Ivan Basso werd jarenlang beschouwd als een afwachtend, volgzaam watje. Nu tapt Il bel Ivan echter uit een ander vaatje. Vol zelfvertrouwen heeft hij zich op de dubbel Giro-Tour geworpen.
Basso. De kans is groot dat ervaren rotten in het wielervak aan Marino denken, de wereldkampioen van 1972 die in Gap brutaal zijn wiel voor dat van Franco Bitossi gooide, een landgenoot en een hartlijder nota bene. Mededogen en voorkomendheid waren die Basso volkomen vreemd. De grootste lefgozer onder de sprintwoelwaters maakte van kwakken zijn handelsmerk. Marino Basso ontzag niets, Ivan zowat alles. De Milanees is voorkomend, beleefd, vriendelijk, meevoelend en dankbaar. Nooit een minzamere blik gezien. Ivan is te schoon voor het rennersvak, vanbinnen en vanbuiten. En heeft, dat raadde u al, met Marino niet de minste familiale verwantschap. De sprinter was een beul, de ronderenner een watje. Was een watje. Want Ivan is fundamenteel veranderd.
Timiditeit
Door de Italiaanse sportpers werd Ivan Basso jaren een gebrek aan grinta verweten. Vertaal dat als ‘onblusbare dadendrang’. Ivan was te volgzaam, nam zijn beslissingen nooit alleen en onderging lijdzaam de wet van de mentaal sterkere. Basso blonk alleen uit in het afwachten van zijn beurt. De criticasters hadden een punt. In zijn tweede en derde jaar bij Fassa Bortolo won het zogeheten raspaard niet één koers. ‘Vooruitgang boeken’ luidde het adagio van Ferretti. Dat deed Ivan ook met respectievelijk een elfde en zevende plaats in de Tour. Maar dat was het dan. Helemaal onbegrijpelijk voor de altijd nerveuze Italianen was dat Basso niet één keer ten aanval trok. In het wiel blijven leek al lastig genoeg. Zelfs over de eerste overlevingskampen bij generaal Riis werd meewarig geschreven : Het zwemmen zal hij uiteindelijk wel onder de knie krijgen, maar daar heb je alleen wat aan bij regenweer in de laatste bus. Ook informele gesprekken bevestigden Basso’s verlammende timiditeit.
Zoals zo vaak wordt het embryo van een psychologisch patroon in de kleutertijd geboetseerd. Ivan is de zoon van een slager in Cassano Magnano, in de buurt van Varese. De Basso’s zijn zwijgzame, hardwerkende mensen. Veel zuiders theater is er in Noord-Lombardije niet bij. ‘Met nederigheid kom je het verst’ is moeders credo. Ivan is als zijn mama : gevoelig en fragiel. En moeders woord is heilig. Om af en toe aan de drukte van de zaak te ontsnappen koopt vader een chalet in de Dolomieten. Daar aan de voet van de Aprica trekt Ivan er met de fiets op uit. Op zijn negende verkent hij de Pordoi, de Sella en de Aprica. Met een etenszakje op de rug, op zijn dooie gemak de cols in. Helemaal op zijn Ivans, in een bedaard tempo met in volle beklimming een paar pauzes om op adem te komen en van het landschap te genieten. Ivan neemt voor alles zijn tijd. Koersen doet hij puur om het vermaak. Zelfs een reeks overwinningen doet hem niet op hol slaan. Basso wordt wereldkampioen bij de beloften in Valkenburg en lijkt in de wieg gelegd voor de Ardennen. Neen dus, hij kiest voor de langere weg, die van de geleidelijkheid. Die van Indurain, zijn idool. Zes jaar langzaam groeien met één doel voor ogen, daar komt het op aan. “Op mijn 27ste wil ik de Tour. Ik zeg niet ‘ win‘, maar ‘ wil’‘. Een kleine nuance die velen ontgaat. Basso doet die uitspraak in 1999. Hij is dan 21.
Eeuwige roem
Dat Ivan zijn voorspelling pas met een jaar vertraging kan waarmaken, heeft alles met Armstrong te maken. De Amerikaan wist zichzelf superieur en straalde die overmacht nadrukkelijk uit. Ullrich ging eraan stuk. Basso legde zich erbij neer, in de wetenschap dat hem nog tijd genoeg restte. Wees er maar van overtuigd dat Armstrong wist dat Basso als vakman stukken verder kwam dan Ullrich. Armstrong las Basso’s trainingsfanatisme en detailzucht als geen ander. Hij herkende in de Italiaan namelijk zichzelf. Zaak was die Basso zo snel mogelijk tot vriend te maken. Dat deed hij zoals steeds vakkundig. Hij liet niet na hem ‘mijn erfgenaam’ te noemen en schonk die edelmoedige Ivan op La Mongie een Tourrit. Een zachtaardige jongen zou voor minder smelten. Basso adoreerde Armstrong en nam gedwee plaats in nog een jaar wachtkamer. Kwam daar nog het volgende bij : op de rustdag van die Tour van 2004 sliepen Armstrong en Basso in hetzelfde hotel. Armstrong wist dat Basso’s moeder zwaar ziek was. Het arme mens leed aan maag- en leverkanker. Armstrong, die met die materie meer dan vertrouwd was, stelde voor op zijn kosten de grootste Amerikaanse specialist ter zake te laten overvliegen. Wat ook geschiedde. Laat er geen twijfel over bestaan : Armstrongs gebaar getuigde van een diepe menselijkheid en had in geen geval met opportunisme te maken.
Wat te denken over Basso’s megalomane keuze om voor de dubbel te strijden ? Het project is sinds de Tourhegemonie van de grote Amerikaan onbereikbaar ouderwets. De laatste dubbelslag dateert van 1998. Pantani zaliger was de uitvoerder. Laat dat geen toeval zijn in Basso’s schijnbaar ondoordachte beslissing. Er schuilt overigens een contradictie in die laatste zin : bij Basso is alles wel overwogen. En precies dat besef maakt zijn plan uitvoerbaar. Pantani blijft ondanks alle verdenking en bewezen feiten God in de laars. Alleen wie doet wat hij deed, komt bij tifosi enigszins in de buurt. En stel : Basso wint alleen de Tour. Dan zou zijn triomf verbleken bij de zeven zeges van grootmeester Armstrong. Het doemdenken aan de onafwendbare vergelijking kan alleen doorbroken worden door een hoger doel. Slechts bij winst in Giro én Tour heeft Basso de eer dus voor zich alleen. Het pleit voor zijn intelligentie dat hij na het doorsijpelen van het Tourtraject van zijn oorspronkelijke plan afzag en de Giro er bij nam : 115 kilometer tegen de tijd en Ullrich hypothekeren een zekere zege. Dan gaf de Giro 2006 met die monsterachtige slotweek betere garanties. De voorstelling in Milaan zorgde bij Basso voor de finale déclic. De twijfelaar werd een doordraver. Hij draaide de rollen om en overtuigde de tegenpruttelende Riis. Niet zonder eerst de ploegmaats te raadplegen. De ploegcode indachtig belde hij ze een voor een op met de vraag of ze die helse karwei wel aandurfden. Het antwoord klonk eendrachtig positief. Met een Giro op zak zou de spirit niet meer stuk kunnen. De race naar de eeuwige roem kon beginnen. En natuurlijk bouwt een verstandig mens een kleine zekerheid in : “Als Ullrich me in deze Tour nu toch verslaat, dan kom ik volgend jaar terug om de rollen om te draaien.”
Besef van overmacht
Vanzelfsprekend hebben meer elementen of feiten bijgedragen tot Basso’s metamorfose. Zijn walk-over in de Ronde van Denemarken van vorig jaar bleef in de internationale pers onbesproken, maar had op de Italiaan een enorme impact. Tot zijn grote verbazing bleek hij in het noorden bijzonder populair. Dus gaf hij wat terug. Basso won met sprekend gemak vier ritten en werd eindwinnaar. Nog belangrijker was het tijdstip : zelfs in de weken na de Tour bleef zijn krachtenarsenaal onaangetast. En dat ondanks een slopende Giro in mei. De zegeroes en het besef van overmacht bezorgden Ivan ‘ una forza mentale bestiale’. Een beestig grote mentale kracht, vergelijkbaar met die van Bjarne Riis. De kale Deen heeft Basso nog fanatieker gemaakt dan hij al was.
Riis deed Basso in windtunnels rigoureus aan de positie sleutelen. Eindeloos millimeterwerk. Op de chronofiets hoger, op de klimfiets lager. Dat laatste om meer comfort te bieden en Basso’s eindeloze dijspieren optimaal te doen renderen. Om de mens één te maken met het tuig, werkte Ivan ruim een derde van zijn trainingen op de tijdritfiets af. Tot snelheidswerk achter de motor toe. En dat bergop. En of het rendeerde : op de klassieke snelheidstest in februari op de fameuze Monte Serra klokte Basso 51 seconden sneller af dan het jaar voordien. Bobby Julich was op die Pisaanse berg zo enthousiast dat hij spontaan applaudisseerde. Het kon niet gek genoeg. Om reactiesnelheid aan te kweken liet Riis Basso op de chronofiets bergaf zigzaggen achter de wagen. Zij die erover getuigden, verklaarden Riis voor gek. Maar Basso was van het nut overtuigd en dat telt. “Als in de jongste Girotijdrit in Pontedera de wind niet draait, win ik en niet Ullrich.” En of de nieuwe Basso geen lef en zelfvertrouwen aangekweekt heeft.
Overigens, die theorie van de langzame progressie is helemaal geen kwakkel. De Tourcijfers spreken voor zich : in 2001 geeft hij op met een sleutelbeenbreuk, in 2002 wordt hij elfde en beste jongere op 19’18”, in 2003 eindigt hij zevende op 10’12”, een jaar later derde op 6’40” en vorig jaar tweede op 4’40”. Een vooruitgang in plaats en tijd. Winst in 2006 is de logica zelf. Basso drukt het als volgt uit : “Vooral bij CSC zette ik ieder jaar overduidelijk een stap voorwaarts : het eerste 50 procent, het tweede 25 procent en in 2005 15 procent. Telkens minder, maar dat is de logica zelf. Het zijn overigens die ultieme trapjes die het verschil maken tussen bijna top en absolute top.” Om de laatste ongemakken weg te werken raadpleegde Basso in het voorjaar fysiotherapeut Fabrizio Borra, de man die Pantani na een reeks complexe breuken weer op de fiets zette. Sinds een val in de Ronde van de Middellandse Zee had Basso een moeilijk definieerbaar gevoel van zwakte in het linkerbeen. Waardoor hij rechts ging compenseren en letterlijk scheef trok. Borra trok met Basso naar een Franse traumatoloog, gespecialiseerd in schedelkunde. Die liet Basso door specifieke oefeningen onder water beenderen en spieren volledig in evenwicht brengen. Sindsdien koerst de Italiaan in volkomen symmetrie en zonder pijn.
Bernard Hinault gelooft rotsvast in Basso’s dubbelslag : “Na een volledige Giro volstaat onderhoudstraining om de vorm te behouden. Enige voorwaarde is dat Ivan niet te lang thuisblijft.” Basso zou Basso niet zijn mocht hij zijn overbruggingsschema niet al maanden minutieus uitgedokterd hebben. Hij gunt zichzelf een kleine week relatieve rust. Thuis ! Om een niet onbelangrijke reden : Ivan en zijn vrouw verwachten in die dagen een zoon. Na de geboorte volgen een strikte verkenning van de bergritten in de Tour en later een doorgedreven heropbouw naar het competitieniveau. De eerste echte topconfrontatie in de Tour komt pas op zaterdag, 7 juli. Dan wordt tussen Saint-Grégoire en Rennes een individuele tijdrit van 52 kilometer gereden. Basso heeft met andere woorden vijf vlakke ritten de tijd om de laatste kantjes af te ronden. En te doen wat hij zijn mama bij haar sterfbed beloofde : zijn en haar droom waarmaken. Ivans moeders stierf op haar 49ste. Zo’n ingrijpende ervaring laat geen mens onberoerd. Zeker een integere man als Ivan Basso niet. Als hij zijn eindzege aan mama opdraagt, mag dat niemand verbazen.
MICHEL WUYTS