Werken. ‘In faciliteitengemeenten wordt rekening gehouden met het publiek waaraan de boodschap gericht is’, legt Rosseel uit. ‘Als de boodschap voor een plaatselijk publiek is, gebruiken we Nederlands en Frans, met voorrang voor de officiële taal. Is de boodschap gericht aan een algemeen publiek, dan moet de boodschap eentalig zijn. We maken dus gebruik van een casuïstische benadering.’

Doornik-Tournai-Doornik

Maar is deze regeling niet enorm voor interpretatie vatbaar? Want wie is het lokaal publiek en wie is het algemeen publiek? ‘Deze vage regeling zou door de Vlaamse partijen kunnen worden gebruikt om een vernederlandsing van het straatbeeld te bekomen,’, beaamt professor Boes. ‘In bepaalde gemeenten gebeurt dat ook.’ Bijgevolg is er geen continuïteit in de wijze waarop de regels worden toegepast. De leesbaarheid en duidelijkheid van de wegwijzers lijdt daar onder, net als de verkeersveiligheid. Mensen die naar Doornik willen rijden en plots bordjes met ‘Tournai’ zien opduiken, kunnen best wel eens in de war geraken.

‘Maak borden meertalig’

Bovendien blijft België op deze manier achter tegenover andere landen, meent Valérie Flohimont, adjunct van de gouverneur van Vlaams-Brabant. ‘België is een transitland voor internationaal vervoer en niet alle berichten langs onze wegen worden juist begrepen door alle weggebruikers. In andere landen, zoals Frankrijk, zijn meertalige boodschappen een vertrouwd gegeven, met de bedoeling om de verkeersveiligheid te vergroten.’

Naar de rechter

Is het dan toch niet beter om één en dezelfde regel toe te passen over het hele land? ‘Dan moet je raken aan de taalwetgeving’, waarschuwt professor Boes. ‘Een federale bevoegdheid dus, en vooral: zeer gevoelige materie. Dus laat de overheid het allemaal liever onduidelijk en moet, bij problemen, de rechter de knoop doorhakken.’

Esmeralda Van den Bosch

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content