Tip voor de coaches van Antwerp, Union en Genk: amper 1,5 procent van de ‘lange’ hoekschoppen levert een doelpunt op

Ook de Rode Duivels trappen hun corners kort, sinds daar een data-analist in dienst is. © getty images
Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

Een korte corner leidt in 3,7 procent van de gevallen tot een goal. Bij lange corners is dat slechts 1,5 procent. In België lijkt die wetenschap nog niet doorgedrongen.

Iedereen die ooit een voetbalstadion heeft bezocht, kent het gevoel. Laatste minuut. In een verbeten poging om de match alsnog naar zich toe te trekken, dwingt de thuisploeg een corner af. De supporters veren op. De speler neemt een aanloop, de bal valt in de box en… het wordt geen goal. Want dat wordt het zelden.

In tegenstelling tot wat voetbalfans denken, valt een corner amper een kans te noemen. Voetbalstatistici doorploegden alle wedstrijden sinds 2010 uit de grootste vijf Europese competities. Wat bleek? Amper 3 procent van de hoekschoppen eindigt in een doelpunt.

Buikgevoel

Verdere analyse van de data spreekt het buikgevoel van de supporter nog meer tegen. Fans zien graag dat de bal rechtstreeks in het strafschopgebied wordt gedropt, meteen getrapt vanaf de cornervlag. In het jargon noemt men dat lange corners. Nauwelijks 1,5 procent van zulke hoekschoppen levert een goal op, ongeveer één corner op de 66.

‘De voetballers van vandaag kunnen niet trappen’, wordt dan gezegd. Maar er moet veel goed gaan voordat je kunt scoren uit zo’n lange corner. De bal wordt getrapt vanuit een ongemakkelijke hoek naar een strafschopgebied vol verdedigers die er klaar voor zijn. De keeper heeft het voordeel omdat hij, doordat hij zijn armen mag gebruiken, altijd een ruimer bereik heeft dan de koppers. De aanvallende ploeg moet de actie perfect uitvoeren én de verdedigende ploeg moet steken laten vallen: anders wordt dit nooit een doelpunt.

Voetbalsupporters ergeren zich aan korte corners, tegen de data in.

Tikje terug

Er bestaat nochtans een efficiëntere manier om corners te nemen, die iedere fan haat. We hebben het over het tikje terug. De hoekschopnemer geeft een korte pass naar een medespeler in de buurt van de cornervlag. Die twee combineren onderling en trappen na een uitgespeelde actie de bal in het strafschopgebied. 3,7 procent van zulke korte corners leidt tot een doelpunt.

Dat de kans op succes veel hoger ligt, is logisch. De speler die naar de box trapt, krijgt het makkelijker. Hij trapt nu naar het doel en niet van het doel weg, zoals bij een lange corner. Hij kan dichterbij komen en heeft een beter zicht op wat zich in het strafschopgebied afspeelt.

Ergernis

Slimme teams lokken bij een korte corner verdedigers uit het strafschopgebied: ze geven venijnige pasjes bij het hoekschoppunt. Het instinct van de verdediger dwingt hem ernaartoe te rennen, en er wordt natuurlijk getrapt net voor de verdediger bij de bal is. Een uitgekookt team als Manchester City is er een specialist in.

Toch ergeren voetbalsupporters zich aan korte corners, tegen de data in. Wanneer het mislukt, lijkt het een verkwanselde kans om de bal in het strafschopgebied te krijgen, en ze ziet er nog lullig uit ook.

Brighton

Ploegen die mikken op zo veel mogelijk balbezit – Manchester City, Napoli of Barcelona – waren de trendsetters. Maar hun ideeën over voetbal zijn niet zo makkelijk over te nemen voor teams met minder talent.

Pas toen kleinere clubs zoals Brighton en Sassuolo de omslag maakten, ging de rest overstag. Brighton en Sassuolo staan erom bekend dat ze hun elftal neerzetten op basis van inzichten uit de statistiek. Wat die twee clubs doen, wordt vaak gekopieerd. Lange hoekschoppen werden zeldzamer in de topcompetities.

Belgische specialisten

Ook de Rode Duivels trappen hun corners kort, sinds daar een data-analist in dienst is. Of toch meestal: de data zeggen ook dat je het best varieert, om verrassing in te bouwen.

België zit niet in de dataset van de vijf topcompetities, anders zouden de cijfers er anders uitzien. Want Belgische clubs geloven nog rotsvast in de lange corner. Op de derde speeldag van de kampioenenplay-off vielen maar liefst vier doelpunten uit hoekschoppen die rechtstreeks in de box werden getrapt. Ongeziene cijfers in het topvoetbal. Antwerp, Club of Genk trappen zelden een korte corner. Zelfs Union Sint-Gillis, nochtans de Belgische dataclub bij uitstek, trapt amper 2 procent van zijn corners kort.

Tweede paal

De verklaring is wellicht dat er in België momenteel bijzonder efficiënte specialisten rondlopen. Zij opereren in duo: één ragfijne hoekschopnemer en één expert-binnenkopper. Bij Union zijn dat Teddy Teuma en Christian Burgess, bij Club Noa Lang en Hans Vanaken, Racing Genk heeft Mike Trésor en Mark McKenzie. De trainers van die teams kennen de data ook, maar menen dat hun specialisten toch nog de statistieken kloppen.

Nog een laatste hoekschoppencliché dat volgens de datanerds de prullenbak in mag: zet geen verdediger aan de tweede paal. Volgens de statistieken is dat het slechtste wat je kunt doen. Die speler is veel nuttiger wanneer hij mee staat te verdedigen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content