Newcastle-Liverpool in het spoor van Philippe Albert. Of hoe niemand Prince Albert in St James’ Park kan vergeten. De held van de werkende klasse.
Of hij naar Gent komt, naar de wedstrijd van Newcastle tegen Zulte Waregem ? Neen, lacht Philippe Albert, later dit jaar veertig …
Jammer, vindt Terry McDermott en hij verkoopt de Ardennees een klap op de rug.
Een scène zaterdagavond in Newcastle, ruim anderhalf uur na de thuiswedstrijd tegen Liverpool. Een wedstrijd waarin de Magpies met een rouwband om de arm spelen als eerbetuiging aan Celestine Babayaro, die rouwt. De dag voor de match overleed zijn broer aan tuberculose. Na overleg met zijn familie besloot de gewezen Anderlechtspeler toch aan te treden, maar het duurt duidelijk een tijdje voor hij er zijn hoofd helemaal bij heeft. We bevinden ons in het gezelschap van een cameraploeg van VT4, de zender die morgen de Europese match van de Magpies tegen de Belgische bekerwinnaar op de buis brengt. De journalist heeft beelden meegebracht van een legendarische wedstrijd tegen Manchester United en toont die op een draagbare dvd-speler aan McDermott, net als nu toen assistent van de hoofdtrainer. Albert klopte daarin met een meesterlijke lob PeterSchmeichel. McDermott geniet, Albert glundert, al vindt hij het soms wel jammer dat er quasi altijd naar die ene match – 5-0 tegen een beresterk team dat een paar jaar later de Champions League zou winnen – wordt verwezen. Albert : “Ik heb in vijf jaar Newcastle meer dan honderd wedstrijden gespeeld en meer dan vijftien goals gemaakt, maar die ene halen ze er altijd uit.” McDermott : “Het was dan ook een speciale, Philippe. Zij hadden ons dat seizoen met 4-0 verslagen voor de Charity Shield en dit was zoete wraak.”
A good guy noemt McDermott de ex-speler. Dat horen we eerder op de middag geregeld. A good guy die in de watten wordt gelegd, zoals Engelse clubs dat met hun gewezen spelers zo goed kunnen. Zijn vertrek kwam er in 1999 – eerst voor een half jaar naar Fulham en omdat Newcastle hem niet naar een andere Britse club liet gaan, uiteindelijk naar Charleroi – maar vergeten zijn ze hem niet. Gemiddeld twee keer per seizoen keert hij terug. Een keer om vrienden van weleer op te zoeken – Susan werkt in de catering van de club en was zaterdag aangenaam verrast toen hij onaangekondigd thuis aan de deur verscheen – en een andere keer ter gelegenheid van een vergadering met oud-spelers. Dit seizoen trekt hij dat gemiddelde fors op, want we zijn pas februari en hij was er al twee keer. Zaterdag tegen Liverpool en op 1 januari tegen … Manchester United. Nadat hij ruim anderhalf jaar compleet weg was uit het voetbal, is Albert immers ook cocommentator op Be TV – de Franstalige tegenhanger van Prime – bij wedstrijden uit de Champions League en occasioneel ook tijdens een wedstrijd uit de Engelse competitie. Zeker als de thuisploeg Newcastle heet.
Working class hero
Het is de enige van zijn ex-clubs waar hij geregeld naar terug keert. Op KV Mechelen zien ze hem nooit, een uitnodiging voor de reünie van ex-spelers bij Ander-lecht krijgt hij om een of andere hem onbekende reden niet en met Charleroi – zijn eerste én laatste profclub – is hij een tikje gebrouilleerd. Toen die club een tijd terug voor een match tegen Anderlecht een pak ex-vedetten fêteerde door ze voor de aftrap een voor een op de grasmat te halen, werden diezelfde spelers nadien zonder veel eerbied her en der in de tribunes gedropt. Niet bij elkaar en vooraan, waar ze in de gietende regen zaten. Aan de rust stapten hij en zijn vrouw het op om er nooit nog terug te keren, ook al wonen ze in de buurt van Fleurus en is dat vlakbij. Hij heeft nog een rechtszaak tegen de club lopen ook. Toen hij na zijn terugkeer begon te sukkelen met de knie, werd zijn contract in onderling overleg ontbonden. De toen afgesproken financiële regeling kwam de club nooit na. Albert : “Ik was verplicht naar de rechtbank te stappen. Die gaf me gelijk, maar Charleroi ging in beroep. Dat zal ik ook wel winnen, maar het is tekenend.”
Neen, dan behandelen ze vedetten in Engeland heel anders. Alle deuren gaan voor hem open, aan alle wensen wordt voldaan, we mogen op het veld, in de spelers-tunnel, foto’s, interviews, geen probleem. Iedereen klampt hem aan, van steward over ballenjongen tot official, iedereen krijgt een glimlach of een vriendelijk woord, ook al regent het buiten oude wijven. Hij mag er dan al bijna acht jaar weg zijn, ook op straat wordt hij nog vaak herkend, zelfs door jongeren. A working class hero, die niet te beroerd was om na de match in de pub vlakbij, de Strawberry, een pint te drinken met de supporters.
Dat doen we nu ook, twee uur voor de aftrap, die nog even onzeker is omdat het veld door de hevige regenval amper bespeelbaar blijkt. Hij wordt er bij het binnen komen spontaan toegejuicht. Fans heffen het lied van toen aan. PrinceAlbert. Hij moet handen schudden, poseren voor foto’s en mobiele telefoons die hem filmen, en aan de lopende band handtekeningen uitdelen. Trotseert de aanvallen met de glimlach, een pint Guinness in de hand. Dit is het thuishonk van de trouwe supporters, we botsen per ongeluk op een man die in Portsmouth werkt en elke thuiswedstrijd de trip naar zijn geboortestad maakt. En Portsmouth-Newcastle, dat is al snel zeshonderd kilometer. Enkel. De ene keer vliegt hij, de andere keer komt hij met de wagen. Deze keer heeft hij een vriend mee, een Liverpoolsupporter.
Is het profvoetbal hier nog spek voor de bek van de working class ? Albert – zelf iemand uit die klasse, want nog steeds vier dagen per week actief op de vroegmarkt namens een handelaar in groenten en fruit – hoopt van wel. Het stadion is met 52.305 toeschouwers helemaal uitverkocht, de hoge prijzen zijn nog geen probleem, maar hij merkt wel dat de fans het niet altijd makkelijk hebben om geld te vinden voor het volgen van hun club. Met net geen duizend zullen ze in Gent opdagen voor de wedstrijd, schat men. Albert : “Ah … waar is de tijd dat we nog met vijfduizend naar Antwerp kwamen …”
Al zijn de resultaten van weleer er niet meer – Newcastle United bengelt ergens middenin terwijl de ploeg in zijn dagen één finale van de FA Cup speelde en twee keer vicekampioen werd – het blijft wel een topclub, vindt hij. Een topclub die beperkt zit qua infrastructuur door de ligging van haar stadion. Dat is slechts half afgewerkt, om urbanistische redenen. St James’ Park ligt aan de rand van het centrum van de stad, op een heuvel, en de huizen in de buurt zijn beschermd. Uitbreiden kan niet meer. Om toch de spiraal van losgeslagen salarissen te kunnen volgen, wordt gedacht aan een overname. Meerderheidsaandeelhouder Sir John Hall is bereid te verkopen, maar aan de juiste prijs. Onze man uit Portsmouth meent te weten wie die centen zal dokken. “Arabieren. Die mannen uit Dubai die met Liverpool bezig waren en het stadion van Arsenal financierden. Volgende zomer komen er rechtstreekse vluchten van Newcastle naar Dubai, let op mijn woorden. Vergis je niet, hier zit een pak centen, dit is niet langer het achtergestelde deel van Engeland. Die mensen zijn het beu om naar Spanje of de Caraïben te vliegen.”
Verliezen clubs hun identiteit daardoor niet ? Zijn vriend – fan van Liverpool, onlangs overgenomen door een Amerikaans duo – meent van niet : “Mij kan het f*** niet schelen waar het geld van de club vandaan komt. Je moet gewoon mee in de toon die clubs als Chelsea, Arsenal of Manchester United zetten. Binnenkort bouwen ze voor ons een nieuw stadion, great, die van Everton kunnen allemaal de Mersey in.”
Tienduizend pond
Albert staat wat verder. Destijds kon hij zijn loon nog uitdrukken in een tienduizendje. Ponden wel te verstaan, toch nog ruim anderhalf keer onze euro. En per week, niet mis. Newcastle viste hem op tijdens het WK van 1994, toen Kevin Keegan – met JohanBoskamp de trainer aan wie hij de beste herinneringen heeft – hem aan het werk zag tegen Nederland en Duitsland. Toevallig de twee matchen waarin hij scoorde. Hij had van 1992 tot ’94 alles gewonnen met Anderlecht – tweemaal de titel, één keer de beker, één keer de supercup – en voelde zich met dat rijke palmares klaar voor een stap hogerop. Tegen een goed maar niet exuberant loon, één waarvoor Carl Hoefkens nu bij tweedeklasser Stoke de shoes aanbindt. Zo sterk was hier de inflatie. Albert : “Nu verdienen ze tien, soms vijftien keer meer. En dat vind ik overdreven, hoe kun je zoiets nog goedpraten ? Ik vind dat het getuigt van weinig respect voor de mensen die hard moeten werken voor veel minder en soms van vijf uur ’s ochtends tot zes uur ’s avonds onderweg zijn.”
Die miljonairs zie je niet meer in de Strawberry, waar foto’s van Keegan en Albert de muren tooien. Albert : “Waarom hij zo’n goeie trainer is ? Mensen in Engeland zijn het er niet mee eens, maar ik vind dat hij wél een palmares heeft. Titels in de tweede klasse, goeie prestaties met onze ploeg. Hij kon je net als Boskamp heel goed motiveren. Als je hem bezig hoorde, was je de sterkste. Dat enthousiasme … En, sorry, maar dan keer ik nog een keer terug bij respect. Dat hebben ze hier en dat mis ik in België. JanCeulemans was hét monument van Brugge, maar hij is er twee keer ontslagen. Eén keer als speler, één keer als voetballer. Hoe hebben ze bij Charleroi Enzo Scifo behandeld, hoe Marc Wilmots in Sint-Truiden ? De manier waarop ze met trainers omgaan, zomaar afschieten bij de minste tegenslag … Veel mensen hebben gezegd en geschreven dat ik weg bleef uit het voetbal omdat die wereld me degouteerde. Neen, dat is niet zo. Maar met veel dingen ben ik het niet eens. Ik heb een mooi palmares als speler, heb onder de beste trainers gewerkt, maar omdat ik geen diploma heb, kan ik nergens aan de slag. Belachelijk, neen ? Maar het voetbal op zich volg ik nog steeds. Ook het Belgische, zowel de competitie als de nationale ploeg. Dat die niet draait, is me overigens een groot raadsel. Ik denk dat er meer talent is dan in onze tijd, ze spelen verdorie bijna allemaal in het buitenland, soms bij grote ploegen. En toch klikt het niet. Vreemd. Tennissen doe ik met Fabrice Silvagni en Olivier Suray, twee hele goeie vrienden uit het voetbal.”
Serve en volley
Serve en volley in het tennis, dat is zijn spel. ( grijnst) “De rally’s zo kort mogelijk houden en wat gewicht trachten te verliezen.” Het liefste speelt hij op gravel, want harde velden zijn een marteling voor zijn knie. Net als op een voetbalveld laat ook op de court zijn balgevoel hem niet in de steek. C30 is hij nu, C15 wil hij zo snel mogelijk worden. En dan interclub spelen.
Van King en Prince gesproken, weet hij nog waar hij zijn bijnaam vandaan haalde ? Ons koningshuis is hier immers een nobele onbekende. Albert : “Ik kreeg die naam direct. Newcastle was als derde geëindigd toen ik hier in 1994 kwam voetballen en startte het nieuwe seizoen met veel ambitie. Onze eerste match was op Leicester en daar speelde ik heel sterk. De fans noemden me Prince en die naam is gebleven.”
Twee-een voor Newcastle is vooraf zijn pronostiek. Twee-een wordt het, “ik had beter gewed, verdorie”. Met een door blessures nog steeds gehandicapte ploeg – onder meer zonder de spitsen Shota Ameobi en Michael Owen of doelman Shay Given, maar met Babayaro én Onyewu in de basis – zien de Magpies af tegen Liverpool. Achterin wordt stevig geknoeid. Albert kan een paar spontane aiaiai’s niet onderdrukken. “Ze geven de kansen gewoon weg.” Maar als eerst ObafemiMartins na even zwaar geknoei bij Liverpool achterin en na de rust NolbertoSolano de score toch in het voordeel van de thuisploeg ombouwen, grijnst hij. Eens je een club in je hart sluit …
PETER T’KINT