Dik een jaar is Herbert Houben voorzitter van RC Genk. Zijn wittebroodsweken verliepen moeizaam, met een trainersontslag als dieptepunt. Sindsdien gaat het alleen maar crescendo met de ploeg. ‘Ik word liever au sérieux genomen met

wat ik presteer dan met wat ik rondbazuin.’

Het ontkennen heeft geen zin: zijn moeder Hilde Houben-Bertrand, voormalig gouverneur van de provincie Limburg, is afkomstig van Sint-Truiden en supportert voor STVV. Maar verder, benadrukt Herbert Houben, heeft hij niets met Sint-Truiden. “Ik heb er familie wonen en kom er graag, maar qua voetbal ben ik Genk in hart en nieren.” Dat dankt hij aan zijn vader, een huisarts die zijn twee zonen geregeld meenam naar het voetbal in Winterslag en Waterschei. Zelf voetballen was niet zijn talent, studeren des te meer. “Ik heb nooit tweede zit gehad. Ik amuseerde me goed, maar ik studeerde ook goed. Dat doe ik vandaag nog: als ik werk, werk ik hard. Als ik niet werk, werk ik heel hard niet.”

Twee dagen na Kerstmis heeft notaris Herbert Houben een vrije dag. Voor ons zit een in stijlvol zwart geklede dertiger in een al even strak kantoor. Een flatscreen, een kunstwerk, een computer. Verder niets. Dossiers zitten uit het zicht opgeborgen in kasten waarvan het donkere hout geen stof verdraagt. “Ik kan niet werken tussen de rommel”, zegt hij.

Is dat wat u ook in uw club hebt moeten doen: orde scheppen in de wanorde?

Herbert Houben: “Niet echt. Het enige wat niet goed was, waren de resultaten. Enfin, dat is niet waar: de resultaten waren niet goed, de structuur was niet klaar en de financiën waren niet echt rooskleurig. Dirk Degraen is ongeveer gelijktijdig met mij begonnen als algemeen directeur. Het organigram klopte, maar de nieuwe organisatie moest zich nog zetten. Vroeger liep de voorzitter binnen en buiten zoals het hem uitkwam en wie hij nodig had, riep hij bij zich. Ik werk zo niet. Ik werk met vaste vergadermomenten, vaste uren, vaste verantwoordelijkheden. Als ik een vraag heb voor iemand ga ik hem niet nu bellen maar wacht ik tot het volgende vergadermoment. We werken gestructureerder. Dat moest wel, anders krijg ik het niet gecombineerd met mijn kantoor.”

Die omslag is niet van een leien dakje gelopen.

“Vooral omdat iedereen duidelijk zijn eigen verantwoordelijkheid kreeg. Dat waren ze hier niet gewoon. Ik weet zeker: mensen die je verantwoordelijkheid geeft, krijgen vleugels.”

Uitgelachen in Antwerpen

U bent nog jong: 39 pas. Wanneer bent u tot de raad van bestuur toegetreden?

“De dag dat mijn jongste dochter is geboren. Negen jaar geleden, 27 november. Jos Vaessen had me gevraagd. Hij wilde verjongen met mensen van Genk zelf en is zo bij mij terechtgekomen. Hoe precies, weet ik niet. Die dag hebben ze mij voorgesteld als lid van de vzw en opgenomen in de raad van bestuur. Ik was er zelf niet bij, want mijn vrouw lag in het ziekenhuis.”

En nu bent u voorzitter.

“Een van mijn wensen was dat er een algemeen directeur zou komen. Vervolgens heb ik mijn team samengesteld, van mensen met wie ik graag samenwerk.”

U volgt een sterke figuur als Vaessen op, komt een beetje over als een softie, maar kiest toch uw eigen mensen. Dat wijst op sterkte. Hoe hebt u dat klaargespeeld?

(denkt na) Goede vraag. Het is een samenloop van omstandigheden geweest. Jos Vaessen wilde het niet meer doen en zocht iemand anders. Hij had het mij al twee keer gevraagd en twee keer had ik neen gezegd. Ik had geen tijd: mijn kantoor draait goed en ik wilde geen half werk doen. De derde keer heeft hij me gezegd dat het niet fair van me was, dat ik mijn verantwoordelijkheid niet opnam. Ik zat acht jaar in de raad van bestuur en was de jongste – de rest was minstens 55. En nu de oude garde wilde stoppen en het wilde overdragen aan een nieuwe lichting, zei die lichting neen en moesten zij blijven zitten. Hij had gelijk.

“Een tweede reden was dat ik weet hoe belangrijk het is dat mensen iets hebben om zich aan op te trekken. Ik heb een tijdje in Antwerpen gewerkt en werd daar elke dag uitgelachen omdat ik van Limburg kwam. Ik kan daar tegen, maar de dag dat Genk kampioen werd, hebben ze een maand niets meer gezegd. Gewoon omdat een ploeg uit Limburg kampioen was geworden. Daar heb ik beseft hoe gigantisch de maatschappelijke impact van een voetbalclub is. Ik dacht: ik heb een goed leven en een goede zaak, misschien is dit het moment om iets terug te geven aan deze regio en van Genk een topclub te maken.”

Die het al was, dachten wij.

“Nog niet. De potentie is er, maar je bent pas een topclub als de anderen het zeggen – niet jijzelf. Onze sportieve resultaten zijn niet standvastig genoeg. Al de rest is er: omkadering, publiek, sponsors.”

De ploeg doet het uitstekend dit seizoen. Hoe groot is de verleiding om je weer groter te voelen dan jullie zijn?

“Het is niet omdat je een goed seizoen draait, dat je een topclub bent. We weten wat er nu op ons afkomt: het kan alleen maar minder gaan. Het moeilijkste zal zijn wanneer we een paar goede spelers niet zullen kunnen houden. Je verzwakt je ploeg, maar je hebt centen. De uitdaging is om die centen dan zo te besteden dat je sportief weer op niveau raakt. Dat is een moeilijke oefening. Genk is goed in het opleiden en laten doorbreken van jonge talenten, maar waar we minder goed in zijn, is het kopen van buitenlandse spelers die zich hier doorontwikkelen.

“Drie, vier jaar geleden dachten we de laatste stap te kunnen zetten naar de echte top. We investeerden acht miljoen euro op één maand tijd. Vier goede spelers erbij en we waren er. Dachten we, maar die operatie heeft niet gebracht wat ervan werd verwacht. Doordat de sportieve resultaten uitbleven, kregen we onrust. Dat heeft ons lang parten gespeeld. Pas nu hebben we dat achter ons gelaten, denk ik.”

Puppet on a string

U verwijst naar de transfers van Tözsér, Pudil, Carlos en Nemec. In welke mate heeft toenmalig technisch directeur Willy Reynders gefaald?

“Niemand heeft een fout gemaakt. De raad van bestuur heeft beslist om deze spelers te kopen en Willy Reynders heeft dat uitgevoerd. Hij heeft goede spelers gehaald. Het bewijs is er: ze staan allemaal in de ploeg vandaag. We mogen dus absoluut geen steen werpen naar Willy Reynders. Als hij met de vinger wordt gewezen, is dat volledig ten onrechte. De waarheid is dat de club niet klaar was voor zo’n operatie. De druk was te hoog en dat heeft verlammend gewerkt.”

U bent de eerste die openlijk verklaart dat Willy Reynders geen schuld trof. Jos Vaessen heeft hem altijd verantwoordelijk gehouden voor een te duur, mislukt transferbeleid.

“Ik heb mijn mening, dat recht heb ik. Jos Vaessen heeft veel verdiensten voor de club. Hij heeft er tien miljoen euro privékapitaal ingestoken en Genk zo rechtgehouden. Als ik zeg dat onze jeugdopleiding zo goed is, is dat ook dankzij hem: hij heeft ze uit de grond gestampt. Jos heeft de club geleid in heel moeilijke omstandigheden. Chapeau.”

Vreemd toch: u bent voorzitter dankzij hem, maar u lijkt wel elkaars tegenpolen.

“Dat is zo. Mijn vrouw en ik verschillen soms ook van mening en we zijn nog altijd bij elkaar. ( lacht) Ik heb een heel goede relatie met Jos. Hij geeft me de ruimte om me te ontwikkelen in deze functie. Hij is een tijdje niet naar de raden van bestuur gekomen, niet omdat we ruzie hadden, maar omdat hij vreesde dat hij te veel op ons zou wegen en we daardoor een conflict zouden krijgen.”

Of uit wrevel omdat jullie maar niet bij hem aanklopten voor geld om transfers te doen.

“Misschien. Dat moet je hem vragen.”

Toen S/VM kort voor de competitiestart over de Genkse bezuinigingspolitiek en de wrevel bij Vaessen schreef, was u gepikeerd en raadde ons aan eens met Vaessen te bellen. ‘Jammer genoeg is het meeste in uw artikel gewoon waar’, was zijn antwoord.

“Dan is Jos onderweg van mening veranderd. Weet u, Jos is niet zo dictatoriaal als men vaak denkt. Als je laat zien dat je kwaliteiten hebt, wordt hij zelfs graag tegengesproken. Ik kan geen voorzitter zijn met de stem van iemand anders, zijn geld uitgeven en hem laten bepalen wat er gebeurt. Dan ben ik een puppet on a string en dat wil ik niet. Ik wil zelf verantwoordelijkheid dragen.”

Hij neemt risico’s. U niet.

“Ik neem zeker risico’s, maar in mijn visie moet een voetbalclub zelfbedruipend zijn. Als ik morgen stop als voorzitter en er komt iemand anders, dan gaat deze club gewoon door. Ik heb niet de financiële draagkracht om er tien miljoen in te steken, maar dat hoeft ook niet. Wat als morgen Roger Lambrecht er niet meer is? Of Roland Duchâtelet? Of Maged Samy? Ik wil een club die door de regio wordt gedragen, niet door de voorzitter. Dat is de enige manier om op termijn een echte topclub te zijn. Bovendien is er een ander gevaar. Als je iemand hebt die veel geld in de club steekt, vervaagt de manier waarop iedereen in de club met geld omgaat, want er komt toch altijd bij.”

Gezellig op de koffie

Hoe slecht staat Genk er financieel eigenlijk voor?

“Om het cru te zeggen: eigenlijk staan we er heel góéd voor. Hadden we gewild, dan hadden we in augustus een van onze topspelers verkocht en vijf miljoen euro op onze rekening gezet. We hebben beslist om het niet te doen.”

Toch is het beeld ontstaan, van binnenuit gevoed, dat het geld op was.

“Iedere club moet transfereren om het saldo van zijn exploitatie goed te maken. Genk heeft tien jaar lang voor gemiddeld 4,5 miljoen euro per jaar verkocht. Bailly was de laatste, voor 3,5 miljoen. De laatste drie transferperiodes hebben we omzeggens niets getransfereerd. Deels wegens de crisis, deels omdat we niet moeten verkopen. Als het water ons aan de lippen had gestaan, hadden we verkocht in augustus.

“Genk heeft geen schuld meer. De enige schuld nog is een langetermijnkrediet van vijf miljoen euro bij Dexia, voor het stadion. En nu zullen we met de raad van bestuur tijdelijk een overbruggingskrediet geven aan de club. Louter een liquiditeitssituatie omdat we ervoor hebben gekozen niet te transfereren.

“Hoeveel clubs kunnen dat, denk je, als ze vijf miljoen krijgen voor een speler zeggen: we houden hem? Dat bewijst dat we gezond zijn.”

Vanwaar dan die saneringsronde?

“Het is niet omdat je geld hebt dat je het moet uitgeven. Een strakker beleid zorgt voor meer bewustzijn.”

In een club waar de bomen altijd tot in de hemel groeiden.

“Deze club is heel snel gegroeid. Op een bepaald moment ben je over de top. Dat hebben we nu achter de rug. Waar de club vooral nood aan had, was rust. Het team staat niet alleen op het veld, het moet overal in de club zitten.”

Is het sympathieke Genk zakelijker geworden?

(denkt lang na) Het is niet meer zo dat je gezellig bij iemand koffie kunt gaan drinken en een of ander probleem eens aanpakken. Er zijn vaste vergadermomenten nu en daarbuiten moet je je werk doen. Is dat zakelijker? Misschien wel, maar dat moet ook, denk ik. Per slot van rekening ben je met een budget van rond de 20 miljoen euro bezig.”

Voetbal is een circus

U vindt dat Genk vaak te negatief wordt belicht in de media. Welk positief verhaal had er vorige zomer geschreven kunnen worden?

“Dat we een nieuwe visie hadden en dat die krediet verdiende.”

Het was nochtans jullie eigen trainer die bleef herhalen dat het elastiek met deze spelers was uitgerekt.

“Voetbal is een circus, er wordt constant druk gemaakt. Je ploeg draait niet, dus alle spelers zijn slecht. Je ploeg draait wel, dus alle spelers zijn goed. Zo is het natuurlijk niet. Wie is er nog met rationaliteit bezig? Wij vonden dat we wel goede spelers hadden, maar dat er iets moest veranderen in de manier waarop ze werden aangestuurd. Ronny Van Geneugden en Hein Vanhaezebrouck hebben veel kwaliteiten – dat bewijzen ze in Leuven en Kortrijk – maar op een of andere manier pakte het niet bij ons. Deze groep stond niet open voor deze trainers, naar ik vermoed omdat ze onvoldoende ervaring hadden. Als we al een fout hebben gemaakt, dan dat we geen trainer met het juiste profiel bij die groep hebben gezet. Dus toen men zei dat we spelers moesten kopen, hebben wij gezegd: neen, want dat is niet het probleem. We moesten de ploeg bijeen houden en er een goede trainer bij zetten.”

U wist dat Vercauteren u naar de tweede plaats zou leiden?

“Natuurlijk niet, maar we wisten wel dat we een ander profiel nodig hadden. We dachten dat hij dat had en we hebben gelijk gekregen, anders stonden we daar niet. Natuurlijk wil een trainer altijd meer, maar hij moet wel zijn loon betaald krijgen op het eind van de maand. Of willen we eindigen zoals Moeskroen? Wij zijn een vzw. Al het geld dat hier binnen komt, gaat naar de spelers en de trainers. Al jaren zelfs méér dan er binnenkomt. Wat kun je meer willen? Frank Vercauteren is op dat vlak erg gemakkelijk. Minzaam zelfs. Goede spelers moeten ook voor hem niet duur zijn, maar er moet wel bereidheid zijn bij de club om te handelen. Die is er: in januari hebben we er drie nieuwe spelers bij.”

Kort voor het ontslag van Vanhaezebrouck stelde u in een kranteninterview zijn tactiek in vraag. Daar zei Vanhaezebrouck later over: ‘Ik werd geconfronteerd met een jonge voorzitter zonder voetbalervaring die voor de leeuwen werd geworpen en moest interveniëren in een materie waarvan hij niet op de hoogte is. Dat maakte een einde aan de samenwerking.’ Had hij een punt?

“Neen. Kijk naar de resultaten toen en naar de resultaten vandaag. Op de recepties na een wedstrijd hoorde ik steeds hetzelfde: hoe onbegrijpelijk het was dat wij met zo’n verdediging speelden. Er was er maar één in de hele wereld die iets anders zei. Het enige wat ik dacht, was: hoe is het toch mogelijk dat hij zo koppig is? Zo heb ik het ook letterlijk gezegd.”

Geen vaudevillefiguur

Hebt u al eens gedacht: was ik er maar niet aan begonnen?

“Neen, ik heb altijd gedacht: we raken hier wel uit. Hoe moeilijker het gaat, hoe meer energie ik krijg om het goed te doen. Is dat een cliché? Toch is het zo. Ik wist dat er veel meer in deze club zat.

“Over voetbal wordt heel kunstmatig gedaan. Ik vergelijk voetbaljournalisten vaak met beursanalisten. Achteraf weten die het ook altijd beter. We hebben hier heel bekwame voetbalmensen gehad die zegden: ‘ Jelle Vossen kan hoogstens mee in tweede klasse. En Barda kan niks.’ Wat moet je dan doen als raad van bestuur als je dergelijk advies krijgt van mensen die dag in dag uit met voetbal bezig zijn en er nog eens dik voor betaald worden ook?”

U doelt op Vanhaezebrouck?

“Dat heb ik niet gezegd, misschien waren er nog. Wat ik wil zeggen is dat de grote voetbalwijsheid niet bestaat. Niemand wist dat Jelle Vossen vandaag zo goed zou zijn.”

Moeten we het voetbal nog wel ernstig nemen?

“Toch wel, maar niet het circus errond. Wat iedereen ook vertelt, als club moet je rustig met je zaak bezig blijven en je niet laten opjagen.”

U houdt zich bewust low profile. Vreest u niet dat zo het beeld van een slappe voorzitter ontstaat?

“Bestaat dat beeld dan van mij? Het klopt niet, denk ik. Ik wil geen vaudevillefiguur zijn. Als ik iets te vertellen heb, moet het juist zijn. Anders zwijg ik liever. Ik sta niet om de haverklap met een sterke uitspraak in de krant en zo hoort het ook. Ik word liever au sérieux genomen met wat ik presteer dan met wat ik rondbazuin. Als er dan mensen zijn die denken dat ik niets te zeggen heb, is dat hun probleem. De vedetten moeten op het plein staan, niet in de bestuurskamer.”

DOOR JAN HAUSPIE – BEELDEN JELLE VERMEERSCH

“Het is niet omdat je een goed seizoen draait, dat je een topclub bent.”

“Ik vergelijk voetbaljournalisten vaak met beursanalisten. Achteraf weten die het ook altijd beter.”

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content