‘Ik ben al veel verbeterd, vind ik’

© belgaimage

Een ploeg uit de Bundesliga stuurde afgelopen woensdag een scout naar Brugge voor Wesley Moraes. Maar de man bleef op zijn honger, want voor het eerst in play-off 1 bleef de boomlange spits op de bank. Toch is 2017 voor hem het jaar van de doorbraak.

Of we hem de verrassing van de play-offs mogen noemen? Wesley Moraes, de twintigjarige Braziliaanse spits van Club Brugge (1m90), schrikt even. Was het dan zo verrassend dat hij op speeldag 1 op bezoek bij AA Gent in de basis startte? Voor hem leek het logisch, het harde werk vanaf dag één bij zijn aankomst in Brugge begon te lonen. Geduldig wachtte hij op een kans, hard werkte hij op training. Steeds geconcentreerd, want hij wist: het is op training dat je je wedstrijdselectie afdwingt. Ook voor de basis. Een selectie waar hij elke week op hoopte, maar die al bij al lang uitbleef. In de reguliere competitie raakte hij 28 keer bij de wedstrijdkern, maar slechts vijf keer in de basis. In zijn ogen logisch: ‘Als je amper scoort, en je concurrent (Jelle Vossen, nvdr) doet het wel, dan geef je een trainer geen argumenten om te veranderen. Dus moet je blijven wachten op een nieuwe kans. Hard werken. Niet zenuwachtig worden voor doel als de bal er weer niet in gaat. Niet beginnen twijfelen aan jezelf. Er zijn véél goeie spitsen op de wereld die een tijdje niet scoren.’

Zo pompte hij zichzelf moed in, maandenlang. Zijn profiel zinde de trainer wel. Die vond met Wesley het profiel dat hij wilde. Eentje à la Lukasz Teodorczyk of Dieumerci Mbokani: groot, sterk, snel, met diepgang, wat het moderne voetbal eist van een spits. In Trencin vond Club anderhalf jaar geleden de nog ruwe diamant. Geduldig werd er vanaf januari 2016 gepolijst. Wesley, die Engelse les volgt om makkelijker te communiceren, moest zich vooral tactisch aanpassen. ‘Trencin voetbalde nog dominanter dan Brugge,’ legt de spits uit, ‘zodat de trainer me niet vroeg om in de rug van de verdedigers te duiken. Hier moest dat plots wel. Voor mij was dat aanpassen.’ Picar noemt hij het. Steken, zoals een bij. In de diepte gaan, niet altijd met de rug naar doel spelen, of de bal in de voet vragen, de logica voor een sterke beer. Het was het voordeel dat Abdoulay Diaby vorig jaar in de play-offs had op spitsen als Leandro Pereira of Vossen, jongens met een ander profiel. Voor Michel Preud’homme was het duidelijk: Wesley was de spits die voor Club in de play-offs het verschil kon maken. Zijn surprise du chef.

Omzwervingen

Het is bekend, zijn ene been is wat langer dan het andere. Een paar centimeters zelfs. Het bezorgt Wesley geen last op het veld, hij weet niet beter. Niet bekend is dat de spits van Club Brugge amper een voetbalopleiding genoot, en dat ze hem in Brugge tactisch grote happen tegelijk op zijn bord moeten brengen, in de hoop dat hij alles snel verteert.

Wesley Moraes Ferreira da Silva komt niet uit een sportieve familie (‘Ik ben de eerste voetballer’) en leerde voetballen in zaal, zoals elke Braziliaan. Wesley: ‘Mijn eerste voetbaldromen? Zo rond mijn zesde, schat ik. School was nooit mijn ding. Het moest, je bent verplicht om naar school te gaan, maar leuk vond ik het nooit. Voetballen wel. Tot mijn vijftiende heb ik futebol de salão gespeeld, zoals elke Braziliaan. Klein veld, ploegjes van vier. Intensief, maar je moet minder lopen. Goed voor je techniek, maar vooral voor het denken. Constant improviseren, op zoek naar oplossingen.’

Het kostte hem een tactische opleiding en een ferme achterstand, toen hij rond zijn zestiende à zeventiende de overstap maakte naar de profs en het veld. Wesley: ‘Plots had ik veel meer ploegmaats, kreeg ik heel andere looplijnen, was er veel meer ruimte. Ik was verrast, ik wist niet waar ik moest lopen.’ Elke dag, zegt hij, leert hij bij. Nog steeds. Dat vindt hij ook het mooie, dat hij steeds slimmer wordt op tactisch vlak. Maar het blijft wel inhalen tegenover de meeste van zijn collega’s, die al jaren op het veld voetballen.

Daarbovenop kwam nog eens een fikse verhuis. De familie van Wesley, die de oudste is van vijf – drie jongens, twee meisjes – woont in Juiz de Fora, in de staat Minas Gerais. Zijn pa zat er in het leger, maar overleed aan een hersentumor toen Wesley negen was. Zijn ma kwam er alleen voor te staan. Werken deed ze niet, de familie (over)leefde op het weduwepensioen dat ze van de staat kreeg. Wesley: ‘We hadden het voornaamste, maar luxe was er niet.’

Omdat voetbal zijn droom was en de familie best een extra kostwinner kon gebruiken, ging hij die droom achterna. Hij ging testen bij Cruzeiro en Atlético (de twee grote clubs van Belo Horizonte, de hoofdstad van zijn staat). Bij Gremio ook, de topclub in het zuiden, in Porto Alegre. Wesley: ‘Overal werd ik afgewezen.’ Hoop werd soms wanhoop. ‘Maar het belangrijkste is dat je in jezelf en in je droom blijft geloven.’

Sou Flamengo‘, zegt hij desgevraagd. Een voetballer in Brazilië is voor Corinthians (São Paulo) of Flamengo (Rio), de clubs met de grootste aanhang. Wesley: ‘Juiz de Fora ligt op de grens met de staat Rio de Janeiro, vandaar.’ In Flamengo belandde hij evenwel nooit, wel in Bahia, bij Itabuna. Wesley: ‘Via een vriend van mijn zaakwaarnemer, voor een paar maanden.’ Op zijn zeventiende was dat, ruim 1200 kilometer noordelijker, voor het eerst werd hij prof. Wesley: ‘Wie in Brazilië profvoetballer wil worden, moet er wat voor over hebben. Je moet veel reizen, door het hele land, op zoek naar die ene club die je een contract wil geven.’

Plots ging het snel. Een paar maanden Itabuna werden gevolgd door een paar maanden Madrid. Wesley: ‘Daar had ik toch een beetje schrik van. Europa, ver weg. Maar het Spaanse voetbal bleek aan te leunen bij het Braziliaanse, met veel toque. En de ploegmaats vingen me goed op.’ Hij verbleef een maand of zes in de Spaanse hoofdstad, en testte in twee toernooien met Atlético, eentje in Bilbao en eentje in Kroatië. Tot een contract kwam het niet. Van Madrid ging het naar Nancy, ook voor een paar maanden. Wesley: ‘Toen kwam mijn zaakwaarnemer met een oplossing. Trencin, Slovakije. Koud, ik verstond er niemand, maar ik kreeg wel een contract. Gelukkig had de ploeg al een paar andere Brazilianen in dienst die zich over mij ontfermden. Ik trainde er hard, hoopte op een kans en plots kreeg ik die. Tegen Steaua Boekarest, een kwalificatiematch voor de Champions League. We gingen eruit, maar ik scoorde twee keer en de trein was vertrokken. Zes maanden later contacteerde Club me. Je ziet: hoe moeilijk het ook is en hoeveel kloppen je ook moet verwerken, blijven werken en blijven hopen is de boodschap.’

Jonge vader

Praten doet hij niet graag. Voortdurend heeft hij het over hard werken. En over kalm blijven, wachten op je kans. Eén keer lukte hem dat dit seizoen niet, in de reguliere competitie, thuis tegen Anderlecht. Club leidde met 2-0 toen hij zich nogal ongeduldig los wilde wrikken uit een duel met Kara Mbodj. Het kwam hem op rood en een schorsing voor twee speeldagen te staan. Wesley: ‘Gelukkig wonnen we die wedstrijd nog met 2-1. Ik heb me achteraf verontschuldigd bij de ploegmaats.’

In Gent, op speeldag 1 van de play-offs, werd hij opnieuw hard aangepakt, extreem hard zelfs, zodat hij vervangen moest worden, maar reageren doet hij niet meer. Provocaties, zegt hij, zijn er overal. Wesley: ‘Verdedigers vliegen er stevig in, maar dat is overal zo. Het is dan zaak om rustig te blijven. Geconcentreerd.’

Zijn lichaam heeft hij mee, van nature. Heel zijn familie is stevig gebouwd. Hij wil dan ook alleen de fitness in voor onderhoud, niet om bij te poweren. Hij wil zelf niet te zwaar staan. Overigens voetballen zijn broers ook, op amateurniveau. Als ze tijdens de zomer samen spelen, vraagt hij hen wel om ‘niet te hard te schoppen’. Hem tenminste niet.

Geregeld ontvangt hij zijn familie in Brugge. Vorig jaar woonden zijn vriendin en zijn twee kinderen een maand of drie in België. Wesley werd jong vader, voor Brazilianen is dat niet zo ongewoon. De relatie hield evenwel geen stand en nu wonen ze terug in hun vaderland. Wesley: ‘Ik spreek hen elke dag, via het net.’ Eenvoudig is dat niet, maar hij weet voor wie hij doorbijt. ‘Ik weet dat mijn toekomst in het voetbal ligt en dat ik dit voor hen moet doen.’ Vaak komt ook zijn moeder langs, om voor hem te zorgen. Vorig jaar eens drie maanden, de voorbije weken opnieuw. Wesley: ‘Dan lacht ze, als ik van training kom, in de zetel plof en… voetbal kijk. Altijd weer voetbal, ja, ik wil bijleren.’

Zit hij niet in de zetel naar het voetbal te kijken, dan rekent hij op de andere Brazilianen voor zijn sociaal leven in een zeer rustige stad. Niet alleen die binnen de ploeg (Claudemir is zijn buurman in Brugge), ook op anderen. Wesley: ‘Ik sprak al af met Fernando Canesin entrek regelmatig op met Renato Neto. Iets gaan eten, elkaar opzoeken. Brazilianen zijn heel sociaal en helpen elkaar graag. Dat soort band vinden we bij elkaar in het buitenland. Het is ook een beetje saudade, wat heimwee, nostalgie…’

Is hij, na anderhalf seizoen, tevreden met waar al zijn inspanningen toe hebben geleid? Wesley twijfelt: ‘Een beetje si en een beetje não. Als ik geen goals maak, blijf ik altijd wat triest achter, want als spits wil je scoren. Maar ik ben nooit gestopt met werken. Mijn kans is er tijdens de play-offs gekomen. Je hoofd mag je nooit laten hangen. Scoren is hier echt niet moeilijker dan elders. Het is alleen aanpassen. Ik denk dat dit me nu beter aan het lukken is en je ziet, nu komen de doelpunten wél. Ik denk dat ik nu een betere spits ben dan toen ik hier aankwam.’

door Peter t’Kint – foto’s Belgaimage

‘Hoeveel kloppen je ook moet verwerken, blijven werken en blijven hopen is de boodschap.’ Wesley Moraes

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content