VIJFTIG TINTEN ZWART

© BELGAIMAGE

De Afrika Cup is geen puur Afrikaanse aangelegenheid meer. De nieuwe generatie Afrikaanse internationals is geboren in Europese grootsteden, heeft een blanke vader of moeder en spreekt amper de taal van haar voorouders.

De 31e editie van de Afrika Cup heeft veel weg van een mini-EK. De meeste spelers liggen onder contract bij een Europese club en een deel van hen is zelfs op het oude continent geboren. De zogenaamde binationaux, spelers met een dubbele nationaliteit, zijn aan een steile opmars bezig in Afrika. Er is zelfs sprake van een stille machtsgreep. Afrikaanse naties zijn namelijk verlekkerd op binationaux: Marokko heeft er 18 in zijn rangen lopen op een kern van 23 spelers, Algerije 13 en Congo 8 (zie kader). Allemaal geboren in Europa, allemaal beschikkend over een tweede paspoort.

Vroeger opteerden vooral spelers van het tweede garnituur voor een Afrikaans land in de hoop een internationale carrière uit te bouwen en eens te kunnen figureren op een WK. Maar de tendens is aan het keren: supersterren als Kalidou Koulibaly, Pierre-Emerick Aubameyang, Riyad Mahrez, Wilfried Zaha en Mehdi Benatia laten het land waar ze zijn opgeleid links liggen en verkiezen een stek bij een land ten zuiden van de Middellandse Zee. Aangezien de absolute toppers de weg vinden naar Afrikaanse selecties volgt de rest ook. ‘Veel spelers willen zich herbronnen’, vertelt Arnaud Sutchuin, momenteel met Kameroen actief op de Afrika Cup. De 26-jarige middenvelder van Heart of Midlothian is het typevoorbeeld van de bastaardvoetballer: hij kwam ter wereld in Kameroen, verhuisde op zijn vierde naar België, verdedigde de Belgische kleuren bij de U17, U19 en U20, maar heeft nu al enkele caps voor de Ontembare Leeuwen achter zijn naam staan. ‘Velen doen het ook uit principiële overwegingen: ze willen hun land doen evolueren. Het lijkt te lukken, want dankzij de in Europa opgeleide spelers is het niveau op de Afrika Cup danig gestegen.’

Fabrice N’Sakala, geboren in de Parijse voorstad Le Blanc-Mesnil en tot de beloften uitkomend voor Frankrijk, werd door Chancel Mbemba en Dieumerci Mbokani overgehaald om definitief voor Congo te kiezen. ‘Gasten die in Europa zijn grootgebracht, zijn bang om in Afrika te spelen’, weet N’Sakala, sinds vorige zomer door Anderlecht verhuurd aan Alanyaspor in Turkije. ‘Ik was vooral bang om alleen naar Congo af te zakken. Met enkele spelers zijn we beginnen te praten en op een bepaald moment hebben we gezegd: kom, we gaan gewoon. Intussen kan ik zeggen dat wij de muren hebben neergehaald. Nu is iedereen geïnteresseerd. Dodi Lukebakio is al komen kijken en ik kreeg ook vragen over Congo van mijn ex-ploegmaats Samuel Bastien en NathanKabasele.’

PATRIOTTISME

N’Sakala (26) werd al op zijn 18 jaar benaderd door Congo, maar ging pas twee jaar geleden overstag. Ook Standardaanvaller Matthieu Dossevi nam rustig de tijd voor hij zijn jawoord gaf aan Togo: hij debuteerde uiteindelijk op zijn 26e voor de Togolezen. Bij spelers die de ene nationale ploeg inruilen voor de andere is ‘bedenktijd vragen’ een rekbaar begrip. ‘Lange tijd heb ik mijn clubcarrière voorrang gegeven’, aldus Dossevi. ‘Ik wilde eerst aan maturiteit winnen als voetballer én als mens. Een jonge speler die niets kent van de Afrikaanse cultuur heeft niet de schouders om de druk van zo’n nationale ploeg te torsen. Mijn broer was al een tijdje international en hij raadde mij aan om nog even te wachten. Het was nog te onrustig, er waren te veel incidenten bij Togo om van een goede werkomgeving te spreken. Hij zei vaak: je moet over stalen zenuwen beschikken om voor Togo uit te komen.’

Sommige spelers worden door hun entourage, makelaars of zelfs trainers in de richting van een Europees land gepusht. Omdat het beter staat op een cv en meer uitwijkmogelijkheden biedt. N’Sakala stond aan de rand van de doorbraak bij Troyes toen Congo zich meldde. N’Sakala: ‘Mijn trainer Jean-Marc Furlan was goed bevriend met de bondscoach van Congo, maar zijn advies was duidelijk:’Je bent nog jong, leg die selectie naast je neer.’ Ik moest mij van hem ook verder concentreren op de beloften van Frankrijk, want daar lag wellicht mijn toekomst.’

Een aspect wordt vaak onderschat: de emotionele band van de speler met het land waar de ouders zijn opgegroeid. In hun geboortestreek voelen ze zich niet altijd gewenst en dus identificeren ze zich met een land dat ze enkel kennen van postkaarten of televisie. En ze verantwoorden hun keuze voor hun nieuwe Afrikaanse voetballand dan maar met het cliché dat ze hun hart hebben gevolgd. En alle mogelijke variaties daarop. Alsof elke speler zijn verstand afkoppelt op het moment dat hij afstand doet van zijn eerste nationale ploeg. Wellicht is het een leugentje om de fans voor zich te winnen. Of is het een plotse opstoot van patriottisme? Sofiane Hanni is volgens zijn vader een patriot van het eerste uur. ‘Sofiane had al vrij snel de knoop doorgehakt. Het zou Algerije worden’, herinnert Nordine Hanni zich. ‘Ik heb mijn mening gegeven, maar net zoals bij een studiekeuze moet een kind zelf honderd procent achter zijn beslissing staan. Sofiane heeft mij ooit gezegd: ik heb mijn hart laten spreken. Deels heeft het lot ook meebeslist. Hij werd twee keer uitgenodigd voor een stage met de Franse U17 en U18. Een week voor de stage geraakte hij telkens geblesseerd. Dat kan geen toeval zijn… Een ding is zeker: voor Algerije voetballen maakt hem bijzonder trots. Hij wil een voorbeeld zijn voor de Algerijnen die in de voorsteden wonen.’

CHIQUE HOTELS

Vooral Frankrijk heeft een grote instroom van binationaux als Hanni, maar het verliest er elk jaar ook een pak. Het Algerijnse dreamteam is niet meer dan een samenraapsel van mannen die in Frankrijk geboren zijn. Interlands waar tien van de elf basisspelers ook de Franse nationaliteit hebben, is geen uitzondering meer bij de Fennecs. ‘Tot voor kort was de voetbalbond overtuigd dat het zijn taak was om vooral spelers uit de eigen competitie te lanceren’, weet Nordine Hanni. ‘Onderschat ook de invloed van de pers niet: ze wilden liever echte Algerijnen in de nationale ploeg zien. Zij denken dat die spelers beter zijn dan hun collega’s uit Europa. Je moet natuurlijk de context begrijpen: in Algerije heb je enkel voetbal. Het leven wordt er gedicteerd door het voetbal. Elke nederlaag is een ramp.’

Les Bleus vissen in dezelfde vijver als Algerije en andere oud-kolonies als Tunesië, Senegal, Marokko, Gabon, Ivoorkust en Togo. De weelde bij onze zuiderburen is zo groot dat ze zelf het overzicht verliezen. In februari van vorig jaar liet bondscoach Didier Deschamps de naam van Napoliverdediger Koulibaly vallen als mogelijke versterking voor Frankrijk, maar de ex-Genkenaar had op dat moment al enkele caps verdiend voor Senegal. Symptomatisch voor de hele problematiek rond spelers met een dubbele nationaliteit is het getouwtrek rond Oussama Tannane en Hakim Ziyech, twee Marokkaanse Nederlanders die Oranje een jaar geleden de rug toekeerden. Marco van Basten, assistent-bondscoach van Nederland, haalde destijds ongemeen scherp uit naar de twee spelers. ‘Het zijn domme jongens. Ze hadden iets meer geduld moeten hebben. Ziyech is een geweldige speler en Tannane een heel goede, maar hoe dom kan je zijn om voor Marokko te kiezen als je in aanmerking komt voor het Nederlandse elftal?’

De woorden van Van Basten hebben een kolonialistische bijklank. Alsof een Europees team per definitie beter is dan een Afrikaans. Maar het zegt wel veel over de gewijzigde machtsverhoudingen. Op veel domeinen kunnen Afrikaanse landen zelfs wedijveren met hun Europese concurrenten. ‘Tien, vijftien jaar jaar geleden hinkten wij achterop’, zegt Noureddine Moukrim, verantwoordelijk voor de scouting van Belgen met Marokkaanse roots. ‘MarouaneFellaini en YassineEl Ghanassy zijn op hun zeventiende naar Marokko gereisd om kennis te maken met een nationaal jeugdelftal, maar ze werden er helemaal aan hun lot overgelaten. In die periode deed de voetbalbond n’importe quoi. Vandaag is alles goed geregeld: de spelers worden opgepikt op de luchthaven en ze slapen in de betere sterrenhotels.’

MENTALITEITSWIJZIGING

Alle middelen zijn goed om de toekomstige Hanni’s of Carcela’s aan te trekken. In zijn zoektocht naar Belgisch-Marokkaanse binationaux heeft Marokko een omvangrijk scoutingnetwerk opgezet in België, Nederland, Italië, Spanje, Duitsland, Frankrijk en de Scandinavische landen. In België begint de scouting al vanaf de U13. Het uitgangspunt is: zo vroeg mogelijk aan klantenbinding doen en op die manier spelers naar Marokko lokken. Op de lijst met potentiële Marokkaanse internationals staan momenteel 20 namen van spelers geboren tussen 1992 en 2004. Het zijn jongens die al mee zijn geweest op stage of die de deur op een kier hebben gelaten voor Marokko.

De Marokkaanse voetbalbond profiteert dus gretig van het systeem met binationaux. ‘We zijn niet stupide. We weten dat spelers voornamelijk voor ons kiezen omdat ze geen kans maken bij de Rode Duivels’, zegt Moukrim. ‘Die mentaliteit moet stilaan veranderen. We willen geen tweede keuze zijn, spelers moeten met hun volle verstand voor Marokko kiezen. Ik herinner mij het geval Zakaria Bakkali. Ik heb hem een paar keer ontmoet en hij had ons zijn woord gegeven. Toen er sprake was dat hij met België naar het WK in Brazilië kon, heeft hij zijn kar gekeerd. Met Nacer Chadli kwamen we hetzelfde probleem tegen. Op vraag van Erik Gerets, die toen bondscoach was, is hij naar Marokko gegaan voor een vriendschappelijke wedstrijd. Iedereen ging ervan uit dat hij voor Marokko had gekozen, maar de eerstvolgende officiële uitnodiging heeft hij geweigerd… De meeste jongeren zijn nog nooit in Marokko geweest. Je kan het hen dus niet kwalijk nemen dat ze uiteindelijk opteren voor het land waar ze hun opvoeding hebben gekregen.’

De binationaux zijn de laatste tijd erg in trek. Er wordt een simpel principe gehanteerd: wie eerst komt, wordt eerst bediend. Bij Sutchuin ging het net zo. Kameroen voerde de forcing, terwijl België geen enkele interesse toonde. ‘Soms stel ik mij de vraag: wat had ik gedaan indien België en Kameroen zich op hetzelfde moment gemanifesteerd hadden? Wel, ik heb er geen flauw idee van.’

Brusselaar en Marokkaans international Omar El Kaddouri, ploegmaat van Dries Mertens bij Napoli, maakte iets gelijkaardigs mee. Hij werd in 2011 een paar keer opgeroepen voor de Jonge Duivels van Francky Dury, scoorde zelfs tegen Engeland, maar een vervolg bij de senioren bleef uit. ‘Omar heeft nooit iets gehoord van bondscoach Georges Leekens‘, claimt broer Mohamed El Kaddouri. ‘Een telefoontje van Leekens om te zeggen dat hij hem volgt en hij had misschien voor België gekozen. Marokko pakte het groots aan: ze lieten de verantwoordelijke van de bekende Académie Mohammed VI en iemand van de voetbalbond overvliegen naar Brussel om met ons te praten. Dat heeft een onuitwisbare indruk nagelaten op Omar.’

DOOR ALAIN ELIASY – FOTO’S BELGAIMAGE

‘Dankzij de in Europa opgeleide spelers is het niveau op de Afrika Cup danig gestegen.’ – ARNAUD SUTCHUIN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content