Tom Boonen: ‘In de dagen voor de Ronde ben ik nerveuzer dan toen ik renner was’

© Joris Casaer
Jonas Creteur
Jonas Creteur Sportredacteur bij Knack.

Voor alles is er een eerste keer. Ook voor Tom Boonen en een bezoek aan… Center Parcs. ‘Ik ben met mijn broer, ma en pa en alle kinderen naar De Vossemeren geweest, in Lommel’, vertelt de drievoudige winnaar van de Ronde van Vlaanderen. ‘Dat ligt op een kwartier van mijn deur. Nooit geweest.’ Nu dus wel, en daar hebben zijn tweelingdochters, Jacqueline en ­Valentine, veel mee te ­maken. De ­Kempenaar staat als autocoureur – nu in het BK rally –, als wieleranalist en als ex-wielerkampioen nog altijd in de picture, maar bovenal is hij een ‘gewone’ papa.

‘Mijn dochters komen in mijn planning áltijd op de eerste plaats. Ze zijn nu negen jaar oud. Van die mooie tijd wil ik als vader volop genieten, want vanaf hun vijftiende fladderen ze weg. Daarom heb ik ook ­gewacht met kinderen tot in de nadagen van mijn wieler­loopbaan, zodat ik veel tijd met hen zou kunnen doorbrengen. Elk kind heeft dat op die leeftijd nodig. Mijn ouders hebben mij die aandacht gegeven en ik ben hen daar heel dankbaar voor. Omdat Lore (de moeder van Jacqueline en Valentine, nvdr) en ik niet meer samen zijn is onze situatie wel anders, maar wij komen nog supergoed overeen. Dat co-­ouderschap verloopt heel vlot.’

Voor Boonen is de ‘perfecte’ dag tegenwoordig opvallend rustig: ‘In de tuin werken, koken en bezig zijn met mijn dochters. Da’s voor mij de hemel. De adrenaline van het autoracen hoeft daar niet bij, nee. Ik doe dat ook heel graag, zeker sinds ik de circuits voor de rally’s heb ingewisseld, maar zonder racen zal mijn leven niet stoppen. Mijn dochters, mijn familie, dat is menselijke warmte, échte vervulling.’

Tom Boonen en zijn nieuwe carrière: ‘De wereldtop zal ik allicht niet halen, maar dat is ook niet het plan’

Bent u, als 43-jarige vader, volledig tot rust gekomen?

Tom Boonen: In het laatste seizoen van mijn carrière (2017, nvdr) kreeg ik duizend keer de vraag: wat ga je doen nadat je gestopt bent? Heel België wilde dat ­weten. Ik dacht er eerst aan om een jaar niks te doen, te kijken wat het leven zou brengen, maar dat werd blijkbaar niet aanvaard. Toen heb ik maar van alles aan­gepakt, vanuit het idee: ik moet bezig blijven, zoals ik al mijn hele leven gas heb gegeven. Ik hield me met twintig dingen tegelijk bezig, moest veel te veel schipperen, ook met de kinderen. En toen kwam de coronalockdown. Mijn ogen gingen open. De mallemolen viel stil en ik besefte: voor wie of wat heb ik dat gedaan? Sindsdien steek ik zo veel mogelijk tijd in mezelf en in mijn gezin. Het was een zoektocht, ­zoals veel topsporters en ‘gewone’ pas gepensioneerden die hebben afgelegd. Sommigen ­worden in dat proces ­depressief, maar dat ben ik nooit geweest. Ik ben wel veel kalmer geworden, op alle ­vlakken, en ik ben nu supergelukkig.

Ik kom uit de ‘uithongergeneratie’. Heel mijn carrière heb ik honger gehad, om zo scherp mogelijk te staan.

U hebt wel degelijk een ‘wildere’ periode meegemaakt. U werd twee keer betrapt op cocaïnegebruik. Hoe kijkt u daarop terug?

Boonen: Ik ben altijd een sociale ‘mensenmens’ ­geweest, die voor iedereen goed wil doen. Dat heb ik nu voor een stukje opgegeven, waardoor ik makkelijker ‘nee’ kan zeggen. In mijn jongere jaren als renner kon ik dat minder. Ik was de ‘vedette’ en moest en wilde overal bij zijn. En dan ga je soms met de verkeerde ­mensen om. Fout, ja, maar ook heel leerrijk. Zoals ik in mijn wielercarrière ook veel meer geleerd heb uit ­nederlagen dan uit zeges. In mindere periodes ontdek je wie je bent en wie écht om je geeft. Ik probeer mijn dochters natuurlijk te beschermen tegen het echte kwaad in de wereld, maar ik laat ze af en toe toch eens met hun kop tegen de muur lopen. Daar steken ze meer van op dan als papa ­duizend keer zegt: ‘Dat mag niet.’

U had het net over de verwachtingen tijdens uw carrière. Is die druk op de huidige toprenners nog groter?

Boonen: Niet groter, maar wel anders. Enerzijds is er de stortvloed van meningen op sociale media, anderzijds worden de toppers ook veel meer af­geschermd. In mijn beginjaren belden alle journalisten rechtstreeks naar mijn gsm-nummer voor een interview. Daarna deden de perschefs hun intrede en mocht ik die oproepen zelfs niet meer beantwoorden. Nu is een interview van anderhalf uur met Remco Evenepoel of Wout van ­Aert zeer uitzonderlijk. Journalisten moeten blij zijn met een online interview, met twintig collega’s. Teams hebben de pers veel minder nodig dan vroeger. Nu creëren ze via sociale media of documentaires zelf ­content en aandacht.

Wat vindt u van de doorgedreven professionalisering van het wielrennen?

Boonen: Ik denk niet dat ploegen nu opvallend meer doen, ze begrijpen vooral veel beter wat ze doen. Ik kom bijvoorbeeld uit de ‘uithongergeneratie’. Heel mijn carrière heb ik honger gehad, om zo scherp mogelijk te staan. Alle experts dachten dat het zo moest. In de Driedaagse van De Panne ben ik dikwijls zonder ontbijt aan de slotrit begonnen, nadat ik de avond ervoor ook ­amper had gegeten. Ik moest koersen op water en zag aan het einde van die etappe letterlijk blokjes voor mijn ogen. Compleet ‘paraplu’. Om dan daarna, in de dagen voor de Ronde van Vlaanderen, te beginnen vreten. Pas sinds een paar jaar hebben ze geleerd dat renners meer, met de juiste verhoudingen en op de juiste tijdstippen moeten eten. Zo kunnen ze beter trainen, recupereren en afvallen. Véél gezonder.

Had u graag voor Visma-Lease a Bike gereden, waar renners op stages en in koersen via een app elke gram havermout afwegen?

Boonen: Absoluut. Ik zou er geen moeite mee gehad hebben. De maaltijden van die renners worden zelfs thuisbezorgd, kant-en-klaar. Ze hoeven niet meer te koken, eten op basis van het energieverbruik van hun training. Dat geeft veel rust in je hoofd. Ook op andere vlakken. Vroeger moest ik thuis veel zelf regelen, van trainingen tot massages. Ik twijfelde continu over alles. Bij Visma wordt die stress weggenomen en zeggen ze: ‘Als je dit doet, zul je klaar zijn.’ Zalig, toch?

Ploegleider is een belangrijke job, maar weer 150 ­dagen per jaar weg van huis zijn? Nee, bedankt. © Joris Casaer

Slaat de slinger bij de jongeren nu soms niet te ver door?

Boonen: Dat is van alle tijden. Renners die élke dag 110 procent voor hun vak leven, en van wie je denkt: hebben die nog een leven naast de koers? Maar zij hebben dat nodig om die mentale rust te vinden. Anderen moeten de koers af en toe eens kunnen loslaten. Zoals Mathieu van der Poel, die na het WK veldrijden vrolijk gaat skiën. Dat werkt ook. Ik had dat ook nodig, iets anders dan alleen fietsen. In het najaar van 2011 kon ik door een zitvlakblessure drie maanden niet fietsen. Ik ben toen vaak naar de Ardennen getrokken om er zes, zeven uur te wandelen. Ik heb er mezelf heruitgevonden. Met resultaat: in het voorjaar van 2012 won ik bijna alles.

Dat jaar was u de beste in de eerste editie van de ­Ronde van Vlaanderen op het nieuwe parcours, met aankomst in Oudenaarde, zonder de Muur van ­Geraardsbergen. Is het een goede beslissing geweest?

Boonen: Ik heb toen gezegd dat het protest tegen het verdwijnen van de Muur vlug zou verdwijnen, en dat was ook zo. Ik ben niet echt voor of tegen. Beide ­parcoursen hebben hun plus- en minpunten. Het ­nieuwe, zwaardere lussenparcours biedt meer mogelijk­heden om de schifting door te voeren, terwijl op het oude parcours de focus lag op de finale met de Muur en de Bosberg. Je had toen ook meer kandidaat-winnaars, met soms een verrassende afloop. Nu drijven altijd de besten boven. Je ziet ook een ander type renner naar de Ronde ­komen en winnen: de ‘lichtgewichten’, zoals Tadej ­Pogacar vorig jaar. Het geeft de koers nog meer uit­straling dan als alleen de pure kasseicoureurs meedoen. Als Alejandro Valverde (een specialist van de klim­klassiekers, nvdr) in mijn tijd vlugger op de Ronde had gefocust, had hij die ook op zijn palmares kunnen ­zetten.

Zou een zwaargewicht van 81 kilogram voor 1,93 meter, zoals u dat was, de Ronde nu kunnen winnen van Pogacar?

Boonen: Fabian Cancellara en ik waren in onze ­periode al bij de zwaarsten en dat konden we met onze kracht compenseren. Maar nu? Ik vrees ervoor. Zelfs Van der Poel (74 kilo, nvdr) en Van Aert (78 kilo, nvdr) konden vorig jaar Pogacar niet volgen op de Oude ­Kwaremont of de Paterberg. Hoe zou ik dat dan gekund ­hebben, met vijftien kilogram meer (de Sloveen weegt 65 kilo, nvdr)? Tegelijk zijn er meer manieren om de Ronde te winnen dan wegrijden op die twee hellingen. Dat had ik tegen de lichtere mannen een uitdaging gevonden. Ook tegen Mathieu van der Poel had ik, op mijn best, graag eens gekoerst.

Hij en Pogacar vallen graag van ver aan, maar dat hebt u ook dikwijls gedaan.

Boonen: ‘Dat gebeurde tot een paar jaar geleden niet’, hoor ik vaak. Pardon? In de Ronde van Vlaanderen die Philippe Gilbert won (in 2017, nvdr), hebben we met de hele ploeg aangevallen op de Muur, 95 kilometer van de aankomst. In 2012 heb ik Parijs-Roubaix ­gewonnen na een solo van 53 kilometer. En in de E3 Harelbeke ben ik ook elke keer al op de Taaienberg vertrokken, ver voor de finish. Het grote verschil is dat er nu vijf extreem goede coureurs zijn, die doen waar ze zin in hebben: Pogacar, Van der Poel, Van Aert, ­Evenepoel en Jonas Vingegaard.

Remco Evenepoel zou baat hebben bij een sterke, rustgevende figuur naast zich.

U en Cancellara staken er in jullie topjaren ook ­bovenuit in de klassiekers.

Boonen: Klopt, maar vergelijken met onze lichting, of die daarvoor, is zinloos. Het wielrennen is in tien, vijftien jaar tijd zó sterk geëvolueerd. Ik heb onlangs een foto gezien van mij in de Tour: met een stuur dat veel breder was dan het huidige, met een fladdertruitje aan… Aerodynamische pakjes en aerofietsen bestonden toen nog niet, hè. Logisch dat ze nu sneller fietsen.

Hoe beleeft u, zeven jaar na uw pensioen, de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix?

Boonen: Ik ben op die dagen nerveuzer dan toen ik als renner was. Ik snap het zelf niet goed, want ik heb dat alleen voor die klassiekers. De biologische klok zeker? (lacht) Misschien heeft het ermee te maken dat ik weet waar renners die ochtend van dromen. Hoe die dromen kunnen uitkomen maar dikwijls ook aan ­diggelen worden geslagen. Ik vind het ook fascinerend hoe het verhaal van zo’n klassieker wordt geschreven, hoe het wedstrijdscenario een gevolg is van zo veel kleine details. Daarom kijk ik het liefst thuis op tv, op mijn gemak. Niet ergens in een viptent, waar ze om de drie seconden vragen: ‘En, Tom, wie gaat er winnen?’

Mist u op die dagen het wielrennen het meest?

Boonen: Ik zou graag met dezelfde conditie van 2012 nog eens willen instappen in Parijs-Roubaix, maar dat míssen? Nog geen enkele dag sinds ik gestopt ben. Ik koerste nog graag, maar ik was er klaar mee. In het leven moet je tevreden kunnen zijn met wat je hebt bereikt.

Wilt u ooit terugkeren naar het wielrennen?

Boonen: Daar heb ik nog niet echt over nagedacht. Als mijn dochters in hun tienerjaren hun vader minder nodig hebben en ik in een bepaalde functie een meerwaarde kan betekenen, misschien. Maar nu? Geen goesting voor. Zeker niet als ploegleider. Een belang­rijke job, maar weer 150 dagen per jaar weg van huis zijn? Nee, bedankt.

En als Patrick Lefevere vraagt om sportief manager bij Soudal Quick-Step te worden, als een van zijn ­opvolgers?

Boonen: Patrick heeft me al eens gepolst. (lacht) Toen had ik geen interesse omdat het een vergiftigd ­geschenk geweest zou zijn. Quick-Step was toen nog de toon­aangevende ploeg, je kon niets verbeteren. Nu is het wel een uitdaging, omdat je weer kunt opbouwen. De ploeg behoort niet meer bij de top, het is zelfs triest. Ik ken het verhaal achter de fusiesaga met ­Jumbo-Visma. Veel is boven het hoofd van Patrick gebeurd, en dat heeft veel schade berokkend.

De spilfiguur bij Soudal Quick-Step blijft Remco ­Evenepoel. Hij zou een mentor met uw ervaring ­kunnen gebruiken.

Boonen: Hij zou inderdaad baat hebben bij een ­sterke, rustgevende figuur naast zich. Remco is een fantastische coureur, maar hij heeft ook een vurig karakter. Dat is soms goed, maar vaak moet hij brandjes blussen die hij zelf heeft aangestoken, die veel kapotmaken en op lange termijn sporen nalaten. In mijn tijd werden die brandjes vlug geblust, nu leeft dat dagenlang op ­sociale media. Zo wordt de tweestrijd tussen de Remco-lovers en -haters steeds weer aangewakkerd.

Wout van Aert was als jonge veldrijder soms ook uitgesproken. Hij is nu veel rustiger.

Boonen: Hij beweegt soepeler door het leven dan Remco, maar hij is wel ouder. Ik heb dat ook moeten leren. Ik was in mijn jonge jaren ook ‘ontplofbaar’. Ik heb na een verloren sprint ook weleens de bus half afgebroken.

© Joris Casaer

Wat vond u van Van Aerts fameuze ‘Ik moet zjust niks’-uitspraak?

Boonen: Ik begrijp dat wel: hij doet er alles voor, en hij doet dat alleen voor zichzelf, voor niemand anders. Maar als je een van de best betaalde coureurs bent, dan moet je wél veel winnen. Ik denk dat Wout dat nu ook beseft en dat hij dat niet meer zou zeggen. (Dit interview vond plaats voor de val van Wout van Aert in Dwars door Vlaanderen, nvdr)

Je moet bij een nederlaag én bij een zege zo neutraal mogelijk zijn en vooral kunnen relativeren. Dat is het grootste geschenk dat ik mezelf in mijn carrière heb gegeven. In de loop der jaren heb ik frustrerende ­nederlagen, pech of ­valpartijen zo veel beter kunnen filteren. ’s Avonds was de ontgoocheling al weg. En de dag erna stond ik weer met nieuwe motivatie aan de start. Vooral de Tour van 2007, waarin ik de groene trui won, was een kantelpunt. Toen bleef ik, ondanks een paar tegenslagen, elke rit voor de punten strijden. Toegegeven: als je, zoals ik, veel grote zeges op je erelijst hebt staan, is relativeren wel makkelijker.

Toen u in 2016 verrassend Parijs-Roubaix verloor in de sprint tegen Mathew Hayman waren veel fans de depressie nabij, maar u zei dat u vooral had genoten.

Boonen: Het is zelfs de mooiste koers die ik ooit heb gereden. Omdat alles bij elkaar kwam: ik was al 35, had in oktober 2015 een schedelbreuk opgelopen bij een val in de Abu Dhabi Tour. Ik had evengoed dood kunnen zijn. Toch was de diagnose keihard: een half jaar niet fietsen. Ik ben toen gestart aan een race tegen de klok en exact zes maanden later werd ik tweede in Roubaix, terwijl ik zeker niet mijn beste vorm had. Als ik slimmer had gesprint, had ik gewonnen, maar die ontgoocheling heeft drie seconden geduurd. Het genot van nog eens bevrijd te kunnen koersen, zoals bij de jeugd, zonder het gewicht van mijn vier eerdere zeges in Parijs-Roubaix, was veel groter.

Is dat gevoel van het koersen bij de jeugd te vergelijken met uw huidige avonturen in de autosport?

Boonen: Zeker, ik ben in een totaal nieuwe wereld beland waar ik nieuwe mensen moest leren kennen, weer nieuwe keuzes moest maken, een nieuw team moest smeden. Dat is bijzonder boeiend.

Dezelfde kick als toen u de Ronde van Vlaanderen of Parijs-Roubaix won?

Boonen: Ja, zo’n rallyproef is vijf, zes, zeven minuten in the zone zitten. Niets anders bestaat, elk deeltje van je hersenen is daarmee bezig. Je ziet alleen wat je moet zien en alles daarrond vergeet je. Dat is precies hetzelfde gevoel als naar de Muur van Geraardsbergen of het Bos van ­Wallers rijden. Of zoals tijdens een solo, wanneer je kilo­meterslang supergeconcentreerd bent. En dan stap je na de finish uit die hyperfocus en plots zie je mensen juichen. Dat waren de momenten waarvoor ik koerste. En die beleef ik nu opnieuw, maar op vier ­wielen.

Tom Boonen

Geboren op 15 oktober 1980 in Mol.

Profrenner van 2002 tot 2017.

Drievoudig winnaar van Ronde van Vlaanderen (2005, 2006 en 2012), viervoudig winnaar van Parijs-Roubaix (2005, 2008, 2009 en 2012), wereldkampioen 2005.

Rallyrijder bij Pieter Tsjoen Racing.

Oprichter en ambassadeur van Classified Cycling, Belgisch-Nederlandse start-up die revolutionair schakelsysteem produceert.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content