De huidige malaise van Beerschot vertoont opvallende gelijkenissen met het onzekere bestaan en de financiële problemen eind vorige eeuw. Anekdotes uit de periode van kommer en kwel tussen 1990 en 1999, net voor de opstart van fusieclub Germinal Beerschot Antwerpen.

Doffe geluiden weerklinken in de dreef naast het Olympisch Stadion, waar in de sporthal naast het Kiel een bejaard koppel aan het tennissen is. De vroegere basketterreinen, omgevormd tot parking, zijn op een donderdagmiddag in april leeg en bieden een even troosteloos zicht als de wegwerkzaamheden in de Olympiadelaan. Het begroetingsbord Welkom Beerschot AC, inclusief de beer met de drie eikels, het clubembleem met het opschrift ‘Tene Quod Bene’ (Behoud wat goed is), oogt niet langer stoer en gezond arrogant. De fanshop krijgt een kwartier lang geen bezoekers, enkele zonnestralen zoeken hun weg tussen de samenpakkende donkere wolken en op Stu Bru weerklinkt – als bij toeval – het lied ‘Represent 2000 Aentwaerpe’ van de Sint-Andries MC’s, genoemd naar de Antwerpse wijk Sint-Andries. Volledig weg is het licht mondaine en het chique van Beerschot, terug is de voortdurende onrust en de nooit aflatende machtsstrijd. De licentie werd geweigerd, voorzitter/managing director Patrick Vanoppen tekende beroep aan, ondanks de torenhoge schuldenlast die wordt meegetorst. Dreigt opnieuw de val naar derde klasse? ‘Wij zen total ni te verklare en noêt gezien in joare, wij zenwerelduniek. ‘

De donkere jaren herleven. Danny Geerts (55) schudt meermaals het hoofd. In de jaren negentig maakte de sociaal inspecteur en journalist bij Het Nieuwsblad de teloorgang van zijn geliefde club vanop de eerste rij mee. Sinds zijn achtste supporterde hij voor de Ratten, van 2005 tot 2011 fungeerde hij er als persverantwoordelijke. “Toen we na de 3-2-nederlaag bij Waasland-Beveren zeker waren van deelname aan play-off 3 en ik achteraf spelers met een glimlach op het gezicht tegenkwam in de gang, kreeg ik een krop in de keel”, zegt Geerts. “Er bekroop me een soort déjà-vugevoel en vooral somberheid, die ik ook ervaar op het Kiel, wanneer ik daar sporadisch nog eens passeer om mijn vrienden op te zoeken: problemen die worden verdoezeld, een komen en gaan van deurwaarders, maar ook van spelers. Best dat de man die onze leuze uitvond, nu niet meer leeft. (flauw lachje) Nu zal hoogstwaarschijnlijk blijken dat de periode Vanoppen alles bij elkaar een lege doos was. Me, myself and I, dat pakt gewoon niet. In 1999 was het grote verschil wel dat het seizoen erop de fusie met Germinal Ekeren zou komen. Toen kon je met een propere lei in eerste klasse beginnen, in plaats van te zakken naar bevordering. Nu sta je met de voeten op de rand van de afgrond, voor een put die alleen maar ongenoegen en frustratie opwekt. Ik verwacht geen mecenassen meer. Dit proces van doodgaan is eigenlijk voor Beerschot al meer dan twintig jaar gaande. (sluit even de ogen) L’histoire se répète.”

‘Aentwaerpe de planeet, ey yo wat is ’t kerel?’

Alex Camerman (43), die van 1985 tot 1994 en in het fatale seizoen 1998/99 als jeugdproduct in de A-kern van de Ratten vertoefde, is het helemaal eens met Danny Geerts. “Het eeuwige probleem is dat ze altijd de schijn willen ophouden”, weet de oud-verdediger. “De basis werd nooit aangepakt. Paul Nagels was als voorzitter een ingetogen man, die de spelersgroep altijd heel goed beschermde tegenover de media, ook al werden we vijf tot zes maanden niet betaald. Zijn financiële tussenkomsten zorgden telkens weer voor de tijdelijke reanimatie van een doodzieke patiënt. Twee jaar geleden had ik nog een gesprek met Vanoppen, om meer ex-spelers bij de clubwerking in te schakelen. Dat was een zware ontgoocheling. Want zolang die man zijn ego niet opzij wil zetten, kom je in de problemen. Hij wil zich gewoon te veel profileren en absoluut zelf op de voorgrond staan. Een teken aan de wand dat de structuur niet deugt. Roger Vanden Stock van Anderlecht komt toch ook maar twee keer per jaar in de media? Vanoppen moet nu vooral de rust bewaren.” ‘Ik kom van ’t stad, gij wilt nen battle, da wordt een bloedbad. ‘

“Eigenlijk was Beerschot altijd een beetje zoals FC De Kampioenen”, bedenkt Geerts zich plots. “Er werd constant gezocht naar een omweg om de bestaande miserie te camoufleren. Enveloppen, met de centen erin, werden in laatste instantie met de wagen naar de Belgische voetbalbond gebracht, hé. Omdat voor de middag een bepaald bedrag in Brussel betaald moest zijn. Toen het verlossende telefoontje dan kwam, werd het clublied opgezet dat weergalmde door het lege stadion en kwamen de mensen in de omliggende straten van het Kiel buiten. ‘Hoera, we leven nog’, was de teneur altijd. Spelers, bestuur en pers zaten toen samen te wachten in de perszaal. (grijnst) Broodjes met kaviaar kwamen tevoorschijn. Dat was de charme, maar tegelijk ook de dood van de club. Geen beleid, veel nattevingerwerk of een kwestie van opportuniteiten.”

Geerts gaat gezwind verder. “Herinner je je die zogenaamde Franse zakenman Guy Ivens nog?”, vertelt hij. “Een schimmige figuur, die als de redder op een persconferentie in hotel Mozart – al lang failliet nu – met een rolstoel werd binnengebracht, gekleed in een kamerjas en met een dekentje op zijn schoot. Dat is tekenend voor onze clubgeschiedenis. Eindelijk hadden ze iemand gevonden die geld wou investeren, maar uiteindelijk werd het slechts zes van de beloofde tachtig miljoen Belgische frank die Nagels kreeg. Gelukkig had je toen nog een pak sympathisanten of middenstanders die in de bres sprongen, was de solidariteit groter. De achterliggende gedachte was altijd dat Beerschot niet verloren kon en mocht gaan. Nu kan je daar eens goed mee lachen, maar als supporter gaat dat door je hart.”

Spontaan komt Geerts uit op een paar vreemde figuren. “Erikvan der Meer, die blijkbaar een bewogen leven achter de rug had en wiens wagen ooit uitgebrand op de parking werd teruggevonden. Twee weken later stond het overschot van de auto er nog, die gast maakte zich daar totaal geen zorgen over. Nooit werd duidelijk of het om een afrekening in een bepaald milieu ging. Maar het paste bij ons imago en het kader van toen. Of John Hoeks, die plots naar de gevangenis moest om aan zijn straf te beginnen wegens heling. Wij vormden een aantrekkingspool voor vreemde vogels. James Storme was dan weer een coach die problemen had met mijn kritische houding, omdat ik zijn tactische keuzes altijd in vraag stelde. Ik kreeg hem eens zover, na een lange discussie, om bij een oefenduel op Racing Gent zijn typeploeg op een bierviltje te schrijven. Jammer genoeg was hij vergeten zijn beste speler, Ekanza Simba, erbij te zetten. Hij maakte zich ervan af door te zeggen dat ik gelijk had. Storme was kleurrijk en flamboyant, maar voegde als trainer niks toe.” ‘Eh yo, oe zit et nah, wat is ’t broeder? Gij denkt da gij de man zij?’

“Ook wij zijn ooit twee keer naar de Lunch Garden aan de A12 moeten gaan eten, omdat onze vaste kokkin Ria – een Beerschotliefhebber in hart en nieren – niet kon of er geen geld was om de traiteur te betalen”, rakelt Camerman op. “Als speler is dat eigenlijk een vernedering, want je bent profvoetballer en wilt alleen maar denken aan je sport. Maar die negatieve randzaken overheersten te veel toen, waardoor je concentratie en focus wat verviel. Zo belandde je in een sukkelstraatje. Telkens werdener wel door het bestuur en de clubleiding de nodige uitvluchten bedacht om hun eigen fouten te verdoezelen. Het werd vaak ongepast gevonden dat we om ons salaris kwamen vragen. Ik overdrijf niet als ik zeg dat ik via mijn pensioensparen bij Assubel in totaal 25.000 euro heb verloren. Maar tot de laatste seconde heb ik voor elke morzel grond en elk grassprietje op het Kiel gevochten. Want een echte Beerschotman, die geeft nooit op.” ‘Wij zen ni te luiqidere of te imitere. ‘

“9 mei 1999 werd een carnavaleske begrafenis die bol stond van de emotionele clubliefde”, beweert Geerts. “Bij dat afscheid zat ik zelf met de tranen in mijn ogen, want alles viel weg en er dreigde een leegte. We verloren thuis met 1-2 van Rita Berlaar, toevallig een club die later ook in vereffening ging. Het scenario bij de wedstrijd zat goed, alleen draaide het afscheidsetentje in de socioclub en de feesttent op de parking uit op een fiasco wegens de slechte timing, met te kleine porties en te weinig drank. Eén iemand omschreef het als een Kosovolunchpakket, waarvoor hij toen 1600 Belgische frank (40 euro, nvdr) had neergeteld. In onze twee laatste seizoenen was de afgang totaal: 0-8 verliezen tegen Cercle, 0-6 tegen KV Oostende. We beschikten zelfs niet meer over eigen shirts. De ene week voetbalden we in geel-groen, de volgende in bordeaux-blauw. Terwijl wij mauve-wit moesten zijn. Dat was de perfecte illustratie van de manier waarop Beerschot als club probeerde te overleven, want het geld was op. Gelukkig was er Marc Noë, die een standbeeld verdient voor het enthousiasme waarmee hij de jeugd kon prikkelen om op wilskracht nog de ziel van Beerschot te tonen.” ‘Gin compromisse gast, begint ni te flippe. ‘

Bijtend cynisme en tristesse regeren weer op het Kiel, na het pijnlijke 1-2-verlies in play-off 3 tegen Cercle Brugge, waardoor de West-Vlamingen nog slechts een zege nodig hebben om de rechtstreekse degradatie te ontlopen. Vandaag/woensdag bespreekt de licentiecommissie het beroep van De Mannekens, komende zaterdag in het Jan Breydelstadion wordt duidelijk of het opnieuw duistere dagen worden voor al wiens hart voor Beerschot AC klopt.

DOOR FRÉDÉRIC VANHEULE

“Nu zal blijken dat de periode Vanoppen alles bij elkaar een lege doos was.” Danny Geerts

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content