Waarom de Strade Bianche de kortste maar meest intense wielerklassieker is

Tadej Pogacar leidt voor Julian Alaphilippe. Vorig jaar won de Sloveen na een solo van 50 km. © Getty
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

De Strade Bianche, die zaterdag plaatsvindt, wordt nu al ‘het zesde monument’ genoemd. Daarover kun je discussiëren, maar een feit staat vast: de 184 kilometer lange tocht over Toscaanse asfalt- en grindwegen is de meest intense van álle wielerklassiekers. Dat blijkt uit vijf parameters.

Veel hoogtemeters per kilometer

Renners zullen getuigen: op de Toscaanse wegen ten zuiden van start- en aankomstplaats Siena gaat het ofwel bergop of bergaf. Van de 184 kilometer in de Strade Bianche zijn er slechts weinig helemaal vlak.

Dat blijkt ook uit het aantal hoogtemeters: volgens de Twitteraccount Velofacts was het gemiddelde op de fietscomputers van de renners vorig jaar 3393 meter (die cijfers kunnen door de verschillende merken wat verschillen). Dat is lager dan in Luik-Bastenaken-Luik en Il Lombardia (4227 en 4852 hoogtemeters in 2022), maar dan wel over een kleinere afstand: 73 en 69 km minder.

Het aantal hoogtemeters per kilometer in de Strade Bianche: 18,14. Dat is meer dan in Luik-Bastenaken-Luik (16,44) en iets minder dan in Il Lombardia (19,14) in 2022. Die editie van de herfstklassieker was ook de meest heuvelachtige van de laatste jaren. Doorgaans lag de laatste jaren het gemiddelde van de Strade Bianche hoger dan in Lombardije.

Alleen in de GP Montréal moesten de renners, wat betreft WorldTourraces, nog meer hoogtemeters per kilometer overwinnen (20,76 m, mede door de ook beperkte afstand van 195 km).

Maar daar, net als in Luik of Lombardije, lopen alle klimkilometers wel over asfaltwegen, terwijl veel van de stukken bergop in Toscane over grind gefietst moeten worden, met veel meer putten en minder grip, wat die beklimmingen extra lastig maakt.

Lage snelheid

Tussen aankomst en finish in Siena liggen er elf sterrati-sectoren, goed voor 63 kilometer op een totale afstand van 184 kilometer, of 34 procent. Ter vergelijking: het aantal kilometer kasseien in Parijs-Roubaix bedroeg vorig jaar 21 procent (54,8 kilometer op 257,2 kilometer).

Het moeilijke aan die gravelstroken is dat de snelheid die de renners bergop verliezen, zeker in de finale op steile hellingen zoals Colle Pinzuto (15%) en Le Tolfe (18%), slechts deels kan worden goedgemaakt in de afdalingen. Door de losliggende steentjes is het vooral in de bochten te gevaarlijk om vol door te knallen. En kost het ook meer energie om erna weer op te trekken. Wat de Strade Bianche ook technischer maakt dan alle andere WorldTourraces, en ook mentaal lastiger, omdat renners voortdurend gefocust moeten zijn wegens het slipgevaar.

Al die factoren leiden ook tot een opvallend lage gemiddelde snelheid: 37,58 kilometer per uur in de laatste tien edities. In Luik-Bastenaken-Luik en Il Lombardia was dat gemiddelde 39,72 kilometer per uur en 39,78 kilometer per uur.

In de hele zestienjarige geschiedenis van de Strade Bianche lag slechts in één editie, die van 2012 (gewonnen door Fabian Cancellara), het gemiddelde boven de 40 kilometer per uur (40,02), maar toen waren er ook zes kilometer minder sterrati-sectoren.

Niet toevallig lag in de zonnige editie van 2021 (gewonnen door Mathieu van der Poel) de snelheid ook ruim boven het gemiddelde: 39,36 kilometer per uur. Dat is 3 kilometer per uur méér dan in de moddereditie die Tiesj Benoot in 2018 won: slechts 36,37 kilometer per uur.

Voor komende zaterdag wordt er zonnig weer voorspeld, met weinig wind. Allicht zal het gemiddelde weer boven de 39 kilometer per uur klimmen, want de grindpaden liggen er door de lichte regenval van de voorbije dagen bijzonder goed berijdbaar bij.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

Hoog gemiddeld wattage

Gezien het gebrek aan een lange vlakke aanloop, zoals in de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix, wordt er in de Strade Bianche al meteen gevlamd. In de eerste 50 kilometer liggen er immers al drie gravelstroken.

Die hoge intensiteit van bij het begin blijkt ook uit het gemiddelde wattage dat de finishers trappen. De Twitteraccount Velofacts berekende dat gemiddelde via de gegevens die de renners op Strava postten. Vaak niet eens van de toppers die in de top tien eindigen, want die geven die wattages niet altijd prijs. Dus ligt het echte gemiddelde allicht nog hoger.

Het cijfer van de editie 2021: 315 watt gemiddeld. In geen enkele eendagsrace in de WorldTour duwden de renners de laatste jaren gemiddeld nog harder op de pedalen.

Mede ook omdat het deelnemersveld, zeker in de voorbije edities, flink gestoffeerd is met een mix van de beste klassieke coureurs en de Ardennentypes/ronderenners. Helaas komende zaterdag zonder Wout van Aert en Tadej Pogacar.

Uiteengeslagen peloton

Door de opeenvolging van hellende en dalende gravelstroken en golvende asfaltwegen wordt het peloton al heel vroeg uiteengereten. En nog meer in de finale, op de steile slotklim naar het Piazza del Campo.

In geen enkele klassieker komen de renners, ondanks de slechts 184 kilometer, zo verspreid over de aankomstlijn als in Siena: in de laatste tien edities gemiddeld amper 4, 7 en 13 renners binnen respectievelijk 30 seconden, 1 minuut en 2 minuten.

Zélfs in Parijs-Roubaix, na ruim 250 kilometer hotsen en botsen over ruim 50 kilometer kasseien, arriveren de renners in compactere groepjes: gemiddeld 6, 12 en 16 coureurs binnen de 30 seconden, 1 minuut en 2 minuten in de laatste tien edities.

Sinds de eerste editie van de Strade Bianche in 2007 kwam slechts één keer een groep van meer dan drie renners in dezelfde tijd over de eindstreep: in 2011, toen 18 coureurs in het zog van winnaar Philippe Gilbert over de streep bolden.

Voor de rest kwam de winnaar ofwel solo aan (Pogacar in 2022, Van Aert in 2020, Benoot in 2018, Kwiatkowski in 2017, Cancellara in 2012), of sprintte hij weg uit een beperkte kopgroep op de Via Santa Caterina in de richting van het Piazza del Campo (Van der Poel in 2021, Alaphilippe in 2019).

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

In de bloedhete editie van begin augustus 2020 arriveerde de tiende in de uitslag zelfs op maar liefst 7’45” van Wout van Aert. Zo’n grote achterstand voor de tiende renner was in de vijf wielermonumenten niet meer voorgevallen sinds… 1995 (toen in Luik-Bastenaken-Luik, in volle epoperiode).

Groot aantal renners buiten tijd/opgaves

Al even opmerkelijk: ondanks de 184 kilometer arriveerden de voorbije vijf edities gemiddeld 13,8 renners buiten tijd. Zelfs in Parijs-Roubaix lag dat gemiddelde niet zo hoog: 12,6 coureurs.

Nog meer renners bereikten de laatste vijf jaar niet eens de aankomst in Siena: het finishpercentage bedraagt niet eens de helft: 49 procent.

In de vijf monumenten (Milaan-Sanremo, Ronde van Vlaanderen, Parijs-Roubaix, Luik-Bastenaken-Luik en Il Lombardia) klom dat gemiddeld aantal finishers telkens hoger.

Conclusie: op basis van alle bovenstaande cijfers is de Strade Bianche de meest intense van álle wielerklassiekers. Wat zich vaak weerspiegelt in het geanimeerde wedstrijdverloop – tenzij Tadej Pogacar al aanvalt op 50 km van de finish en niet meer bijgebeend wordt, zoals vorig jaar. Een beeld dat extra wordt gekleurd door het fabelachtige decor en de al even mooie finishplaats op het Piazzo del Campo in Siena.

Of de Strade Bianche met zijn nog jonge geschiedenis daarmee de status als het ‘zesde monument’ verdient is een moeilijke discussie. Voor- en tegenstanders hebben valabele argumenten. Maar dat het, gezien alle aangehaalde factoren, een van de mooiste koersen van het seizoen is, dat staat buiten kijf.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content