Vincent Mannaert (Club Brugge) blikt terug: ‘Je moet geduld hebben, zoals bij het vissen’

Vincent Mannaert: ‘Het Belgische ­voetbal is een trademark geworden van jong talent.’ © Bas Bogaerts
Geert Foutré
Geert Foutré Sportjournalist

Eind dit seizoen stopt Vincent Mannaert (49) na dertien seizoenen als algemeen manager van Club Brugge. Tijd voor een terugblik op dertig jaar Belgisch profvoetbal.

Het is weinig bekend dat Vincent Mannaert ooit op weg was naar een carrière als profvoetballer, toen hij in 1994 met Eendracht Aalst naar eerste klasse promoveerde. Een tijd waarin vier vijfde van de spelers op onze velden nog Belg was, en sommigen zelfs nog een job hadden, ook bij Eendracht Aalst. ‘Doelman Hans De Schrijver werkte voor Assubel, Peter Van Wambeke was vertegenwoordiger en Gilles De Bilde had een job op het ministerie’, herinnert Mannaert zich nog. Hijzelf studeerde toen rechten aan de VUB. Daar besloot de Opwijkenaar zich volledig op te focussen toen hij inzag dat hij in de hoogste klasse door een opeenstapeling van blessures niet aan spelen zou toekomen.

Een nieuwe kantelpunt kwam er in 1995 met het Bosman-arrest, waardoor eindecontractspelers voortaan hun club zonder transfervergoeding konden verlaten. ‘Ik zag dat het voetbal zou veranderen en begreep ook dat er toekomst zat in de combinatie sport en recht. Ploegmaats als Gilles De Bilde en Yves Vanderhaeghe hadden me al gevraagd om hun contracten te bekijken. In veel standaardcontracten stonden toen bepalingen die niet rechtsgeldig waren. In een contractvoorstel van een andere club stond zelfs letterlijk dat een speler ongeveer zoveel frank per maand kon verdienen.’

Mannaert zette zijn voetbalcarrière voort in lagere klassen en ging als spelersmakelaar aan de slag bij het managementbureau SEM, tot hij in 2007 fulltimemanager werd bij Zulte Waregem. ‘Ik had eerder een aanbod gekregen om bij Anderlecht de rechterhand van Herman Van Holsbeeck te worden, maar het was te onduidelijk wat mijn job juist zou inhouden. Bij Zulte Waregem was dat wel het geval. Studiegenoten zoals Sven Mary vroegen me nochtans of ik zo’n job, als pas achtste voltijdse manager van de achttien eersteklassers, geen onzekere toekomst vond. Vandaag geven ze toe dat ze die job ook hadden willen doen.’

Zo begon Mannaert bij een sympathieke semiprofclub met veel charmes, maar ook met veel gebreken. ‘Op weg naar de vipruimte passeerden de gasten langs de camping waar de was aan de lijnen hing. Ik heb er ook letterlijk mijn broek gescheurd bij het klaarzetten van tafels en stoelen. Voor de match moest ik nog gauw naar een kledingwinkel. Ik had er niet de middelen die ik later bij Club zou krijgen, maar ik kon wel van nul iets opbouwen, met veel verantwoordelijkheid. Alleen financiële balansen lezen was als jurist nog een blinde vlek. Gelukkig offerde bestuurslid Mieke De Clercq, later de eerste vrouwelijke bestuurder van de Belgische voetbalbond, haar maandagavonden op om me dat bij te brengen.’

Wat is de belangrijkste les die u als manager, vanaf 2011 ook bij Club Brugge, hebt geleerd?

Vincent Mannaert: De cruciale impact van transfers op alle geledingen van de club. En de onvoorspelbaarheid ervan. Zelfs een combinatie van een topspeler en toptrainer werkt niet altijd. Het gaat vaak om de juiste menselijke klik. Ik heb er veel tijd in gestoken en was altijd heel goed voorbereid. Op een speler die plots weg wil, op een onverwacht goed bod. Dan moet je klaar zijn om te verkopen. En dat ook willen. Na de titel in 2017 hebben we, ondanks enkele erg aantrekkelijke aanbiedingen, geen enkele speler laten gaan, omdat we een goed figuur wilden slaan in de Champions League. Twee keer een domper: sportieve ambities niet waargemaakt en veel geld laten liggen. Dat evenwicht, tussen je financiële en je emotionele aandeelhouders, tussen beheerders en supporters, moet je als manager altijd bewaken. Als de financiën overheersen, verlies je de connectie met je fans. Ga je de supporters pleasen, dan beland je gauw in financieel zwaar weer. Zeker in de Belgische competitie, waar de grootste inkomsten niet uit mediarechten komen, maar uit transfers.

‘Door Operatie Propere Handen heeft het Belgische voetbal nu de strengste regelgeving wereldwijd.’ © Bas Bogaerts

Wat is de kunst van een goed transferbeleid?

Mannaert: Ik heb altijd veel contact gehad met buitenlandse collega’s. Niet alleen om bij te leren over de algemene organisatie – wat kon ook bij Club Brugge, met minder middelen, werken? – maar ook om lijnen uit te gooien. Dan is het een kwestie van geduld te hebben, zoals in het vissen. Je hebt niet altijd beet, maar het helpt als je meerdere lijnen tegelijk in het water hebt. Tijdens de onderhandelingen met AC Milan over de transfer van Charles De Ketelaere zat ik comfortabel aan tafel omdat ik al een akkoord had met Leeds. Ik wist dat, als het erop aan kwam, Charles die transfer naar Leeds niet zou opblazen. Op die manier hebben we van Milan het bedrage gekregen wat we wilden, ook al heeft het lang geduurd. Contact blijven houden is cruciaal. Onze aanvaller Skov Olsen wilden we al toen hij nog bij Nordsjaelland voetbalde, maar hij koos toen voor Bologna. Toch zijn we hem blijven volgen tot er een opportuniteit kwam.

Welke inkomende transfer bij Club heeft u het meest verbaasd?

Mannaert: Die van Carlos Bacca. Afspraak na afspraak met zijn Colombiaanse club werd afgezegd. Het leek zelfs helemaal te mislukken toen ook Duitse en Franse clubs interesse toonden. Toen ik zelf naar Colombia reisde, eiste Carlos in het bureau van zijn voorzitter: ‘Ik blijf hier tot jullie me naar Club laten gaan’. We kochten hem voor anderhalf miljoen en verkochten hem later voor negen miljoen euro aan Sevilla, met een mooi percentage op de doorverkoop.

Erling Haaland, de topspits van Manchester City, speelde bijna voor Club Brugge. Wat is er toen misgelopen?

Mannaert: Alles was rond met zijn toenmalige club Molde, tot zijn makelaar Mino Raiola aangaf dat hij dertig procent van het toekomstige transferbedrag voor zichzelf en de vader wilde. Dat hebben we geweigerd, want dan schep je een precedent waarmee je jezelf vastrijdt.

Welke onderhandelingen blijven u nog bij?

Mannaert: Toen we in 2012, na het ontslag van Georges Leekens, een nieuwe trainer zochten, kreeg ik een berichtje van Roy Keane, het ex-icoon van Manchester United. Hij stelde zich kandidaat. Ik dacht aan een grap, maar legde toch een afspraak vast. Assistent-trainer Philippe Clement en ik hebben twee uur met hem gepraat. Hij vertelde hilarische verhalen over Brian Clough en Alex Ferguson (Keanes trainers bij Nottingham Forrest en Manchester United, nvdr). Buikpijn van het lachen. Maar toen we hem vroegen naar zijn trainersfilosofie kwam hij niet voorbij de clichés: ‘Work hard, play together.’ Uiteindelijk sloot Keane af met de mededeling: ‘Ik denk niet dat jullie me zullen nemen als trainer, maar ik vond het een fijn gesprek.’

Wat heeft u het meest verbaasd in al die jaren bij Club?

Mannaert: (wijst op de foto van een volle sfeertribune) Die beleving. Goede of slechte tijden, altijd hebben wij een heel loyale en passionele achterban. Toen ik begon, voelde ik nochtans wat gelatenheid, maar de bekerwinst in 2015 was een kantelpunt. Michel Preud’homme heeft daar een rol in gespeeld. Michel heeft die unieke combinatie van passie, charisma en winnaarsdrang. Wanneer supporters dat zien, bij de trainer, maar ook bij de spelers, werkt dat stimulerend.

Hoe staat het Belgische voetbal er nu voor?

Mannaert: Veeleer positief. We zijn on speaking terms met de overheid over veiligheid en fiscaliteit. Het Belgisch voetbal is een trademarkt geworden van jong talent, het vrouwenvoetbal is ook in opmars. En zowel de Pro League, de Belgische voetbalbond, als beide taalvleugels, zetten qua organisatie en professionalisering flinke stappen vooruit.

Er is nog altijd geen uitspraak in de zaak-Propere Handen, waar u samen met een aantal mensen een schikking sloot met justitie. Blijft dat geen donkere wolk boven het Belgische voetbal?

Mannaert: Door die zaak is de hele Belgische voetbalsector binnenstebuiten gekeerd. Met de wereldwijd strengste regelgeving als resultaat. De controles op de naleving en op witwaspraktijken zijn legio en de transparantie is zeer groot. Voor elke sponsor vanaf tienduizend euro moet er een hele administratie worden opgevraagd. Helaas kunnen ondanks die inspanningen veel Belgische clubs nu geen rekening meer openen bij Belgische banken, die wantrouwig geworden zijn. Met het oog op transparant betalingsverkeer is dat nochtans noodzakelijk.

De stadioninfrastructuur bij veel clubs blijft wel een pijnpunt.

Mannaert: Het is de grootste molensteen rond onze nek. Het professionele voetbal, maar ook andere economische sectoren als industrie en landbouw vragen zich af of ze in dit land nog zaken kunnen doen. Een wetgevend traject moet voor meer rechtszekerheid zorgen. Zonder dat geen investeringen. En zonder investeringen verschraal en verarm je.

Het stadiondossier dat Club Brugge in 2007 indiende, blijft zeventien jaar later nog altijd aanslepen. Was u ook naar Club gekomen als u dat toen geweten had?

Mannaert: Goeie vraag (denkt na). In de gesprekken die ik toen voerde, zou ik in 2013 of uiterlijk in 2014 mee het lint van het nieuwe stadion mogen doorknippen. Voor veel clubs is een nieuw stadion een groeimotor gebleken. Dat was ook hier de bedoeling… Het is mijn grootste frustratie bij Club.

U was voorstander van een BeNeLiga, een gezamenlijke Belgische en Nederlandse competitie. Welke voordelen zag u daarin?

Mannaert: Meer commerciële en media-inkomsten, ook voor de clubs die naast de boot vielen. Het is niet doorgegaan omdat de Eredivisie in Nederland zichzelf is beginnen te hervormen, en door de timing. De Nederlandse clubs deden het op dat moment fantastisch in Europa. De Nederlanders dachten de BeNeLiga niet nodig te hebben. Maar dat plan komt nog wel eens boven.

© Bas Bogaerts

Ben u nog altijd gekant tegen de play-offs in de Belgische competitie?

Mannaert: Ik zie nog altijd het nut niet. Het systeem vergroot de kloof tussen grote en minder grote clubs. Die nemen ook meer financiële risico’s om toch eens aan de champions’ play-offs (met de eerste zes clubs, nvdr) te kunnen deelnemen. Zeker in een systeem waarin twaalf van de zestien clubs elk jaar aanspraak maken op een Europees ticket.

Het levert wel fantastische tv op.

Mannaert: Een competitie zonder play-offs is even aantrekkelijk en biedt meer garanties op een gezonder financieel beleid. Sterker nog: ik vind de play-offs een handicap voor onze topclubs die Europees voetballen. In 2017 speelde Anderlecht de verlengingen in de kwartfinale van de Europa League. En wat deed de trainer? Die haalde zijn twee beste spelers, Hani en Praet, naar de kant, omdat ze fris moesten zijn voor de opeenvolging van play-offmatchen. Het is dus belangrijker om kampioen te worden dan Europees uit te blinken.

Is dat niet zo?

Mannaert: Hoe zijn Anderlecht, Club en Standard topclubs geworden met een aanhang in het hele land? Toch door hun Europese resultaten, tot in de finales?

Heeft een Belgische club zijn plaats in een Super League met alleen Europese topclubs, als die er ooit komt?

Mannaert: Je moet in het internationale voetbal je plaats kennen. Sinds de start van de Champions League in 1992 zijn er drie Belgische clubs bij de laatste zestien geraakt. Je kan perfect gezond en sportief goed zijn in kleinere competities, zoals de Europa League en de Conference League.

Welke raad geeft u, als afscheidnemend manager, aan het Belgisch voetbal?

Mannaert: Vraag aan nieuwe clubeigenaars Belgen of buitenlanders, het maakt me niet uit – om een concreet businessplan op lange termijn op te stellen, mét de nodige financiële garanties. Daarnaast stel ik een overleg voor, twee keer per jaar, tussen alle meerderheidsaandeelhouders van de profclubs. De financiële malaise van KV Kortrijk, KV Oostende en Standard moet ons dwingen om daarover open te communiceren.

Wanneer bent u beginnen na te denken over een afscheid?

Mannaert: Na de titel in 2022 op Antwerp. Na zeventien seizoenen raakte ik wat uitgekeken op mijn functie en op de hectiek die daarbij komt kijken. Ik vroeg me ook steeds meer af: kan ik de drive nog elke dag opbrengen? Het antwoord was nee en dan moet je naar iets nieuws uitkijken. Ik heb dat intern ook correct en tijdig aangegeven, zodat de club kon uitkijken naar een opvolger.

Toen u pas bij Club Brugge was begonnen, zei u: ‘Dit is een job die ik mezelf ook bij andere clubs zie doen.’

Mannaert: Het is er niet meer van gekomen, maar ik meende dat ook. Ik had nooit gedacht dat ik hier zo lang zou blijven. Toen ik tekende, zei ik thuis: ‘We gaan voor twee jaar.’ Het zijn er uiteindelijk dertien geworden.

Welke richting wilt u eind dit seizoen inslaan?

Mannaert: Ik sluit niet uit dat ik nog iets ga doen in het voetbal, bij een club of in een andere functie, maar ik zet daar geen termijn op.

Vincent Mannaert

08/10/1974: Geboren in Opwijk.

Voetbalde in zijn jeugd bij onder meer KSK Opwijk, RSC Anderlecht en Eendracht Aalst.

Beroepsleven

2005-2007: Juridisch adviseur makelaarskantoor SEM/

2007-2011: Manager Zulte Waregem.

2011-2024: algemeen manager Club Brugge.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content