Parijs-Roubaix: twee oud-winnaars gidsen u over de zwaarste kasseistroken

Mons-en-Pévèle: ‘Het meest hectische punt van de wedstrijd. In twintig seconden kan de koers helemaal op z’n kop staan.’ © Id
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Zondag trekt het peloton weer door de Hel van het Noorden. De drie vijfsterrenstroken zijn het zwaarste wat Parijs-Roubaix te bieden heeft. Twee oud-winnaars gidsen u over de kasseien.

Bos van Wallers-Arenberg (2,4 km kasseien – 95,3 km tot de finish)

Vraag aan om het even welke renner wat hij denkt van het Bos van Wallers en hij begint meteen over het unieke geluid. Of eerder: het gebrek aan geluid. De rest van de koers zorgen joelende supporters voor de soundtrack. In Wallers-Arenberg zijn zij er ook, maar de bomen dempen hun kreten. ‘Het Bos lijkt wel afgesloten van de wereld. Alsof je in een arena rijdt’, vertelt Johan Vansummeren, die in 2011 Parijs-Roubaix won vanuit een vroege vlucht. Topfavoriet Tom Boonen gaf dat jaar op na een val in het Bos.

Het peloton roetsjt er in een rotvaart naartoe. De ongenadige kasseien halen de vaart eruit, wat onvermijdelijk tot valpartijen leidt. De veiligste manier om het Bos door te komen, is afstand houden, maar in de koers is dat natuurlijk geen optie. Op televisie is het slecht te zien, maar aan het eind loopt Wallers-Arenberg licht bergop, met diepe spleten tussen de kasseien op het lastigste stuk. De kans om lek te rijden is reuzengroot en bandenwissels zijn vrijwel ondoenbaar. Allemaal factoren die kunnen leiden tot grote tijdsverschillen. Meestal nemen we na het Bos afscheid van het peloton en blijft een selecte groep over. ‘In Wallers krijg je zekerheid over wie de koers níét wint, niet over wie wél wint’, zegt Vansummeren. ‘De kilometers voor het Bos zijn het moment van de waarheid: je móét als een van de eersten de kasseien opdraaien. Zo verklein je de factor pech. Als in het Bos een renner voor je valt, is er niets meer aan te doen. Je zit geblokkeerd en zult waarschijnlijk niet meer kunnen aansluiten. De kasseien van Wallers-Arenberg oprijden is het meest intense moment van het hele voorjaar. Een heel peloton schouder aan schouder, krakende wielen, je tubes klotsen tegen de velgen… Niet voor doetjes.’

In het Bos krijg je zekerheid over wie níét zal winnen.

Johan Vansummeren

Ook wie superbenen had, kan na Wallers- Arenberg kansloos achterblijven. De meeste teams starten in Parijs-Roubaix met één kopman plus een of twee beschermde renners en kijken wie na het Bos nog op zijn fiets zit. Dat klinkt als een loterij, maar volgens Eric Vanderaerden valt dat tegenwoordig wel mee. ‘Er heeft een stille revolutie plaatsgevonden waar niemand over praat: de kwaliteit van de banden is fel verbeterd’, zegt de winnaar van 1987. ‘Er wordt veel minder lek gereden dan in mijn tijd. Pech speelt zeker een rol in Parijs-Roubaix, maar niet langer een hoofdrol. Tenzij het echt tegenzit, raken de besten vooraan.’ Voor wie wil gaan supporteren: in het roadbook heet deze iconische kasseistrook Trouée d’Arenberg – de trap van Arenberg – maar wie er met de gps naartoe wil, moet ‘La Drève des Boules d’Hérin’ ingeven.

Bos van Wallers-Arenberg: ‘Het lijkt wel afgesloten van de wereld. Alsof je in een arena rijdt.’ © Jelle Vermeersch

Het beruchte Bos maakt deel uit van het Parc Naturel Régional Scarpe-Escaut. Parcoursbouwer Thierry Gouvenou tweette in maart een foto van een kudde geiten die het groen van tussen de stenen grazen. Na de geiten komen nog een borstelwagen en een hogedrukreiniger langs, daarna mag het peloton erover. Of beter: het mannenpeloton, de vrouwenkoers laat zaterdag het Bos links liggen. De controverse rond Wallers-Arenberg woedt niet meer, al liggen de kasseien er nog even slecht bij. Tussen 1974 en 1983, en nog een keer in de editie van 2005, meed men het Bos, wegens te gevaarlijk. Vanderaerden vindt dat het in de koers hoort. ‘Voor de historische waarde. En al sturen ze vijfhonderd geiten, de kasseien blijven overwoekerd met mos. Daarover fietsen houdt risico’s in. Het is al niet gemakkelijk als de kasseien droog zijn, maar bij regenweer wordt het pas echt een beproeving. Gelukkig maakt regen het op een andere manier dan weer veiliger. Voor ze Wallers-Arenberg bereiken, hebben de renners al tien zware kasseistroken achter de rug. Regenweer versnelt de natuurlijke selectie. Bij een natte Roubaix kom je met een klein peloton aan in het Bos.’

Mons-en-Pévèle (3 km kasseien – 48,6 km tot de finish)

Van de vijfsterrenstroken is Mons-en- Pévèle de minst zware. Toch wordt de koers er vaak beslist. ‘De besten geven er op Mons-en-Pévèle een snok aan. Toen ik nog koerste, kon je er zeker van zijn: daar gooiden Tom Boonen en Fabian Cancellara hun bom’, vertelt Vansummeren. ‘Het is niet de allerlastigste strook, maar de renners hebben al 210 kilometer afgezien. Die paar vervelende extra’s die Mons-en-Pévèle van je vragen zijn er te veel aan. De strook is vals plat en waar het kan, moet je de zijkanten opzoeken. Idealiter fiets je zo weinig mogelijk op de kasseien.’

Er zit een gevaarlijke haakse bocht in Mons-en-Pévèle waar het zo goed als iedere keer misgaat. Haakse bochten en nukkige kasseien zijn hoe dan ook een ongelukkige combinatie, maar met de hartslag tegen het maximum is het nog erger. Het midden van de strook ligt een stuk hoger dan de zijkanten, die platgedrukt zijn door de tractoren die er tijdens het jaar over rijden. Renners balanceren op een smal plateautje in het midden van de kasseien. Het is omzoomd door mos, met aan beide kanten diepe geulen. Inhalen is er lastig. Voor de renners de kasseien oprijden, leveren ze een gevecht op het scherpst van de snee voor de beste positie. Van Summeren: ‘Je komt van een grote weg en draait links een geitenpad in. Het is het meest hectische punt van de wedstrijd. In twintig seconden kan de koers helemaal op z’n kop staan.’

Mons-en-Pévèle: ‘Het meest hectische punt van de wedstrijd. In twintig seconden kan de koers helemaal op z’n kop staan.’
Mons-en-Pévèle: ‘Het meest hectische punt van de wedstrijd. In twintig seconden kan de koers helemaal op z’n kop staan.’ © Id

Achterblijvers weten dat ze de kopgroep moeten bijbenen voor Mons-en-Pévèle en rijden zich kapot om aan te sluiten. Wie overschot heeft en het vertrouwen dat hij het volhoudt tot de finish, plaatst treiterig zijn demarrage net wanneer de achterblijvers aansluiten. Pevelenberg is moeilijk te bereiken voor de ploegwagens. De teams posteren hun materiaalmannen tussen het publiek. De pechvogels rijden lek waar niemand van de ploeg in zicht is. Ook Vanderaerden staat er met reservewielen aan de kant. Hij rijdt tijdens de koers de vips van Alpecin-Deceuninck rond, het team van Mathieu van der Poel, maar voor Parijs-Roubaix is het alle hens aan dek. ‘De ploeg plant bijna tot op de meter wie waar staat.’ Door de Hel fietsen is natuurlijk lastiger, maar met de auto rijden valt ook niet mee. Vanderaerdens vipbusje zit na Roubaix vol blutsen. ‘Een strook als deze is pure chaos: renners voor je, renners achter je, een dol publiek, lekke banden… Ploegleiders zijn meesterchauffeurs, anders zou het misgaan. Teams verstevigen voor Parijs-Roubaix hun ploegwagens met winterbanden en een beschermplaat rond het oliecarter. De vering wordt een paar centimeter hoger gezet. Met een gewone auto haal je de finish niet.’

In Parijs-Roubaix willen renners per se de finish halen. Sommigen noemen dat dom, ik vind het charmant.

Eric Vanderaerden

Op Mons-en-Pévèle slaat de vermoeidheid toe in de benen en tussen de oren. Het gebeurt dat gevallen renners hun fiets oprapen en de verkeerde kant oprijden. ‘Alleen in Parijs-Roubaix willen renners per se de finish halen. Sommigen noemen dat dom, ik vind het charmant’, zegt Vanderaerden. Men associeert Parijs-Roubaix met modder, maar op Pevelenberg was het de laatste jaren vaker stof happen. Op helikopterbeelden zie je één grote, vaalwitte wolk en hier en daar een bestofte coureur. ‘Het is een soort stof dat ik nog nergens anders heb gezien’, zegt Vansummeren. ‘Op de akkers ligt fijne witte klei die alle kanten op waait. Ze legt een witbruine film op je vel en op je fietsbril. Als je nog scherp bent, heb je er geen last van. Wie à bloc zit, raakt verblind door het stof, al heeft dat meer met vermoeidheid te maken dan met het stof.’ Vandaar de vele valpartijen, ook typisch voor Mons-en-Pévèle. Renners verkrampen wanneer ze gestrest of overdreven gefocust op de fiets zitten. Maar bruuske bewegingen maken op kasseien: dat loopt slecht af.

Net omdat Parijs-Roubaix zo’n uitputtingsslag is, moet je met het kopje rijden, weet Vanderaerden. ‘Als ik destijds geweten had wat ik nu weet, had ik vaker Parijs- Roubaix gewonnen. Ik ging op in de heroïek van de koers en wilde te graag tonen hoe goed ik was. Maar die onstuimigheid bekoop je. Je moet rustig blijven en erop vertrouwen dat wie goede benen heeft vanzelf vooraan belandt.’

Carrefour de l’Arbre (2,1 km kasseien – 17,2 km tot de finish)

Bernard Hinault vindt Carrefour de l’Arbre veruit de zwaarste strook in Parijs-Roubaix, vanwege de hellende, technische bochten. Vansummeren en Vanderaerden geven de vijfvoudige Franse Tourwinnaar gelijk, maar ze halen andere redenen aan. ‘We zitten nu diep in de finale. De renners hebben 240 lastige kilometers in de benen en komen nog maar net van Camphin-en-Pévèle, een viersterrenstrook’, zegt Vanderaerden.

Elk respijt is welkom op Carrefour de l’Arbre. Renners springen van links naar rechts, op zoek naar een stuk zonder kasseien. Er liggen een paar gemene putten, diep genoeg om een wiel te breken. De specialisten weten vanbuiten waar ze liggen, maar onthoud dat maar eens in volle inspanning. De vrijwilligers van Les Amis de Paris-Roubaix, die de kasseistroken onderhouden, vullen de putten met steenslag. Dat leidt tot lekke banden: een nachtmerrie, in volle finale. ‘Vooral de eerste bochten liggen vol kraters’, weet Vansummeren. ‘Het is de laatste kans om te demarreren, en deze strook geeft je er alle gelegenheid toe. Je kunt op Carrefour de l’Arbre van bocht naar bocht koersen. Je neemt er in een mum van tijd afstand van een medevluchter met een slechtere bochtentechniek. Zo ben ik weggereden in 2011. Overeind blijven is al veel waard. Vooral de allerlaatste haakse bocht is verraderlijk.’ Een goed voorbeeld zagen we in 2009. Een kopgroep van zes draaide Carrefour de l’Arbre op. Bij het verlaten van de strook zat Tom Boonen alleen. Leif Hoste, Johan Vansummeren, Juan Antonio Flecha, Thor Hushovd en Filippo Pozzato waren letterlijk weggevallen.

Carrefour de l’Arbre: ‘Je neemt er in een mum van tijd afstand van een medevluchter met een slechtere bochtentechniek.’
Carrefour de l’Arbre: ‘Je neemt er in een mum van tijd afstand van een medevluchter met een slechtere bochtentechniek.’ © Jelle Vermeersch

Carrefour de l’Arbre ligt tussen de akkers. Arbres, bomen, zijn er zo goed als niet. De enige beschutting is de haag van supporters aan de kant van de weg. Ook hier is het stof happen. Wie gaat kijken, raden we aan een doek voor de mond te houden, al kiezen velen voor een andere oplossing: veel drinken. De supporters amuseren er zich zodanig dat er al enkele jaren een alcoholverbod geldt. Officieus is te horen dat vooral de Vlamingen te diep in het glas kijken, en zij zijn op Carrefour de l’Arbre, dat vlak bij de grens ligt, het best vertegenwoordigd. Vanderaerden vindt het verbod overdreven. ‘Wielrennen is populair omdat het een volksfeest is. De dj’s, de bakken bier en de barbecues aan de camper horen erbij. Akkoord, de fans moeten zich gedragen, maar dat valt zeer moeilijk af te dwingen. Je kunt niet heel de Hel omzomen met dranghekken of elke vijf meter een gendarme zetten. De enige oplossing is helemaal geen publiek toelaten. Maar wie wil dat?’ Ook Vansummeren is niet gewonnen voor het alcoholverbod, maar hij begrijpt het wel. ‘De fans gaan uit de bol op Carrefour de l’Arbre, maar naar mijn weten hebben ze de koers nog nooit gesaboteerd. Al hoeft het maar één keer mis te gaan en het hele wielrennen heeft een enorm probleem. Ik snap dat de organisatoren daar bang voor zijn.’

Als de beslissing niet valt op Carrefour de l’Arbre, dan sprinten ze erom. Van de 119 keer dat Parijs-Roubaix werd georganiseerd, won er 57 keer een Belg. Waarom ligt die koers de Belgen zo goed? ‘Omdat wij er niet bang voor zijn’, zegt Vanderaerden. ‘Belgen praten vol bewondering over de kasseien, maar niet met angst. Hoe buitenlanders tekeer kunnen gaan over Parijs-Roubaix! Het is “te gevaarlijk”, het is “voor zotten”, het is “niet van deze tijd”, en meer van die onzin. Wij Belgen zeuren niet over de omstandigheden en koersen gewoon. Dan heb je al half gewonnen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content