In België zien we de laatste tijd meer en meer vreemde rugnummers opduiken, maar zo creatief als in de rest van de wereld zijn we nog lang niet. Zo hebben Brazilianen wat met het aantal wedstrijden. Toen Romario zijn 500ste wedstrijd speelde voor Vasco Da Gama was dat met het rugnummer 500. Goiásdoelman Harley deed hetzelfde ter ere van zijn 400ste wedstrijd. In Mexico gaan ze nog veel verder: de Sierra Leonees
Abdul Thompson Conteh droeg in zijn periode bij Monterrey het rugnummer 690, gewoon omdat hij het wel grappig vond om het hoogste nummer in de competitie te hebben.
Ook doelmannen zijn niet ongevoelig voor dit soort praktijken. Toen Vitor Baía na een uitstapje bij Barcelona in ’99 terugkeerde naar FC Porto, wou hij het nummer 99 om de fans te tonen dat Porto de club van zijn hart was. De 88 van Gianluigi Buffon bij Parma deed dan weer heel wat stof opwaaien. Mensenrechtenorganisaties beschuldigden de keeper ervan die 88 te hebben gekozen als referentie aan Heil Hitler.
De achtste letter van het alfabet is een ‘H’, en met 88 heb je dus de initialen van de kreet. Hetzelfde geldt voor 18 en de naam Adolf Hitler. Buffon verdedigde zich en maakte bekend dat hij dat
nummer koos op basis van het oude
Italiaanse spreekwoord ‘Een echte man heeft vier teelballen’. Op het eerste gezicht een vreemd verband, maar twee achten bestaan eigenlijk uit vier cirkels. Buffon kwam ermee weg.
De Marokkaanse spits Hicham
Zerouali kreeg een uniek rugnummer bij het Schotse Aberdeen. De speler werd door de eigen aanhang bedacht met de roepnaam Zero en hij wou dus absoluut dat nummer op zijn shirt. Intussen is de nul uit roulatie genomen bij Aberdeen: Zerouali kwam in 2004 om het leven
bij een verkeersongeval.
En dan heb je natuurlijk ook nog de spelers die een speciaal rugnummer kiezen uit protest. Interspits Ivan Zamorano raakte zijn geliefde nummer negen kwijt toen Ronaldo zich bij de club voegde. De Chileen vond het maar niks en koos dan maar voor het nummer achttien, met een klein plustekentje tussen de twee cijfers. 1+8 geeft ook negen, en de eer van Zamorano was gered. Het bekendste geval van dit soort praktijken blijft Johan Cruijff.
Toen hij na een blessure terugkeerde in het eerste elftal van Ajax, was zijn vaste rugnummer negen al aan Gerrie Mühren gegeven. Cruijff besloot dan maar om met veertien te gaan spelen en is nooit meer van die gewoonte afgestapt.
Het was in die tijd niet de gewoonte om als basisspeler geen nummer tussen een en elf te kiezen, maar Cruijff mocht zelfs bij Oranje met veertien spelen. Men spreekt ook nu nog over Johan Cruijff als ‘nummer veertien’.