Waarom een derby méér dan een match is: ‘Het summum van rivaliteit’
Op de menukaart der voetbalwedstrijden staan achter de derby’s doorgaans drie pepertjes. De sfeer is broeieriger, de gezangen branden weleens aan en de ogen schieten sneller vuur. Hoe komt het dat we iets roder aanlopen als de buren op bezoek komen?
Beerschot is kapot, olé olé!’ Honderden Antwerpsupporters trekken door ’t stad en dragen een in paars en wit geschilderde doodskist. Het is mei 2012 en het is precies 13 jaar geleden dat stamnummer 13 de geest gaf en opging in GBA. Reden voor een feestje in het rode gedeelte van de metropool. Er wordt letterlijk gedanst op het graf van de vijand. De rivaliteit tussen de twee belangrijkste ploegen uit Antwerpen is intens. Dat is ook nu nog te merken. De derby van 5 december 2021 op het Kiel liep uit de hand toen een Beerschotsupporter met bivakmuts een vuurpijl in de tribune met Antwerpfans gooide. Na affluiten waren er relletjes en werden verschillende mensen gearresteerd.
Een schoolvoorbeeld van de extreme emoties die een derby kan oproepen. Zo’n wedstrijd hoeft trouwens niet altijd tot geweld te leiden. Het kan ook beperkt blijven tot humoristische plaagstoten, ludieke spandoeken, grappige gezangen… Maar of het nu gaat om Beerschot-Antwerp, Louwel-Opglabbeek of RRC Mélin-RAS Jodoigne, een derby zorgt er altijd voor dat spelers en supporters een tandje bijsteken. Hoe komt dat?
Twee stammen
Dat de mens een sociaal dier is, hoeven we u niet te vertellen. We horen graag bij groepen, een deel van ons zelfbeeld wordt erdoor gevormd. Sommige psychologen spreken in plaats van groepen ook over ‘stammen’. Dat is een term die teruggaat tot het begin van de mensheid. Toen leerden we dat jagen in je eentje een nogal hachelijke onderneming was en dat het veiliger was om dat in groep te doen. We identificeerden ons daarom met een groep of een stam en zochten er ook een gevoel van geborgenheid. Het was een manier om te overleven.
Ook bij supporters van dezelfde voetbalclub heerst dat gevoel: het is een stam van gelijkgezinden die zich met elkaar identificeren. Over dat groepsvirus in ons brein schreef Filip Boen het boek Iedereen supporter! ‘Mensen willen tot groepen behoren die, zoals dat heet, positief onderscheidend zijn’, zegt de professor in de sport- en bewegingspsychologie aan de KU Leuven. ‘Dat wil zeggen dat we er altijd naar streven dat onze groep het iets beter doet dan de andere groep. Dat zit in ons. En dan nemen we als maatstaf liefst een groep die vergelijkbaar is met de onze.’
Als je dat toepast op het voetbal, kom je al snel uit bij derby’s: daarin vertegenwoordigen de twee clubs evenveel groepen of, zo je wil, stammen uit dezelfde stad. Vaak dragen ze een onderling verleden met zich mee en zijn ze voor elkaar dus heel relevant vergelijkingsmateriaal. Dat maakt dat derby’s intenser zijn omdat er vooral van die andere ploeg gewonnen moet worden. Filip Boen voegt er wel een nuance aan toe: ‘De stadsgenoot is niet altijd de meest pertinente vergelijkingsgroep. Voor de supporters van FC Barcelona bijvoorbeeld is dat niet Espanyol, maar eerder Real Madrid. Waarom? Barcelona is té groot om met Espanyol vergeleken te worden en fans gaan dus op zoek naar een club van dezelfde grootteorde.
‘Hetzelfde zou je kunnen zeggen van Anderlecht-Union’, vervolgt Boen. ‘Ik ben zeker dat die match bij Anderlecht veel minder leeft dan een wedstrijd tegen Club Brugge, omdat Anderlecht en Union de laatste 50 à 60 jaar heel weinig gemeenschappelijke geschiedenis hebben. Een kanttekening bij de bewering dat derby’s per definitie tot intense rivaliteit leiden.’
Dicht bij huis
In tegenstelling tot andere sporten wordt in het voetbal het derbygevoel ook in de hand gewerkt. Ga je bijvoorbeeld naar een volleybal- of rugbywedstrijd, dan zitten de supporters vreedzaam naast elkaar. De beleving is er helemaal anders. Net zo bij de Olympische Spelen, waar fans uit verschillende landen dezelfde tribune delen en verbroederen. In een voetbalstadion heerst een heel andere sfeer. De arena is zodanig ingericht dat je partij moet kiezen. En wanneer twee teams uit dezelfde stad tegenover elkaar staan, levert dat nog meer passie en drama op. ‘Dat is het summum van rivaliteit. Er is geen monopolie van één club in een stad, maar er is dan sprake van een duopolie’, zegt Jeroen Scheerder, hoogleraar sportsociologie aan de KU Leuven.
Bij een derby speelt volgens hem nog een ander aspect een belangrijk rol: de wet van de geografische dichtheid. ‘In een steeds meer geglobaliseerde wereld, waar je gemakkelijk contact kan hebben met mensen aan de andere kant van de aardbol, is het frappant dat het derbygevoel niet is afgenomen. Maar daar is een verklaring voor’, legt Scheerder uit. ‘Juist in die geglobaliseerde context is het belangrijk dat mensen nog altijd een identiteitsgevoel hebben, en dat zoeken ze dicht bij huis. Dat is wat men noemt: de wet van de geografische dichtheid. Die is ook op andere domeinen van toepassing. Neem nu de media: het nieuws dicht bij huis trekt mensen veel sterker aan dan wat er aan de andere kant van de wereld gebeurt. Hoe meer dichtbij, hoe belangrijker voor de identificatie.’
Die geografische dichtheid heeft nog een ander gevolg. Als Club Brugge op zondag verliest tegen OH Leuven, is de kans klein dat een Clubsupporter die in Brugge werkt maandag met een OHL-fan geconfronteerd wordt in zijn werkomgeving. Gaat er echter een derby tegen Cercle Brugge verloren, dan is het voor diezelfde supporter niet ondenkbaar dat hij maandag op een groen-zwarte collega stoot die het er nog eens goed inwrijft. Zo’n nederlaag blijft dus op een bepaalde manier langer nazinderen en kan je ook dieper raken.
Wijn of bier
Bij derby’s is er vaak ook een historisch-culturele component: een tegenstelling tussen rijk en arm, tussen aristocratie en proletariaat… Zo is AC Milan altijd de club van de working class geweest, terwijl Inter die van de bourgeoisie is. In Turijn heb je Torino, de club van de migranten, en Juventus, van de gegoede burgers. Die tegenstellingen zijn intussen wel wat uitgevlakt, aldus Scheerder, maar onderhuids sluimeren ze nog steeds.
In eigen land is het verhaal over het ontstaan van de rivaliteit tussen Beerschot en Antwerp bekend. Eind 19e eeuw vond een aantal spelers van Antwerp dat men bij verplaatsingen naar een chic restaurant moest gaan waar goede wijn geserveerd werd, terwijl anderen van mening waren dat een frietje met bier moest volstaan. Die discussie tussen wijn of bier leidde tot misnoegdheid bij een groot deel van de Antwerpse basisploeg waardoor ze rond de eeuwwisseling overstapten naar het net opgerichte Beerschot. Dat beschikte in die tijd over de meest moderne infrastructuur van heel België. Het is dus niet onlogisch dat de meer gegoede burgers zich met Beerschot identificeerden, terwijl het plebs eerder voor Antwerp koos. Wijn of bier.
‘Play the game, not the occasion’
Bij een derby daveren niet alleen de tribunes, maar staat de boog ook gespannen op het veld. Het steeds grotere aantal buitenlandse spelers is vaak minder doordrongen van het belang van zo’n wedstrijd. Een evolutie die Ritchie De Laet betreurt. Onlangs zei de Antwerpverdediger in een interview met dit blad: ‘Ik denk dat heel veel jongens nog niet beseffen wat de derby in de stad teweegbrengt. Daarom wil ik bepleiten, als het met corona kan, om zoals een paar jaar geleden op de Bosuil een training te doen mét supporters. De dag voor de wedstrijd, zodat iedereen begint te voelen: ha, dít is wat een derby bij de fans losmaakt.’
Geen goed idee, vindt de Britse sportpsycholoog Damian Hughes. Voor zulke beladen wedstrijden is er volgens hem maar één mantra voor spelers: play the game, not the occasion. ‘Spelers en technische staf weten wat het belang is van zulke matchen, maar zij moeten zich loskoppelen van hun emoties en focussen op hun job’, legt hij uit op de website van Manchester City in een interview naar aanleiding van de Manchester Derby. ‘Met andere woorden: doe waar je voor getraind hebt en laat je niet afleiden omdat het een derby of een bekerfinale is. Doe gewoon je job.’
Ook voor de fans heeft hij een tip: geniet van deze wedstrijden, want ze zijn een echt voorrecht. Koester de spanning, ga voluit achter je eigen team staan en creëer een geweldige sfeer. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan, want als de geschiedenis ons iets leert, is het dat derby’s kunnen ontaarden in veldslagen, soms zelfs met dodelijke afloop. Bij een derby wordt vaak niet alleen de liefde voor de eigen club, maar ook de haat tegen de andere club op de spits gedreven. Daardoor ontstaat een wij-zij-gevoel dat zijn gelijke niet kent en waar zelfs een nuchtere mens zich in kan laten meeslepen. Voor je het weet, sta je zo een kwetsend en denigrerend lied mee te brullen.
Het zich afzetten tegen de ander geeft supporterschap een negatief stigma en is eigenlijk niet de essentie van het fan zijn. Maar laat ons niet vergeten dat het behoren tot een supportersgroep ook een positieve invloed kan hebben, zegt Filip Boen. ‘Door corona beseffen we nu dat sociale verbondenheid veel belangrijker is voor onze gezondheid dan we eigenlijk dachten. Iedereen is zich tegenwoordig bewust van het belang van bewegen en gezond eten, maar uit recent onderzoek blijkt dat je sociaal geïntegreerd voelen – bijvoorbeeld door met gelijkgezinden naar het voetbal te gaan – een enorm onderschatte bron is om stress te reduceren. Het is die sociale verbondenheid die we in covidtijden gemist hebben.’
Belgische derby’s
Stadsderby’s
1. Cercle Brugge – Club Brugge
Waar Cercle Brugge in het begin van zijn geschiedenis nog drie keer de titel veroverde (1911, 1927 en 1930), is de balans sinds de jaren 70 naar Club Brugge overgeslagen. Extra piment is dat beide verenigingen sinds 1975 in hetzelfde Jan Breydelstadion voetballen.
2. Beerschot – Antwerp
De twee clubs organiseerden tussen 1978 en 1984 nog samen het Metropooltoernooi met buitenlandse topclubs als gastploegen. Zo’n gezamenlijk initiatief is nu niet meer denkbaar. Het duel tussen de ‘Kielse ratten’ en ‘rooie honden’ is een van de meest beladen in België.
3. KV Mechelen – KRC Mechelen
KV en KRC werden allebei opgericht in 1904. Racing Mechelen beleefde zijn grootste succesperiode in de jaren 50, maar voetbalde hoofdzakelijk in tweede, derde of vierde klasse. Door de degradatie van KV Mechelen begin deze eeuw kwamen beide clubs elkaar nog eens tegen in derde klasse. De Mechelse derby lokte toen meteen 10.000 toeschouwers.
4. RFC Liégeois – Standard
RFC Liégeois is de oudste Waalse club van het land. Stamnummer 4 werd opgericht in 1892, maar in 1899 besliste een deel zich af te splitsen en Standard boven de doopvont te houden. De eerste derby tussen de twee Luikse ploegen dateert van het seizoen 1909/10 en eindigde op 0-0. RFC Liégeois voetbalt nu in eerste klasse amateurs.
5. Union – RWDM
De Brusselse derby bij uitstek wordt sinds 2016 ook de Zwanzederby genoemd, omdat de supporters van beide clubs graag ‘ zwanzen en zieveren‘, zoals dat in het Brussels dialect heet. Vorig seizoen stonden er in 1B nog vier op het programma.
6. Sporting Charleroi – Olympic Charleroi
Wat Sporting Charleroi nu is – een vaste waarde in eerste klasse – was Olympic Charleroi in het midden van vorige eeuw. Van 1937 tot 1955 voetbalden Les Dogues onafgebroken in de hoogste afdeling. Een van de belangrijkste derby’s tussen Olympic en Sporting was wellicht die op het einde van het seizoen 1935/36, toen een testmatch moest beslissen over de titel in derde klasse. Olympic won met 2-1 en begon aan zijn opmars.
Streekderby’s
7. KRC Genk – STVV
De rivaliteit tussen de twee Limburgse clubs vond zijn oorsprong in het seizoen 1990/91, toen STVV in de slotfase van de competitie een degradatie kon vermijden door van KRC Genk te winnen. De Genkenaars waren op dat moment al gered. De Kanaries hoopten op een geste van hun gouwgenoten, maar die kwam er niet: Genk won en STVV zakte naar tweede klasse.
8. KV Kortrijk – Zulte Waregem
In Zuid-West-Vlaanderen verhit de ‘Vlasico’ jaarlijks de gemoederen. Voor zowel de supporters van ‘de Kerels’ als die van ‘de Boeren’ is dit de match van het jaar.
Het woord derby
Het was in het gezegende jaar 1778 dat Edward Smith-Stanley, de twaalfde graaf van Derby, na een aristocratisch diner op het idee kwam om een paardenrace voor de elite te organiseren. Sommigen beweren dat hij op die manier zijn huwelijk met Elizabeth Hamilton extra luister wilde bijzetten. Hoe dan ook, de race ging het volgende jaar door in het graafschap Surrey, ten zuiden van Londen, en meer bepaald op de Epsom Downs Racecourse. Het toeval wilde dat de winnende merrie uit de stal kwam van graaf Edward Smith-Stanley. De race was zo’n succes dat ze elk jaar plaatsvond en de naam van zijn bedenker kreeg: The Derby. Tot op de dag van vandaag wordt de race nog steeds gereden; het is zelfs een van de grootste sportevenementen in Groot-Brittannië. Ze komt ook voor in de Britse serie Peaky Blinders. De naam waaide ook over naar het Europese vasteland en naar de Verenigde Staten, waar de oudste paardenrace The Kentucky Derby is.
De competitieve sfeer die typisch is voor The Derby, werd daarna ook overgedragen op voetbal en rugby, twee sporten die in het midden van de 19e eeuw aan hun opgang begonnen. Clashes tussen twee teams uit dezelfde stad of uit naburige steden werden sindsdien derby’s genoemd.
Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier