Vroeger een gevreesd aanvaller van Anderlecht, Beveren en AA Gent, vandaag onderhoudsman in het Blosocentrum van Hofstade. Ronny Martens heeft nergens spijt van.

“Nooit gedacht dat ik het veld nog zou moeten maaien waarop Aad de Mos ons vroeger in de voorbereiding bij KV Mechelen zo zwaar liet afzien”, lacht Ronny Martens. “Na mijn carrière bleek ik met niks in orde te zijn qua pensioen en ziekteverzekering. Via ex-wielrenner Ferdi Vandenhaute kwam ik in het Blosocentrum van Hazewinkel terecht. Sinds dat twee jaar geleden zijn deuren sloot, zit ik hier. Het is wennen. Om half zeven ’s ochtends thuis de deur uit om hier om half negen te beginnen. Lange dagen, want daarnaast ben ik ook nog trainer van eersteprovincialer Melsele. Je moet het echt graag doen, en dat is bij mij zeker het geval. Volgens mij zouden veel trainers uit provinciale het op een hoger niveau kunnen maken.

“Af en toe ga ik nog eens kijken in Beveren. Die mannen zetten wat torentjes en trekken lijntjes, maar ik heb nog niks gezien waar ik van dacht : dat is nu eens iets wat ik nog niet kende. Niet bij Guillou en voordien evenmin bij Ferrera. Toch wel dom van mij dat ik nooit mijn Heizeldiploma behaald heb, dan had ik misschien op een hoger niveau kunnen werken. Maar ja, het gebeurde wel vaker dat ik mijn verstand niet gebruikte en mijn hart liet spreken. Mijn grote mond en mijn koppigheid hebben mij veel geld gekost. Allicht ook mijn carrière als international. Nadat ik met de nationale Uefa’s in 1977 Europees kampioen was geworden en topschutter van het toernooi, werd ik voor het EK van 1980 in Italië opgenomen in de kern van zestien. Ik speelde geen minuut, maar was blij dat ik erbij hoorde. Ik had ook nog maar weinig bewezen.

“Nadien maakte ik eens een allusie op de whisky’s en de sigaren van Guy Thys. Ik werd nooit meer opgeroepen. Zelfs niet toen ik in 1985 bij Gent met 23 goals topschutter werd. Uiteraard heb ik daar nu veel spijt van. Thys is één van de braafste mensen en één van de beste trainers die er ooit zijn geweest. Maar er waren van die momenten dat ik iets te fel en te snel mijn gedacht zei. Zo was er dat fameuze gebaar van omkoping naar Michel Verschueren toen ik met Beveren op Anderlecht ging voetballen. Die scheidsrechter floot gewoon alles tegen ons. Dan ga je je natuurlijk wel vragen stellen. Van dat gebaar ( wrijft duim en wijsvinger over elkaar) zijn foto’s verschenen over een dubbele pagina. De pers blies dat serieus op. ( Zucht) Ik had me beter wat ingehouden.”

“B

ij Gent viel ik onder Ab Fafié ooit eens in bij een 2-0-achterstand. Met twee goals hielp ik de ploeg nog aan een gelijkspel. Logisch dat ik erop rekende dat ik in de volgende match aan de aftrap zou staan. Ik startte opnieuw op de bank. Toen hij me vijf minuten voor tijd bij een 4-1-achterstand wilde inbrengen, heb ik dat geweigerd. Het is toen aan de dug-out bijna tot een handgemeen gekomen ( lacht). Toen ik voor RWDM speelde, ging ik eens, op een zondag dat ik niet geselecteerd was, naar een wedstrijd kijken tussen Zelzate en Kallo, waar ik achter de schermen zowat trainer was. Tachtigduizend frank boete kreeg ik van Molenbeek en ik heb er achteraf niet veel meer gespeeld.

“Nadien heb ik me bij Boom nog heel goed geamuseerd. Vooral met Dirk Goossens, één van de grootste talenten die ons land rijk is geweest, was het elke dag lachen en gieren geblazen. Kon die voetballen ! Voor mij was hij van het niveau van Juan Lozano. Had hij zich maar wat beter gesoigneerd. In die tijd had ik mijn café al in Beveren. De zaak was open tot in de vroege uurtjes en vaak ik kwam ik zondagmiddag in Boom aan als een wrak nadat ik de hele nacht muziek had gedraaid.

“Beveren leeft niet meer. Vroeger teerde de gemeente op het succes van de voetbalclub. In de tijd dat SK Beveren nog tienduizend toeschouwers lokte, zat het café voor en na de match altijd vol. Maar toen het met het voetbal de verkeerde kant uitging, leed ook mijn café eronder. Plots had ik er ook geen zin meer in en na vier jaar ben ik ermee gestopt. Toch heb ik nergens spijt van. Mijn vader zegt me altijd : kleine, ge hebt er alles uitgehaald, ge moet uzelf niks verwijten.

“Met Franky Vercauteren ben ik zowat de enige jeugdspeler van Anderlecht die het tot de eerste ploeg heeft geschopt, al was Franky wel een klasse apart. Na één seizoen onder Ivic was het voor mij duidelijk dat ik moest vertrekken. Zijn systeem met één diepe spits lag mij helemaal niet. Met mijn één meter vijfenzeventig was ik er ook te klein voor. Ik moest het vooral hebben van mijn startsnelheid en dook altijd gevaarlijk op aan de eerste paal. Veel verdedigers hebben serieus wat afgezien met mij.

“Het liefst van al speelde ik samen met Cees Schapendonk bij Gent. Een fel onderschatte voetballer. Hij was amper zo groot als ik en iedereen dacht : zo’n twee kleine gasten in de spits, dat wordt niks. Maar ik werd topschutter en Cees heeft de laatste wedstrijden alles gedaan om mij aan die titel te helpen. Dankzij hem prijkt mijn naam op de lijst. Naast Erwin Albert spelen bij Beveren was ook iets aparts. Die liep een hele wedstrijd te kankeren omdat hij te weinig bruikbare ballen kreeg. Maar de ballen die hij zag, vlamde hij er wel in. Hij kon absoluut niet verliezen. Als hij een vier-tegen-vier partijtje op training verloor, sloeg hij de hele inboedel van de kleedkamer aan diggelen.

“Beveren was hoe dan ook mijn beste periode. Het was echt het kleine Anderlecht. Nu is het echt niks meer. Ik ga ook niet meer kijken, zelfs al is het maar een boogscheut van mijn deur.”

door Stefan van Loock

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content