Eddy Merckx 80: tot dusver de Grootste Renner Aller Tijden (maar kan hij Pogacar nog lang voorblijven?)

Eddy Merckx op 16 juni 2025.
Walter Pauli

Eddy Merckx is tachtig geworden. En net nu is er een nieuwe potentiële GOAT in het peloton. Geen enkele wielrenner presteerde ooit zo ‘merckxiaans’ als Tadej Pogacar vandaag.

Voormalig VRT-Wetstraatjournalist Johny Vansevenant zegt al enkele jaren dat hij niet alleen bezeten is van de Belgische politiek. Zijn andere passie? Het internationale wielrennen, gesublimeerd in de figuur van Eddy Merckx. Hij schreef al enkele boeken over zijn idool en daar is nu nog een magnum opus bijgekomen: Eddy Merckx, de ultieme biografie. De titel is net zo ambitieus als de wielrenner: een ultieme biografie, gewijd aan de ultiemste renner die de sportgeschiedenis tot nu toe heeft gekend.

Maar geschiedenis is een eigenaardig beestje. Na de val van de Berlijnse Muur schreef de Amerikaanse politoloog Francis Fukuyama zijn beruchte essay The End of History and The Last Man. De geschiedenis was ten einde gekomen, poneerde Fukuyama, of beter: het economische, politieke en filosofische liberalisme had een definitieve overwinning behaald. Op het communisme, hoorde nog daarbij. Niemand kon toen vermoeden dat het populisme een veel taaiere tegenstander zou blijken. Of dat het verslagen communisme een levendiger lijk bleek dan vermoed. En dat het overmoedige liberalisme de ideale omstandigheden aan het scheppen was om de aloude autocratie weer tot leven te wekken.

Zeg dus nooit ‘nooit’, en zeg zeker nooit ‘altijd’. Er bestaan geschiedkundige waarheden, maar geen historische wetmatigheden. Is Eddy Merckx voor altijd de beste? Zal er nooit een betere renner komen dan Eddy Merckx? Wie weet. De geschiedenis zal het uitwijzen.

Dat hoeft geen afbreuk te doen aan de volstrekt unieke en bijzondere loopbaan van Eddy Merckx.

Het is bijna een halve eeuw dat Merckx op een grijze dag in maart 1978 zijn laatste wedstrijd reed. Maar nog altijd heeft hij een vaste plaats in het collectieve geheugen – en niet alleen dat van de Belgen. Wielrenner Merckx hoort in de categorie van voetballer Pelé, basketballer Michael Jordan, zwemmer Michael Phelps, sprinter Usain Bolt, tennisser Novak Djokovic, bokser Muhammad Ali: de Greatest of All Time (GOAT) in hun sport. Vergelijken met een andere wielrenner heeft zelfs geen of amper zin: het palmares van Merckx is zoveel voller, rijker, completer dan dat van elke andere wielrenner.

De drie grote rondes

Maar net zoals Eddy Merckx in de jaren zestig en zeventig zo nadrukkelijk zelf heeft aangetoond: de prijzen worden pas uitgereikt aan de meet. Net nu Merckx tachtig wordt, rijgt de Sloveen Tadej Pogacar de indrukwekkende zeges aan elkaar. Hij is overduidelijk een tot twee klassen beter dan de meeste van zijn uitdagers. Net als Merckx wint hij zowel in de grote rondes als in de klassiekers – meer nog, Pogacar héérst. En dat doet hij nu al een paar jaar op rij.

Pogacar evenaart Eddy Merckx nog lang niet. Maar hij doet wel heel erg veel aan hem denken.

Merckx klokte af op vijf Touroverwinningen, Pogacar staat voorlopig op drie. Merckx won vijf Giro’s, Pogacar tot dusver ‘slechts’ één. Merckx won ook een Vuelta en hoort zo bij het selecte clubje renners die de drie grote rondes op hun naam konden zetten, Pogacar moet zijn Vuelta nog binnenhalen: hij werd eenmaal derde. Pogacar is wereldkampioen op de weg, Merckx droeg de regenboogtrui drie keer.

Zoals het er nu uitziet, behaalt Pogacar wellicht nooit zeven zeges in Milaan-Sanremo, wat Merckx wél lukte. De Sloveen was er al drie keer dicht bij maar kon die klassieker nog nooit winnen. En zal Pogacar ooit het werelduurrecord breken – wat Eddy Merckx deed in 1972 in Mexico City? Het lijkt weinig waarschijnlijk. Pogacar haalde zelfs nog nooit het podium op een WK tijdrijden. Merckx ook niet, want er werd toen nog geen WK tijdrijden georganiseerd.

King of the road

Er was toen ook nog geen Strade Bianchi. Wellicht zou die loodzware wedstrijd Merckx uitstekend gelegen hebben. Pogacar is king of the road in de prestigieuze grintrace richting Siena, daar bestaat geen twijfel over. Natuurlijk heeft de Zwitser Fabian Cancellara die mooie koers in Toscane ook drie keer gewonnen. Maar Pogacar doet dat met zoveel meer overmacht. De laatste twee jaar leek de Strade Bianchi zelfs geen echte wedstrijd meer: als Pogacar vertrekt, weet de concurrentie dat de winnaar bekend is. Net zoals oud-Tourwinnaar Lucien Van Impe zo vaak in interviews vertelde over Merckx: ‘Als hij vertrok, reden wij voor de tweede plaats.’   

En Pogacar is nog altijd maar zesentwintig jaar oud, hij heeft nog een aantal uitstekende jaren voor de boeg. Intussen won de Sloveen net als Merckx twee keer de Ronde van Vlaanderen. Hij won drie keer Luik-Bastenaken-Luik, Merckx staat op vijf. En vier keer won hij de Ronde van Lombardije – Merckx won twee keer of eigenlijk drie, maar een positieve dopingplas bezorgde hem in 1973 een declassering.

Meer dan elke renner voor hem – zelfs meer dan de weergaloze Fransman Bernard Hinault in de late jaren zeventig en tachtig – verdient Pogacar nu al het predicaat merckxiaans.

Dat is de vereenvoudigde Nederlandstalige variant van een titel uit de Franse sportkrant L’Equipe. Toen Merckx tijdens de Ronde van Frankrijk 1969 in een grote Pyreneeënrit de verzamelde tegenstand op zo’n indrukwekkende wijze had verpulverd, moest Jacques Goddet, verblufte hoofdredacteur en Tourorganisator, wel kiezen voor de ultieme overtreffende trap: Merckxissimo.  

Vergelijkingen

‘Merckxiaans’ is zo’n straf woord dat het slechts in zeer minimale doseringen zou mogen worden gebruikt. Het hoort niet bij een klassieke renner die één of twee keer met grote voorsprong een prachtige overwinning boekt. Of bij een ronderenner die meer dan eens in het geel staat te pronken in Parijs. Het gaat om renners die dat keer op keer doen, meer dan eenmaal in een seizoen, en dat ook nog eens jaar in jaar uit.

Niemand heeft Lance Armstrong ooit een ‘nieuwe Merckx’ genoemd – en dat heeft zelfs niets met zijn dopingzaken te maken. Armstrong won zeven keer de Ronde van Frankrijk, dus twee keer meer dan Merckx, en vaak ook op indrukwekkende wijze. Maar verder ging de vergelijking tussen de twee niet op. Armstrong kreeg twee streepjes meer achter zijn naam dan Merckx. Maar de Amerikaan werd niet beschouwd als een betere ronderenner dan de Belg. Wel als de man die meer won. Net zoals Mark Cavendish alle respect verdient omdat hij sinds vorig jaar één Touretappe meer heeft gewonnen dan Eddy Merckx. Maar ook daar houdt de vergelijking op.

Ultiem eerbetoon

En ook ultiem is zo’n woord dat het best zuinig gebruikt wordt. Maar in het geval van Johny Vansevenants biografie is het terecht. Het is een indrukwekkend boek geworden, niet alleen door de volledigheid van de tekst maar ook door de vele foto’s. Het is een eerbetoon aan een weergaloze sportman, en het is misschien nog meer een intrigerend tijdsbeeld.

Eddy Merckx naast Johny Vansevenant op de boekvoorstelling van ‘De ultime biografie’, op 16 juni 2025. © Belga

Het boek bevat bijvoorbeeld een foto van Walter Godefroot die in 1967 Eddy Merckx klopt in Luik-Bastenaken-Luik. De aankomst lag toen in het inmiddels afgebroken sportstadion van Rocourt, een wielerpiste met in het midden een voetbalveld. De renners eindigen niet op die piste, maar op het veld. In de zompige ondergrond trekken de smalle tubes diepe sporen: Luik-Bastenaken-Luik meets cyclocross. Vandaag zou zoiets ondenkbaar zijn, maar geen renner, sportbestuurder of journalist die er toen om maalde. Ook geen rennersvakbond – die bestond nog niet.

Eigenlijk was alles – álles – toen anders. De kalender. De fietsen. De kledij. De trainingsmethodes. De tactiek. De wetenschappelijke omkadering, en dat kan dan de medische wetenschap zijn, of aerodynamica of elk ander aspect dat met wielrennen te maken heeft.

En vooral ook de renners zelf: hun fysieke paraatheid, hun sportethos, hun scholing, hun omgang met artsen en ‘verzorgers’, de ongeschreven wetten in het peloton waarnaar ze zich moesten schikken. De publieke omgeving. De relaties met de pers. De financiering, inbegrepen het verdienmodel voor de renners zelf. Enzovoort.

En zelfs de dingen die hetzelfde lijken, zijn – zeker de laatste jaren – ook zeer verschillend aan het worden. De Tour de France van de jaren zestig en zeventig stak helemaal anders in elkaar dan diezelfde race vandaag. Renners hoeven, gelukkig maar, geen twee etappes meer te rijden op één dag. Maar ook daardoor won Merckx zo veel meer dan zijn latere concurrenten: hij had er meer kansen toe. En hij heeft die ook gebruikt.

Iedereen tevreden?

Was het toen beter of slechter dan nu? Het is gewoon niet meer hetzelfde. Misschien is dat de grootste verdienste van dit lees- en kijkboek van Johny Vansevenant: het is een indrukwekkende getuigenis van de monumentale carrière en het voorlopig onovertroffen palmares van de allerbeste wielrenner uit een tijd die voorgoed tot het verleden behoort. Maar wel een renner die ook vandaag andere renners inspireert om op hun beurt harder te trappen, dieper te gaan en hoger te reiken.

En niemand herkent dat gevoel beter dan Eddy Merckx, hij erkent dat zelfs ook. In Humo klonk het vorige week zo: ‘Is Pogacar de nieuwe Merckx? Ik zeg dat hij beter is. Zo is iedereen content.’ Dat is duidelijker dan welke wielerjournalist of -kenner het tot nu toe durfde te stellen. Ook op zijn tachtigste is Merckx nog altijd het liefst de eerste. Ook al zal het pas binnen een paar jaar echt duidelijk zijn of Eddy Merckx gelijk heeft, of dat hij zich helaas zou hebben vergist.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content