Jef Van Baelen
Jef Van Baelen Journalist voor Knack

In de thuismatch tegen Zulte Waregem sluit Pär Zetterberg vrijdagavond een prachtige, zeventienjarige carrière af. ‘Ik wist al heel jong welk levenspad ik zou volgen.’

1970 Mijn geboorte in Falkenberg

Pär Zetterberg : “Misschien klinkt het wat raar om je geboorte te zien als bepalend moment in je leven, maar ik vond dat ik nog iets moest zeggen over de jaren voor ik bekend werd als profvoetballer. Ik werd geboren op 14 oktober 1970 in Falkenberg, een gemeente in Zuid-Zweden van zo’n veertigduizend inwoners. Mijn ouders gingen beiden uit werken. Mijn vader was boekhouder en mijn moeder werkte in een kledingboetiek. We waren niet arm en we waren niet rijk ; het ontbrak mij aan niets en toch werd ik ook niet verwend. Het is een zegen om zo op te kunnen groeien.

“Ik heb een bijzonder gelukkige kindertijd gekend. Falkenberg was een paradijs voor een jonge avonturier zoals ik. Mijn ouderlijk huis lag op vierhonderd meter van het strand, driehonderd meter van een diep bos, tweehonderd meter van een voetbalveld en honderd meter van een tennisbaan. Meer heeft een kind niet nodig om gelukkig te zijn. Ik denk niet dat mijn ouders me veel binnen hebben weten spelen – dat deed een kind in Zweden toen niet, ik groeide op vóór het echte computertijdperk. Elke kans die ik had om te ravotten in de natuur, nam ik gretig aan. Van zo lang als ik mij kan herinneren ben ik ook heel sportminded geweest. Tennis deed ik graag, maar voetbal, dat was pas echt het summum. School en alle andere verplichtingen ervoer ik als onderbrekingen van mijn sport en spel.

“We waren zo vrij in die tijd, mijn kameraden en ik. Er reden in ons dorp nauwelijks auto’s. Wij kenden geen gevaren, wij hadden geen zorgen. Je hebt al wel gemerkt dat ik de allerbeste herinneringen heb aan mijn kindertijd zeker ? Het is niet dat ik terugverlang naar mijn jeugd ; een nostalgicus ben ik nooit geweest. Je moet vooruit durven kijken in het leven, vind ik. En toch gebeurt het, in verloren momenten, dat ik terugdenk aan die prachtige jaren in Falkenberg. Wanneer ik mijn ouders bezoek, bekruipt me af en toe zelfs een zeker gevoel van weemoed. In de zomer is hun huis, met het strandje vlakbij, badend in de avondzon, de mooiste plek op aarde. Alleen, het is niet meer mijn thuis, dat voel ik ook wel. Met Waterloo, waar ik woon, ben ik ondertussen veel meer vergroeid. Wanneer ik in Falkenberg ben, denk ik wel eens : amai, hier is veel veranderd. En vooral : amai, ik ben veel veranderd. Kameraden van vroeger zie ik niet te vaak meer. De meesten zijn al lang verhuisd.”

1986 Als tiener naar Anderlecht

Pär Zetterberg : “Voetbal is altijd héél belangrijk geweest in mijn leven. Rond mijn vijf, zes jaar heb ik tegen mijn vader gezegd : ooit speel ik in de nationale ploeg. Toen ik tien was, schreef ik in een opstel voor school dat ik profvoetballer zou worden. Geen haar op mijn hoofd dat eraan twijfelde dat ik die ambitie waar zou maken ook. Ik wist al heel jong welk levenspad ik zou volgen, en daar ben ik later niet meer van afgeweken. Van mijn ouders heb ik een werkersmentaliteit meegekregen. Je krijgt niets voor niets, leerde ik van hen. Dus bracht ik elke seconde vrije tijd die ik had met een bal door. Het klinkt nu misschien alsof dat een soort corvee was, maar zo voelde het helemaal niet. Hoe het komt dat ik vanaf mijn prilste jeugd verliefd was op het voetbal, weet ik nog altijd niet. Waarschijnlijk bestaat daar geen rationele verklaring voor. De eerste keer dat ik voor een club speelde, was ik zes jaar. Mijn vader schreef me in bij Falkenberg FF en bij die club ben ik eigenlijk opgegroeid. Van mijn zes tot mijn zestien, toen Anderlecht mij kwam wegplukken, heb ik altijd met dezelfde jongens in de ploeg gespeeld waardoor je elkaar door en door kent, en er na verloop van tijd een geweldige ambiance in de kleedkamer ontstond. In Zweden heb ik heel intuïtief leren voetballen, wij kregen nauwelijks tactische richtlijnen. Je amuseren op het veld was de voornaamste opdracht. Mijn techniek heb ik niet van ginder. Die heb ik pas in de jeugdreeksen van Anderlecht opgepikt.

“Ik ben bij Falkenberg begonnen als aanvaller. Je zou het me nu misschien niet aangeven, maar ik was een echte doelpuntenmachine. Rond mijn twaalfde ben ik dan een rij achteruitgeschoven. Gewoon toevallig, er was daar een vacature ontstaan en mijn toenmalige trainer zag wel wat in mij als spelverdeler. Ik ben nooit meer van die positie weggeraakt.

“De eerste jaren bij Anderlecht waren voor mij niets minder dan een cultuurschok. Het is voor een zestienjarige jongen niet evident om alles achter te laten. Ik moest me redden in een andere taal, andere voeding eten dan ik gewoon was, en vooral : me staande houden in een veel betere ploeg en een veel strengere, meer prestatiegerichte omgeving. Ik had mijn ouders niet meer om op terug te vallen en aanvankelijk ook geen kameraden om steun te zoeken. De eerste keer dat ik aankwam in Brussel, in 1986 was dat, was tegelijk ook de eerste keer dat ik het buitenland zag, een paar dagjes als toerist in Denemarken niet meegeteld.

“Toch heb ik, eerlijk waar, niet zo heel veel moeite gehad met mijn tienertransfer naar Anderlecht. Binnen de club werd ik bijzonder goed opgevangen. Anderlecht plaatste me in een gezin dat nog drie andere jonge spelers onderdak gaf. Ze draaiden er bewust de duimschroeven aan. Stel dat je binnen moest zijn om tien uur : dan was het ook tien uur, en niet vijf over tien. En als je niet op tijd binnen was, dan bleef de deur gesloten. Bij dat gastgezin ben ik mijn beste vriend in België tegengekomen, Tom Colpaert, toen ook jeugdspeler bij Anderlecht. Tom heeft me echt geholpen om erbij te horen in België. De taal was geen onoverkomelijk probleem. Ik sprak een mondje Engels en in die taal kon ik de meeste mensen min of meer duidelijk maken wat ik bedoelde.

“Heimwee heb ik nooit gehad. Misschien was het anders gelopen als ik slecht had gespeeld of geblesseerd zou zijn geweest. Maar alles liep van in het begin op rolletjes ; ik voelde dat ik op Anderlecht mijn carrière zou kunnen lanceren. De belofte van mijn schoolopstel zou binnenkort waarheid worden, ik was bijna profvoetballer. Dat doel inspireerde me zo zeer dat ik geen tijd had om veel te denken aan mijn ouders of de vrienden die ik achterliet in Zweden.”

1991 In het shirt van de Zebra’s

Pär Zetterberg : “Ik debuteerde bij Anderlecht als prof in het seizoen 1989. De eerste twee seizoenen speelde ik nauwelijks ; men vond me nog niet rijp. Mijn carrière is pas echt begonnen toen Sporting me uitleende aan Charleroi. Bij de Carolo’s heb ik twee prachtige seizoenen beleefd. Ik kan niet genoeg benadrukken hoe belangrijk Charleroi geweest is voor mijn ontwikkeling. Daar heb ik leren bikkelen en me de reflex eigen gemaakt om mijn hoofd ervoor te gooien, essentieel om het te maken in het Belgische voetbal. Anderlecht heeft mij misschien ontdekt, maar zonder Charleroi was ik nooit dezelfde voetballer geworden. Ook aan de club zelf, en zijn warme supporters, heb ik de beste herinneringen. Wanneer de ploeg op dreef was, kon er in dat oude stadion een formidabele ambiance ontstaan.

“Charleroi was geen topclub zoals Anderlecht, je lag er niet constant onder druk. Toch mag je niet vergeten dat het Charleroi van die tijd een erg goed team had. Mijn allerlaatste wedstrijd voor de Zebra’s was de bekerfinale tegen Standard, in 1993. We verloren met 2-0. Jammer, want ik was graag weggegaan met een trofee, maar niets of niemand kon ons buitengewoon seizoen 1992/93 nog kapot krijgen. Na dat mooie jaar kalfde de spelerskern langzaamaan af. De meeste spelers waren er bij Charleroi, onder de gedreven leiding van trainer Robert Waseige, sterk op vooruitgegaan en verzilverden dat met een mooie transfer waardoor het momentum van de club wat stokte. Ik weet nog dat ik in mijn tijd bij Charleroi altijd het gevoel had dat de rest van het land die club een beetje … wantrouwde, zal ik zeggen bij gebrek aan een beter woord. Charleroi, dat was dat vuile ploegje uit die Waalse industriestad. Nochtans hadden de spelers die er in mijn tijd zaten, heel wat technisch vernuft. Charleroi kon veel meer dan bikkelen alleen.

“Ook toen ik bij Charleroi zat, bleef mijn basisdoel wel : doorbreken bij Anderlecht. Maar ik besefte dat ik nood had aan een forum waar het grote publiek mij als voetballer kon ontdekken, en daarom trok ik naar Charleroi. Ik raad het alle jonge spelers aan om zich bij zo’n club te ontwikkelen. Bij mij speelde er dan nog een ander element : enkele jaren daarvoor was bij mij diabetes vastgesteld. Daar was heel wat rond te doen, want ik stond toen al wel bekend als een beloftevolle speler, maar door die suikerziekte geloofden velen dat ik het nooit zou maken.

“Bij Charleroi heb ik de kans gekregen om de sceptici hun woorden te laten inslikken. Ik begon er louter met de ambitie om te tonen dat ik meekon in de eerste klasse, ondanks mijn suikerziekte. Later werd dat bijgesteld naar bewijzen dat ik het niveau van Anderlecht waard was. Daarna motiveerde ik mezelf door te zeggen : ze zullen me bij Anderlecht door de Grote Poort binnenhalen en wie mij afgeschreven heeft, zal zien dat hij ongelijk had. Ik heb mijn diabetes altijd gezien als een extra motivatie. Van de ziekte zelf heb ik nooit echt last gehad, behalve dan dat de buitenwereld mij er in het begin anders voor bekeek. Pas op, ik heb mentaal wel een tik gehad toen ik de diagnose voor het eerst hoorde. Maar na een paar zware dagen heb ik de knop omgedraaid en tegen mezelf gezegd : oké, het is nu zo, je moet hier mee verder. Door het omgaan met diabetes ben ik een sterkere voetballer geworden dan ik daarvoor was, vooral in mijn hoofd.”

1994 De Gouden Schoen

Pär Zetterberg : “Mijn laatste seizoen bij Charleroi was al geweldig geweest, maar in mijn eerste volwaardige jaar bij Anderlecht liep het zo mogelijk nog beter. Niks voelt leuker dan kampioen spelen – we pakten de titel met twee punten voorsprong op Club Brugge. Daarna lukten we zelfs de dubbel door blauw-zwart in de bekerfinale met 2-0 te verslaan. En als kers op de taart won ik dat jaar de Gouden Schoen, wat ik, denk ik, vooral te danken had aan mijn sterke laatste halfjaar bij Charleroi. Ik speelde dat seizoen ook mijn eerste Champions Leaguematch. Anderlecht mocht thuis het legendarische AC Milan ontvangen, een wereldploeg met absolute sterren zoals Marco Van Basten, Ruud Gullit en Franco Baresi. Op een ondergesneeuwd terrein, ik weet het nog alsof het gisteren was, hielden we die superploeg op 0-0 en dat was niet eens onverdiend. Mijn rechtstreekse tegenstander was Demetrio Albertini en later in de wedstrijd Roberto Donadoni. Het kan raar klinken, maar dat is een van de wedstrijden waarop ik het meest fier ben. Het Anderlecht van toen kon gelijke tred houden met een van de grootste sterrenteams aller tijden, later dat jaar zou AC Milan vlotjes de Champions League winnen. In de jaren 1993, 1994 zat alles mee, kon het precies echt niet op. Zowel voor Anderlecht als voor mij persoonlijk waren het wonderjaren. Nadien kon het voor de club eigenlijk enkel bergaf gaan. En dat deed het ook.”

2000 De 25ste titel van Anderlecht

Pär Zetterberg : “Die titel is wat mij betreft de mooiste uit mijn carrière. We hadden sinds 1995 niet meer kampioen gespeeld, niet toevallig het jaar waarin het arrest-Bosman uitgesproken werd. Heel wat talent zocht andere oorden op, en Anderlecht had het enkele seizoenen bijzonder moeilijk om zijn stempel te drukken op de competitie. De grote namen vertrokken en toppers zoals Marc Degryse, Philippe Albert en Luc Nilis vervang je niet zo maar. De 25ste titel was die van de wederopstanding van paars-wit en dat smaakte voor mij persoonlijk bijzonder zoet. Het was het tijdperk van het koningskoppel KollerRadzinski. Bart Goor maakte zijn eerste doortocht op de club, Walter Baseggio speelde het beste voetbal uit zijn carrière tot nog toe, Filip De Wilde was heel het seizoen in grootse doen. Anderlecht had kortom weer een grote ploeg gebouwd. Qua talent haalden we niet het niveau van de jaren 1993, 1994, 1995. Omdat de gro- te namen weggetransfereerd waren, zal je nu zeggen, maar ik denk ook dat Anderlecht in die jaren gewoon een uitzonderlijke lichting voetballers had, en dat krijg je niet op bestelling. Behalve de toppers die ik zonet al noemde, beschikte Anderlecht toen ook over klasbakken zoals Michel De Wolf, Bruno Versavel, Danny Boffin, Johan Walem, Johnny Bosman, … Indrukwekkend hè, als je die namen zo na elkaar zet. Maar dat was voor het Belgische voetbal natuurlijk een heel ander tijdperk.”

2003 Geslaagd bij Olympiacos Piraeus

Pär Zetterberg : “Ik ben drie jaar bij Olympiacos geweest, van 2000 tot 2003, en heb er drie titels gewonnen. Maar vergis je niet, mijn Griekse avontuur was aanvankelijk zeker geen succesverhaal. Het eerste anderhalf jaar was helemaal niet goed van mijn kant. Ik had problemen om me aan te passen aan de Griekse mentaliteit en aan de manier van spelen – het verschil met het verzorgde, academische voetbal dat Anderlecht bracht, was enorm. Dus moest ik bij mezelf gaan zoeken of ik die manier van spelen ook in me had. Toen dat niet meteen lukte, ben ik heel hard aan mezelf beginnen twijfelen. Op een gegeven moment heb ik dan toch de juiste cadans gevonden, en het laatste anderhalf jaar bij Piraeus was, dat mag ik toch zeggen, erg goed. Dat ik in Griekenland voor de ommekeer heb kunnen zorgen, was een schitterende overwinning op mezelf. Hard blijven werken leidt altijd tot succes. Ik prent het de jonge spelers van Anderlecht nog permanent in.

“In die tijd was er voortdurend sprake van dat Anderlecht me terug zou halen uit Griekenland. Zelf heb ik dat nooit echt overwogen. Ik wou mezelf bewijzen dat ik het ook ginder kon waarmaken. Mijn contract bij Olympiacos had ik hoe dan ook uitgedaan, zelfs als ik er nooit was doorgebroken. Na het tweede jaar Griekenland kwam Anderlecht heel nadrukkelijk aan mijn mouw trekken. Ik heb erover getwijfeld – je zegt niet zomaar nee tegen deze club – maar uiteindelijk vond ik dat ik Olympiacos nog iets moest teruggeven voor mijn mislukte eerste seizoen. Zij hadden veel geld in mij gestopt en ik had te weinig laten zien om dat bedrag te verantwoorden. Die schuld tegenover Olympiacos moest aangezuiverd worden voor ik terug naar België kon.

“In de Griekse competitie kom je soms waanzinnige toestanden tegen. Ik moet altijd lachen als men het hier heeft over de druk van de topmatchen en over de vijandschap tussen de supporters van de grote clubs. Dat is niets tegenover wat je in Griekenland meemaakt. De absolute haat tegenover de tegenstander, die ik daar bij supporters gezien heb, vergeet ik nooit meer. Wanneer Olympiacos tegen AEK of Panathinaikos speelt, is het oorlog. Niets meer of minder. Spelers die tijdens de wedstrijd stenen zo groot als struisvogeleieren naar hun kop geslingerd krijgen, de spelersbus die gebombardeerd wordt met Molotovcocktails, wagens die in brand werden gestoken, ik maakte het er allemaal mee.

“Onder die omstandigheden is voetbal niet meer aangenaam, ik durf zelfs gerust zeggen dat ik bij momenten schrik had. In Griekenland ga je niet even gezellig met je gezin naar het voetbal, daar is het ginder veel te gevaarlijk voor. Al moet ik zeggen dat het er blijkbaar wel wat kalmer is geworden sinds ik er weg ben. Men kijkt er veel strenger op toe dat de vijandschap niet uit de hand loopt.

“Ik woonde geweldig graag in Griekenland. Mooi weer, goede vrienden, lekker eten, een huisje op tweehonderd meter van het strand. Op de waanzin in het voetbal na was het er fantastisch. Aan mijn Griekse tijd heb ik ook heel wat vrienden overgehouden. Vooral Christian Karembeu hoor ik nog geregeld.”

2006 Mijn laatste seizoen

Pär Zetterberg : “Vertrekken met een landstitel zou een droom zijn. Kampioen spelen is een geweldig gevoel, veel mooier dan de Gouden Schoen winnen bijvoorbeeld. Het zou fantastisch zijn als ik daarmee mijn carrière kan afronden. Dit is mijn laatste kans om een titel te pakken, ik kan niet ontkennen dat dat extra druk geeft. Als het nu lukt, dan zal het qua gevoel misschien zelfs de titel van 2000 kunnen evenaren.

“Sommige mensen vinden het raar dat ik stop, want op het veld kan ik inderdaad nog wel mee. Ik weet niet of ik als speler zwakker zou worden als ik er nog een jaar bij zou doen. Dat is iets dat ik niet wil weten, ik wil het risico niet lopen dat het minder wordt, als je begrijpt wat ik bedoel. Anderhalf jaar geleden heb ik beslist om mijn carrière in schoonheid af te sluiten. Toen ik dat zei, leek het nog heel ver. Maar nu we zover zijn, moet ik maar bij mijn beslissing blijven, vind ik. Ik zou niet willen dat de supporters zeggen : haal hem eraf want we kunnen die ouwe niet meer aanzien.

“Ik heb nu ploeggenoten die qua leeftijd mijn kinderen hadden kunnen zijn. Maar van een generatiekloof heb ik geen last. De jongeren bekijken de wereld anders, maar dat moet je aanvaarden. Hun manier is niet slechter dan die van jou. En ik moet toegeven dat de jonge garde bepaalde eigenschappen heeft die ik zelf ook graag had gehad als beginnende tienervoetballer. Zij hebben veel meer vertrouwen in hun eigen kwaliteiten, ik moest eerst mezelf overtuigen, voor ik de anderen iets kon laten zien.”

JEF VAN BAELEN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content