Dirk Geeraerd maakt straks met Roeselare zijn debuut in de eerste klasse. Hij beseft dat hij voor een risicovol seizoen staat waarvoor trainers met naam bedankten. ‘Net dat maakt de uitdaging voor mij nog groter : waar een ander zijn voet terugtrekt, zet ik de mijne.’
Tot grote ergernis van zijn vrouw is Dirk Geeraerd dag in, dag uit met voetbal bezig. “Ik durf het eigenlijk niet met zoveel woorden te zeggen, maar het klopt wel. Ik ben er elke dag mee bezig : kijken, trainen, analyseren, … Maar toch nam ik nog nooit een dag vakantie om naar de wereldbeker te kijken. Terwijl ik dat voor een bergrit in de Tour wél doe.”
Roeselare wordt je eerste club in de eerste klasse. Toch waren er al eerder kansen. Waarom leert het publiek Dirk Geeraerd pas nu kennen ?
Dirk Geeraerd : “Ik kreeg inderdaad al twee keer de kans om de stap naar eerste te zetten. Dat het toen niet doorgegaan is, had vooral met mezelf te maken. Op zo’n moment maak je een afweging tussen je huidige situatie en de nieuwe wereld waarin je terechtkomt. Je geeft een stuk zekerheid op. Ik werk al lang bij BIAC, ik werk er graag en ik ben er zeker van mijn baan. Dat ben ik niet als trainer van een eersteklasser. Daarom is het heel belangrijk dat de club die interesse toont, ook helemaal achter het project staat. Dat ze me willen omdat ze geloven in mijn kwaliteiten, niet omdat ze een goedkope depanneur nodig hebben. Want dan loont de overstap de moeite niet.
“Bij Roeselare voel ik echt het vertrouwen van het bestuur. Wat Dennis van Wijk daar in drie jaar heeft opgebouwd (hij redde de ploeg van degradatie in tweede, promoveerde en sloot het eerste seizoen in de hoogste klasse af op een twaalfde plaats, nvdr), willen ze niet zomaar overboord gooien. Ze polsten ook Peter Maes, Jos Daerden en Henk Houwaart voor de job, toch niet zomaar de eersten de besten. Dat ik het ten slotte haal, vind ik fantastisch.”
Dat Roeselare bij jou terechtkomt, heeft ook te maken met het feit dat je een Pro Licencediploma op zak hebt. Een vereiste voor de club, want Peter Maes viel om die reden al meteen af.
“Die Pro Licenceopleiding is inderdaad belangrijk voor de club. Dat bewijst nog maar eens dat ze op zoek zijn naar consolidatie op lange termijn en geen overgangsfiguur willen. Dat ik dat diploma op zak heb, is trouwens een verhaal apart. Want eigenlijk mocht ik destijds niet aan de cursus beginnen omdat ik geen ervaring had als speler of trainer op het hoogste niveau. Maar ik vroeg aan Frans Masson of ik niet vrijblijvend de tests mocht meedoen. De resultaten bleken zo goed dat ik van Raymond Goethals mocht blijven : ‘Hij heeft niet hoog gevoetbald, maar hij kent er veel van, da gamin’, zei hij.
“Ik heb toen veel geleerd van Herman Vermeulen, Gunter Jacob, Vince Briganti, Wim De Coninck en de anderen uit mijn lichting. En mijn resultaten hebben ervoor gezorgd dat intussen ook anderen zonder ervaring in de eerste klasse aan de cursus kunnen deelnemen.”
Je volgt Dennis van Wijk op, die vaak de ‘Redder van Roeselare’ wordt genoemd. De supporters willen zelfs een tribune naar hem noemen. Een zware erfenis ?
“Nee, eigenlijk niet. Uiteraard zal de vergelijking gemaakt worden en uiteraard is Dennis een grote meneer binnen de club. Maar hij heeft het me tegelijk ook makkelijk gemaakt. Want vandaag stáát er iets in Roeselare. De club maakte al kennis met de eerste klasse, proefde van de kinderziektes en wist zich te handhaven. Die ervaring is van goudwaarde voor de club. Dus ik zie het werk van Dennis eerder als een goede basis, dan als een zware druk.”
Ken je hem goed ?
“Ik heb hem de voorbije weken een paar keer gebeld. En dat zal ik in de toekomst nog wel doen, denk ik. Mij lijkt dat de logische manier van werken, want hij weet na ruim drie jaar veel meer over Roeselare dan ik in één maand te weten kan komen. Waarom zou ik de informatie dan niet halen waar ze zit ? In Nederland is dat heel normaal.
“Bovendien is Dennis hier in perfecte omstandigheden vertrokken, naar een nieuwe uitdaging. Hij zou niets liever willen dan dat iemand zijn harde werk consolideert en van Roeselare een volwaardige eersteklasser maakt. Ik ben ook geen concurrent van Van Wijk, zelfs geen vervanger. Ik ben gewoon de trainer die na hem komt en die voor een nieuwe opdracht staat.”
De nieuwe opdracht voor Roeselare is bevestigen. Is de club daar klaar voor ?
“De club staat er helemaal, dat weet ik zeker. Voor de spelers zal het wel moeilijk zijn de lijn van vorig jaar door te trekken. In een eerste seizoen drijf je op enthousiasme en kan je profiteren van je underdogpositie. Iedereen zag in Roeselare de degradatiekandidaat bij uitstek. Na die twaalfde plaats verandert dat natuurlijk. Er zal meer druk zijn en dat maakt het voetballen moeilijker.”
Is trainer worden van Roeselare dan geen ondankbare job ? Als het toch sowieso moeilijker voetballen wordt.
“Een moeilijke job zal het in ieder geval zijn. En misschien is dat ook wel de reden dat verscheidene andere kandidaten afhaakten. Omdat ze hun vingers niet wilden verbranden aan zo’n risicovol seizoen. Maar net dat maakt de uitdaging voor mij nog groter : waar een ander zijn voet terugtrekt, zet ik de mijne. En we zullen later wel zien of hij sterk genoeg is.
“Mijn welslagen hangt daarom ook niet af van het succes van Roeselare volgend seizoen. Ik wil dit avontuur absoluut tot een goed einde brengen, maar ik ga geen zelfmoord plegen als het me toch niet lukt. Ik ben sociaal assistent, ik heb een brede basis om op terug te vallen. En als ik hard en goed werk, dan zullen de kansen ook wel blijven komen. Let op, het is niet omdat ik goed kan relativeren, dat ik er niet honderd procent voor zal werken. Ik geloof rotsvast dat we met Roeselare kunnen bevestigen.”
De ploeg teerde dit seizoen vooral op kracht en mentaliteit en week thuis haast nooit af van zijn 4-4-2. Moet je daarop voortbouwen ?
“Dat weet ik nog niet. Veel hangt af van de individuele kwaliteiten van de spelers. En die ken ik nog niet goed genoeg om ze te beoordelen. Bijvoorbeeld : als je van een 4-4-2 zou overschakelen naar een 4-3-3, dan ga je plots met buitenspelers spelen. Dat kan natuurlijk alleen als je ook spelers met die kwaliteiten in huis hebt.
“Het grote tactische plan bepaalt ook niet altijd de manier waarop je speelt. Soms is het genoeg dat een speler vijftien meter hoger of lager gaat spelen om de spelwijze helemaal te veranderen. En dat kan een wedstrijd doen kantelen. Als je die principes kan overbrengen op je spelers, zet je een grote stap voorwaarts. Want je kan zelf wel goed zien wat er moet gebeuren, de spelers moeten het nog altijd doen.
“Bovendien moeten we vooral realistisch voetballen. Ik lach altijd met trainers die beweren dat je steeds moet uitgaan van je eigen kracht. Het is waar dat je – zeker in de moeilijker wedstrijden – moet terugvallen op je sterke punten en moet proberen je zwakke te verdoezelen. Maar dan ben je eigenlijk al bezig je spel aan te passen aan dat van de tegenstander. En dat is ook logisch. Roeselare moet niet naar Anderlecht gaan om er de wet te dicteren, zonder te weten dat Wilhelmsson razendsnel is en Frutos ijzersterk aan de bal. Maar dat betekent niet dat we niet moeten proberen van Anderlecht te winnen.”
Dat zal dan zonder Jamaique Vandamme moeten gebeuren (naar Roda JC) en zonder Rocky Peeters, die tijdens de winterstop naar STVV trok. Nu ook Wagneau Eloi fysiek en mentaal in de lappenmand ligt, verdwijnt heel wat scorend vermogen uit Schiervelde. Hoe zal je dat oplossen ?
“Ik hoop uiteraard dat Eloi er weer bovenop komt en dat die omkoopaffaire snel overwaait. Hij is heel bepalend geweest voor Roeselare dit seizoen. Maar ook zonder hem loopt er veel talent op de club rond. Malki zag ik vorig seizoen geregeld mooie dingen doen in de tweede klasse. Tegen sterkere verdedigers zal hij uit een ander vaatje moeten tappen en harder moeten trainen, maar hij heeft zeker nog een grote progressiemarge. Ook Dufoor moet dit niveau aankunnen. Ik wilde hem vorig jaar graag in Waasland houden, maar hij koos toen voor Roeselare. Een financiële opsteker voor beide partijen. En ik kan hem dit seizoen zeker gebruiken.”
De club trok alvast Kevin Oris aan, afgelopen seizoen topschutter van bevordering. Moet Roeselare zijn versterkingen wel uit de lagere reeksen halen ?
” Oris is een hele goeie. Die speelde twee seizoenen geleden bij Nieuwkerken, maar kon zich daar niet voorbij Bouchouari knokken. Die trekt nu misschien naar Standard, dus dat is geen schande. Zijn transfer naar Meerhout was een kans om zich weer in de kijker te spelen en dat heeft hij gedaan met 31 goals. Hij moet dus absoluut zijn kans krijgen.
“Maar de club moet inderdaad opletten niet de fout te maken alleen spelers van een lager niveau aan te trekken. Want dan mag je nog zo intensief trainen, je spelpeil zakt onverbiddelijk mee. We hebben dus zeker nood aan een sterkhouder hier en daar. Iemand met ervaring in de eerste klasse, waar je als trainer op kunt bouwen.”
Heb je namen op je verlanglijstje staan ?
“Dat is niet mijn taak op dit moment, daarvoor ken ik de spelersgroep en de club nog onvoldoende. Mijn job is vandaag te werken met de spelers die ik voorhanden heb, en met deze die de club de komende weken nog zal aantrekken. Er moeten zeker versterkingen bijkomen, dat weet de club ook. Maar op Dennis na blijft de hele technische staf dezelfde. Ik zie niet in waarom ik niet op hen zou kunnen vertrouwen. En als we goed werk leveren, dan praat binnen drie maanden niemand nog over versterkingen.”
Maar voor hetzelfde geld staat de club binnen drie maanden op een degradatieplaats. Hoe belangrijk is de competitiestart voor Roeselare ?
“Ontzettend belangrijk. Roeselare is vorig seizoen nooit in de problemen gekomen en was na 25 wedstrijden al zeker van het behoud. Dat maakt dat je comfortabel kan voetballen. Als we dit seizoen vroeg in de onderste regionen verzeilen, legt dat veel druk op de spelersgroep. De pers bekijkt de interne keuken, overal wordt naar sensatie gezocht en kleine strubbelingen worden uitvergroot. Dat weegt op een ploeg. Je gaat ook minder goed voetballen, terwijl je net dan je beste spel uit de kast moet kunnen halen.
“Maar een zwakke start is niet noodzakelijk dramatisch, zolang de club het hoofd maar koel houdt. Met Waasland haalden we dit jaar vier punten uit de eerste vijf wedstrijden. Dramatisch voor een club met veel ambitie. Maar voorzitter Dirk Poppe sprak toen resoluut zijn vertrouwen uit in de trainer en de spelergroep. Dat nam heel veel druk weg en we begonnen beter te presteren. Die mentaliteit zie ik ook in Roeselare. Vóór Dennis van Wijk stond Raoul Peeters er drie jaar vast aan het roer. Ze zullen het kind niet met het badwater weggooien.”
De voorbereiding zou anders wel eens duchtig verstoord kunnen worden nu Roeselare lijkt af te stevenen op een UEFA-bekerticket via de fairplayranglijst. Ben je daar blij mee ?
“Het bemoeilijkt inderdaad de voorbereiding. We zullen al vroeger moeten pieken en dat verhoogt ook het risico op blessures. Bovendien is het niet ideaal dat je de eerste competitiewedstrijd moet aanvatten nadat je tijdens de week al Europees gespeeld hebt. Zeker niet voor een club met een beperkte kern die niet uitgerust is voor zo’n avontuur. En ook organisatorisch is het allemaal niet evident. Het geplande trainingskamp moest verplaatst worden en de tribune is niet uitgerust voor een Europese wedstrijd, waardoor we misschien moeten uitwijken naar Brugge.
“Maar het moet wél een hoogdag zijn voor de supporters uit Roeselare en omstreken. Wie weet hoe lang duurt het niet voor de club nog eens zo’n kans krijgt. En al speel je dan tegen een duistere ploeg uit Kazachstan of de Faeröer, de impact van zo’n wedstrijd is gigantisch. Op spelers, supporters, sponsors, … En als nieuwkomer in de eerste klasse zeg ik zeker ‘ja’ tegen zo’n Europees ticket.”
Zelf voetbalde je nooit hoger dan de tweede provinciale afdeling. Is dat een nadeel ?
“Dat hoeft het niet te zijn. Om het beste uit een ploeg te halen moet je geen profcarrière als speler achter de rug hebben. Kijk maar naar Emilio Ferrera of Marc Brys. Maar ik zet me een beetje af tegen het denken dat alle goede trainers plots theoretici moeten zijn. Wie ben ik om de ervaring van Frank Vercauteren, Jan Ceulemans of Hugo Broos te counteren ?
“Ik werk wel met moderne technieken en besteed veel aandacht aan theoretische analyses. Met de nieuwe dvd-ontwikkelingen kan je daar trouwens erg ver in gaan en ik zie ook wel de meerwaarde van zulke systemen. Maar je moet je theoretisch plan nog altijd op de groep kunnen overbrengen. Je moet ervoor zorgen dat ze het begrijpen en dat ze het op het terrein kunnen uitvoeren. Bovendien moet je kunnen omgaan met je spelers, de nodige sociale kwaliteiten hebben, luisteren naar wat er leeft in de groep. Daar schuilt het geheim van een goede trainer in, niet in de lengte van zijn spelerspalmares of zijn kennis van tactische schema’s. Daarom kijk ik ook alleen naar mezelf en naar Roeselare. Ik voel de behoefte niet om me te manifesteren en met mijn ellebogen te werken. Volgen de resultaten ? Dan zal de appreciatie ook niet achterblijven. Zo gaat het altijd.”
MATTHIAS DE BRUYN