Wanneer Standard steevast in de topdrie eindigt en op vijf jaar tijd één of twee keer landskampioen is geweest, dan pas zit zijn taak erop. ‘Ik maak graag af waar ik aan begin’, zegt technisch directeur Michel Preud’homme.

Van kop tot teen in stijlvol zwart gestoken. De haren, glanzend van de gel, netjes naar achteren gekamd. Het is best een trendy verschijning die de vergaderzaal komt binnengewandeld. Michel Preud’homme vlijt zich neer in één van de lederen fauteuils en maakt het zich gemakkelijk. Voor hem, op een klein tafeltje, staat een kop koffie – zwart – en ligt een doosje tabak. Hij neemt er een plukje uit, steekt het routineus achter zijn bovenlip.

Ondanks de soms scherpe toon laat de technisch directeur van Standard zich kennen als een levendige verteller – het interview wordt geanimeerd met hevige lachbuien. Is deze man, tien jaar geleden beschouwd als de beste doelman van de wereld, een gespannen direc- teur ? Neen, helemaal niet. Beetje lo- gisch ook : het gaat goed met de ploeg en het zo fel begeerde ticket voor de Champions-Leaguevoorronde komt almaar dichterbij.

Het is bijna twee jaar geleden dat u nog een interview gaf aan dit blad. Sinds u trainer werd van Standard, eigenlijk. Was u echt zo boos ?

Michel Preud’homme : “Het was geen persoonlijke kwestie en het is ook nooit een juridisch geschil geworden, maar als ik aan het belang van de club dacht, vond ik dat Sport/Voetbal Magazine er soms óver ging. Niet tegenover mij, als coach, want ik vind dat ik correct werd beoordeeld – en zelfs gesteund werd in mijn kijk op het spelletje. Maar ik vond dat jullie te veel aandacht besteedden aan problemen die niets met het voetbal te maken hadden. Jullie gaven te veel het woord aan misnoegde spelers.”

Wij praten ook liever over voetbal, maar op bepaalde momenten werd Standard helemaal overschaduwd door randproblemen : de affaire-Jean Wauters, de kritiek van Régis Genaux, het ontslag van Ro- bert Waseige, het gewicht van de spelers, de problemen met de scheidsrechters en dies meer. Daarenboven speelde Standard niet goed.

“Akkoord, maar dat is nu voorbij. De huidige evolutie bewijst ons gelijk.”

Het moet u inderdaad plezier doen dat Standard nog eens een goed seizoen draait.

“Het omgekeerde zou vreemd zijn, hè. In de eerste plaats omdat de resultaten er zijn, maar ook omdat Standard weer een naam is geworden die leeft bij de Belgische voetbalfans. Er wordt weer rekening gehouden met onze stem.”

U hebt bovendien een charme-offensief ingezet in Vlaanderen : voor de VRT analyseert u de Champions-Leaguewedstrijden.

“Bij Standard ben ik technisch directeur en ook persverantwoordelijke, samen met algemeen directeur Pierre François. Ik ben me weer op Vlaanderen gaan richten omdat Standard een nationale club is, met ook Vlaamse supporters. Ik wil hen laten zien dat Standard niet die club is zoals veel Vlaamse journalisten – waarvan de meesten nog nooit een voet op Sclessin hebben gezet – haar neerzetten.”

U hebt ook functies in de Profliga en in het Uitvoerend Comité van de KBVB. Hoeveel tijd blijft er nog over voor de sportieve leiding van uw club ?

“Dat hangt af van het moment. Tijdens de transferperiode ben ik constant met Standard bezig. Voor de dagelijkse leiding en het contact met de spelers en de trainersstaf steun ik voornamelijk op de vergaderingen met Pierre François en Luciano D’Onofrio.”

Hoe zou u de huidige rol van D’Onofrio omschrijven ?

“Hij is raadgever van Standard en, laten we daar eerlijk in zijn, een goudmijn voor deze club. Hij weet altijd wat kan en wat niet. Wij voeren voortdurend discussies en samen maken we plannen of vinden we oplossingen. Luciano heeft een slechte naam omdat men denkt dat hij een club enkel doet draaien om zijn investeringen te laten renderen. Daar ga ik niet mee akkoord. Samen met Robert Louis-Dreyfuss en anderen heeft Luciano 1,3 miljard Belgische frank in deze club gestoken. Dan is het toch niet meer dan normaal dat zij van Standard een gezonde club willen maken ?”

En is Standard nu rendabel ?

“Wij willen evolueren naar een situatie waarin Standard niet langer afhankelijk is van investeerders. Daarvoor moeten we spelers verkopen, zoals alle andere Belgische clubs.”

Gaat Emile Mpenza weg ?

“Ik zweer dat iedereen een inspanning doet. Emile leverde een financiële inspanning door naar hier terug te keren en wij hebben ons geëngageerd om hem geen stokken in de wielen te steken als hij zich op internationaal niveau kan verbeteren. Maar we gaan het maximum doen om hem op Sclessin te houden.”

Mist u het veldwerk ?

“Natuurlijk, op het veld staan is fantastisch. Als trainer heb ik prachtige momenten beleefd, maar ik realiseerde me al vrij snel dat er tal van latente problemen op te lossen waren vooraleer deze club goed zou functioneren. Er was geen communicatie tussen de directie en de spelersgroep en ik had in Benfica – waar ik eerst speler en dan technisch directeur was – gezien hoe een grote club gerund moet worden. Toen ik het probleem aankaartte, werd het me duidelijk dat het van mij zou afhangen om er iets aan te doen. Dus gaf ik het veldwerk op.”

U werd technisch directeur en ineens zagen we u nog meer op de voorgrond treden dan als coach.

“Uiteraard. Ik besefte dat het opnieuw zwaar zou worden, maar zo zijn de spelregels. Ik kan je verzekeren dat je als technisch directeur niet minder gedreven bent, hoor ! Mijn leven is zeker niet rustiger dan voordien. Maar het is nodig voor het welzijn van de club.”

Heeft u hier een contract voor het leven ?

“Neen. Mijn contract loopt af in juni.”

Met wie overlegt u daarover ? Met Pierre François en Luciano D’Onofrio ?

“Neen, we hebben er nog niet over gepraat. We hebben allemaal te veel werk. Maar ik ben niet van plan om er mee te stoppen, er is nog genoeg werk te doen. Mijn taak zit er pas op wanneer de club financieel en sportief stabiel is. Het is te zeggen : wanneer de ploeg altijd binnen de eerste drie eindigt en op vijf jaar tijd één of twee keer landskampioen is geweest.”

U gaat er dus alles aan doen om Erik Gerets als trainer te strikken ?

“We hebben hem al twee keer gepolst, maar het is tot mijn grote spijt nooit doorgegaan. In de eerste plaats omdat hij zijn lopende contract wilde respecteren, maar ook omdat hij financieel aantrekkelijker voorstellen had uit het buitenland. Het feit dat hij overal verklaart dat Standard de club van zijn hart is, wil nog niet zeggen dat hij zwaar wil inleveren om bij ons te komen werken. Althans voorlopig niet.”

Is het ook daarom dat Marc Wilmots niet komt ?

“Er is nooit sprake geweest van Wilmots. Tenzij als voetballer, drie jaar geleden.”

Is het daarom dat Dominique D’Onofrio aanblijft ?

Dominique blijft omdat hij goed werk levert. Ik heb hem goed leren kennen toen hij mijn adjunct was. Het was moeilijk om hem ertoe te bewegen als hoofdtrainer te tekenen, omdat hij droomde van een lange carrière in de sportieve staf van deze club. We konden hem uiteraard niet de garantie bieden dat hij weer als hulptrainer aan de slag kon, als het hoofdtrainerschap hem niet zou afgaan. Hij is dus gebleven op onze voorwaarden, met een normaal trainerscontract dus.”

Als we even terugkeren naar uw beeld van een perfect clubbeleid…

“… dan is dat een club waar de directeur beslist, de trainer traint en de spelers spelen.”

En als Dragutinovic zijn ploeggenoten op de korrel neemt in de kranten, is dat dan zijn rol ?

Drago is aanvoerder omdat wij hem daarvoor de kwaliteiten toedichten. Als hij beslist om zijn stem te verheffen en zijn ploegmaats aan bepaalde afspraken te herinneren, dan doet hij zijn werk goed.”

Laten we het even hebben over de Profliga en het Uitvoerend Comité van de KBVB. U zit in beide organen.

“Samen met Pierre François vertegenwoordig ik Standard in de Profliga en in het Uitvoerend Comité ben ik één van de zes vertegenwoordigers van de Profliga. Ik ben de eerste voormalige profspeler die deel uitmaakt van het Uitvoerend Comité. Vanuit die achtergrond voel ik me vooral genoodzaakt me in het sportieve beleid te mengen. Zoals de besprekingen over een eventuele BeneCup of de situatie van de uitsluitingen en de schorsingen in de invallerscompetitie. Dat kampioenschap dient vooral om revaliderende spelers ritme te laten opdoen, dus zijn we teruggekeerd naar het principe van twee gele kaarten is een rode (voordien betekende een gele kaart al de uitsluiting, maar mocht die speler vervangen worden, nvdr). En in geval van een schorsing telt een uitgestelde wedstrijd ook mee als een schorsingsdag.”

En het oortje ?

“Daar hebben we het nog niet over gehad, maar ik vind het een geniaal idee. Toen ik zelf nog trainer was, heb ik er ook al aan gedacht. Zowel voor de doelman als voor de veldspelers. Een ploeg wordt alleen maar sterker als ze in staat is om op het veld voortdurend van positie te wisselen.”

Aan welke kant staat u in het debat tussen de G5 en de dertien andere clubs ?

“Ik maak deel uit van de G5, dus… Trouwens, de naam is nu veranderd in Het Pro-ject. Het is een vreemde situatie : als je met elk van de andere clubs afzonderlijk praat, kunnen ze zich allemaal vinden in de voorgestelde projecten. Maar zodra we allemaal samen gaan zitten, verdwijnt de sereniteit en drijft een consensus steeds verder af.

“Het doel is een sterke competitie te creëren, maar daarvoor moet je soms in je eigen vel snijden. Het is een kwestie van perspectief. Bepaalde stemmen gaan op om het aantal clubs te verminderen, maar ik denk niet in die termen. Of we nu met dertien, zestien of zeventien clubs spelen in eerste klasse, dat doet er weinig toe. Je moet in de eerste plaats de clubs herstructureren en waar nodig tot een fusie komen. Stérke clubs, dat is wat we nodig hebben. Vroeger had je verschillende clubs in Luik, nu blijven enkel wij nog over. Wat moet je dus doen als je met meerdere clubs op een kleine oppervlakte in moeilijkheden komt ? Strijden maar toch sterven, of proberen tot een huwelijk te komen ?

“Maar ik besef dat dit hartenpijn veroorzaakt. Het valt heel zwaar afscheid te moeten nemen van clubkleuren of een naam. Soms beschouwen mensen zelfs een stamnummer als een deel van zichzelf.”

Van buitenaf bestaat de indruk dat de Profliga niet erg efficiënt werkt.

“We vergaderen één keer per maand, maar houden veel contact via fax of e-mail. En bij Standard ontvangen we twee uur vóór de wedstrijd de bestuursleden van de tegenpartij, zodat we wat tijd hebben om belangrijke zaken te bespreken.”

Tussen Standard en de Profliga is het nochtans nooit grote liefde geweest. Jullie hebben er meermaals mee gedreigd op te stappen.

“Maar nu worden we veel meer ge- respecteerd. Standard heeft altijd getracht zijn principes te verdedigen. Dat hebben we gedaan in de discussies over de fankaart, de verantwoordelijkheid over de supporters bij verplaatsingen en het portretrecht.”

De fankaart blijft jullie grootste probleem, niet ?

“Ja. Het is een groot probleem voor clubs die niet veel abonnees tellen. Standard heeft er momenteel zo’n tienduizend : dat is weinig voor de actuele gang van zaken. En het is frustrerend om op de wedstrijddag zelf beperkt te worden in de mogelijkheden tot ticketverkoop.”

Standard heeft toch mooie toeschouwersgemiddelden ?

“Door het seizoen dat we totnogtoe draaien, is dat ook normaal. Ons doel was een Europees ticket te behalen en daarvoor zijn we nog steeds in de running. We doen zelfs beter : in normale omstandigheden zitten we nu zelfs op kampioensschema. Spijtig genoeg zet Anderlecht net nu een ongelooflijke reeks neer op verplaatsing. Wij zijn wel op hun veld gaan winnen, maar dat weegt daar niet tegenop.”

Hoe verklaart u de twee povere gelijke spelen na de winterstop, tegen Moes- kroen en Lokeren ?

“Er waren de schorsingen (Dragutinovic, Bisconti en Sorondo, nvdr), de blessure van Moreira en de Afrikacup (Enakarhire, nvdr). Dit gezegd zijnde, vind ik dat we het te vaak moeilijk hebben om onze wedstrijden te controleren eens we op voorsprong komen. Op Sclessin schreeuwt het publiek de ploeg altijd naar voren, maar dat is niet altijd de goede tactiek. Soms moet je temporiseren, lateraal spelen en dan ineens een versnelling plaatsen. Maar hier wordt een laterale pass als heiligschennis beschouwd. Bovendien moet ons spel op de flanken beter verzorgd worden, ook Dominique hamert daar altijd op. En we moeten werken op het veroveren van de afvallende bal, want daar moet je meer mee doen. De spelers uit de tweede lijn moeten steeds klaarstaan. Maar we moeten ook leren beheerst te zijn.”

U hebt zo te horen toch nog steeds een trainersreflex. Trouwens, u heeft nu ook het Pro-Licence-diploma op zak.

“Ja, ik bezit een Uefadiploma. Omdat ik graag afmaak waar ik aan begin en omdat het verplicht is dat één van de trainers het heeft zolang Dominique de opleiding niet volgt. Bovendien kan het snel gaan in het leven. Er kunnen zoveel zaken gebeuren.”

Daar zegt u wat : wat als de eerste wedstrijd van volgend seizoen Standard – Oostende is ?

“Ik heb Gilbert Bodart geregeld aan de lijn. We discussiëren dan over voetbal, tactiek, spelers. Hij levert daar goed werk…”

door John Baete

‘Laten we eerlijk zijn : Luciano D’Onofrio is een goudmijn voor deze club.’

‘Standard heeft altijd getracht zijn principes te verdedigen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content