Op de schoolbanken scoorde hij vooral met zijn humor en als voetballer vertelt hij minstens evenveel grappen als hij doelpunten maakt. Toch neemt vrolijke François een aantal dingen minder lichtzinnig op. De aanbidders van zijn kleine zus en zijn eigen carrière bijvoorbeeld.

In huize Sterchele ligt de x-factor gemiddeld hoger dan in de rest van de wereld. Dat wordt meteen na het aanbellen al duidelijk. Marine Sterchele, zus van François en fotomodel in spe, doet de deur open en binnen toont broer Thibault op zijn blote buik net het resultaat van zijn eerste zonnebanksessie aan Allessandro Pellitteri, de vriend des huizes. Beiden dragen ze een muts die ze duidelijk meer op esthetische dan op isolerende criteria selecteerden. Gelukkig wordt ondanks het hoge glamourgehalte van het gezelschap ook een Oost-Vlaamse droogstoppel bijzonder hartelijk ontvangen. Wanneer even later François zelf binnenwandelt, schudt hij geen handen, maar krijgt iedereen een enthousiaste kus.

Isoleercel

I’m just a boy’, die boodschap prijkte op de bonte slip waarmee de oudste zoon van het gezin Sterchele in Humo een vergeefse gooi deed naar de titel van Gouden Stud. Een passende slogan, want de hele familie getuigt dat François in de loop der jaren maar weinig is veranderd. Zijn hele leven lang al is François de lolbroek van dienst. Dat begon op de schoolbanken van het Franciscus Van Assisicollege in Luik, zo vertelt oma Boonen. “Marine gaat nu naar dezelfde school en hoewel ze zeven jaar jonger is, herinneren haar lesgevers haar nog steeds aan de fratsen van broer François. Hij heeft er dus wel een stevige reputatie. Hij was geen goeie student, wilde zich enkel amuseren.”

Sterchele, zoon van een Hasseltse moeder en een Italo-Belgische vader, had zich voorgenomen om vooral zijn familie aan het woord te laten maar voelt zich meteen genoodzaakt om tussenbeide te komen. “Ik was net een heel, héél goeie student, alleen had ik geen zin om te leren. De leraren vertelden me dat ik een diploma nodig had, maar ik zei altijd dat ik wel voetballer zou worden. Hun antwoord was dan natuurlijk dat maar één op een miljoen daar ook echt in slaagt, maar voor mij was dat geen argument, ik zou gewoon die ene worden. Ik deed ook nooit gemene dingen, de leraren hadden me zelfs graag. Ik zorgde er wel voor dat ik buiten schot bleef als er iets gebeurde. Weet je, elk jaar werden er op het eind van het schooljaar prijzen uitgedeeld. Die voor wiskunde en Engels gingen natuurlijk aan mij voorbij, maar ik haalde elk jaar dezelfde medaille : die voor de kameraadschap. Al mijn vrienden stemden op mij en ik had er gewoon veel.” Concrete anekdotes over zijn baldadigheden wil Sterchele aanvankelijk niet kwijt, maar na herhaaldelijk aandringen geeft hij er toch eentje prijs. “In de wiskundeles had ik het zo bont gemaakt, dat de leraar er genoeg van had. Bij het begin van elke les plaatste hij mijn bank helemaal achteraan, ver weg van alle anderen. Een soort van isoleercel, zeg maar.”

Mama Dominique maakte zich nooit echt zorgen over de schoolprestaties van haar zoon. “Zo’n belabberde student was hij ook niet hé, hij heeft nooit een jaar gedubbeld en haalde toch een diploma lichamelijke opvoeding.”

Gevraagd naar welke vakken hem het best lagen, komt Sterchele met een onverwacht antwoord op de proppen. “Franse literatuur en poëzie.” De rest van de tafel schiet in een lachkramp, maar Sterchele houdt voet bij stuk. “Ja, schrijf dat maar op, daarmee zal ik scoren bij de vrouwen.” Oma Boonen berust : “Hij kan echt niets serieus zeggen hé.”

O dennenboom

Ook als beginnend voetballertje heeft kleine François problemen om zijn hobby au sérieux te nemen. Naamgenoot en opa François Boonen fungeerde als chauffeur voor zijn clowneske kleinzoon, maar stelde zich vaak vragen bij het observeren van de training. “Ik vroeg me dan af : waarom staat hij nu weer te lachen ? Soms was er echt geen aanleiding hé. Ik herinner me één bepaalde training bij RFC Luik waarbij ze met de hele ploeg rond het terrein moesten lopen. Daar heeft François echt een hekel aan. Plots waren hij en Marco Ingrao ( momenteel speler van Lierse, nvdr) nergens meer te bespeuren. Ze hadden zich verstopt achter een dennenboom en hoopten bij het volgende rondje weer te kunnen aanpikken bij de groep. Het is wel grappig dat uitgerekend zij twee het tot in de eerste klasse schopten.”

Opa Boonen moet niet alleen het kattenkwaad van zijn kleinzoon tolereren, ook zijn geduld werd bij elke training op de proef gesteld. “Letterlijk elke training kwam hij als laatste vanonder de douche. We zeiden hem keer op keer dat hij zich wat meer moest haasten, maar de volgende training was het weer net hetzelfde.”

Was opa tijdens de jonge jaren van François verantwoordelijke transport, dan stond oma in voor de vestimentaire aangelegenheden. Ook als jong spelertje hecht kleine François namelijk veel belang aan zijn looks. “Ik heb van klein af een eigen stijl willen hebben, wilde anders zijn dan rest”, aldus Sterchele. Oma vult aan : “Hij speelde altijd al met gekleurde schoenen, wilde nooit gewoon zwarte hebben. Die polsbandjes die je nu overal ziet, daar is hij mee begonnen. Dat was toen volledig nieuw. Die moesten voor elke wedstrijd gewassen klaarliggen.” Nochtans krijgt de kleine François weinig gelegenheid om zijn extravagante garderobe te showen. Tot aan de categorie van de scholieren zit hij vaker dan hem lief is op de bank. “Bij Luik hielden ze vooral van spelertjes met fysieke kwaliteiten”, herinnert Sterchele zich. “Ik ben heel lang klein gebleven en daarom kwam ik weinig aan spelen toe. Typisch Belgisch zeker ? In Italië zie je in de jeugdreeksen spelers met de meest uiteenlopende formaten. Ze moeten kunnen voetballen, dat is de enige voorwaarde. Bij de scholieren ben ik dan zachtjes aan beginnen groeien en zo kwam ik in de ploeg.” Ondanks zijn bankzittersstatuut twijfelde opa Boonen nooit aan het talent van zijn kleinzoon. “Voor mij had hij iets meer dan de rest. Zijn kapbeweging en balbehandeling, dat viel me meteen op. Hij heeft een zeer aparte controle van de bal. Mocht ik tijdens een wedstrijd enkel de voeten van de spelers kunnen zien, dan nog zou ik François er direct kunnen uithalen.”

In zijn periode bij Luik maakt Sterchele ook zijn debuut op de televisie. Als spreekbuis voor een Luikse selectie van jeugdspelertjes is hij samen met een aantal oud-internationals te gast in een talkshow.

Zijn debuut in de eerste ploeg maakt Sterchele niet bij Luik, wel bij eersteprovincialer Kelmis. Hij volgt trainer Vito Dell’Aquila naar de Duitstalige club. “Een goede keuze”, noemt mama Dominique het. Sterchele zelf gaat daarmee akkoord. “Het is beter om op lager niveau wedstrijden met inzet te spelen dan te blijven hangen bij de invallers.” Drie seizoenen later vertrekt Sterchele als topschutter van bevordering naar Oud-Heverlee Leuven. “Ik koos heel bewust voor een Vlaamse club. Dat was nodig om een stap vooruit te zetten in mijn carrière. Zeker op lager niveau gaat het er bij de Vlaamse clubs serieuzer aan toe. In Wallonië zijn de clubs minder goed gestructureerd.”

Toch vindt Sterchele niet alles over de taalgrens beter. Een handdruk in plaats van een kus als begroeting vindt hij bijvoorbeeld maar niets. “Vlamingen mogen jarenlang in hetzelfde team spelen, nooit zullen ze elkaar een kus geven. Bij een Waal is dat helemaal anders.” Dat verschil in omgangsvormen leidde na een doelpunt van spitsbroeder Cavens tot een bizarre vreugdedans. Sterchele verklaart. “Hij is Vlaming en ik ben Waal, dus kwamen we tot een compromis. Ik gaf hem drie kussen, maar zonder hem te raken.” “Daar moest ik erg om lachen”, grinnikt oma Boonen.

Zijn eigen doelpunten viert Sterchele met de gekende draaiende beweging van de rechterhand. Beste vriend Allessandro Pelliterri weet waar die vandaan komt. “Hij pikte dat van Luca Toni, de spits van Fiorentina. Het is het Italiaanse teken voor ‘gek’ en scoren, c’est la folie, quoi. Meer zit er niet achter.”

Geheimpjes en zo

Nu Sterchele de kost verdient in het verre Antwerpen, blijkt de rest van het gezin een kleine onderneming die draait ter ondersteuning van de carrière van François. Oma doet de vuile was, mama zorgt voor voldoende proviand om een Antwerpse week door te komen en kleine broer Thibault verdient zijn zakgeld door ervoor te zorgen dat alle sponsors zichtbaar blijven op de zilverkleurige clubauto van François. “Thibault kijkt erg op naar zijn broer, hij voetbalt zelf ook, bij Luik, en draagt altijd de truitjes van François”, zo schets mama Dominique de familiale verhoudingen. “Marine en François hebben een speciale band, ze vertellen elkaar heel veel. Geheimpjes en zo. Ze gaan vaak uit naar dezelfde plaatsen, naar de Venus bijvoorbeeld, en wanneer een jongen het telefoonnummer van Marine komt vragen, dan komt François tussenbeide en vraagt hij die jongen om haar met rust te laten.” Marine : “Ik vind dat niet leuk, nee.”

In het huishouden is Sterchele al zijn hele leven lang minder ondernemend. “Het gras mag een halve meter hoog staan, hij zal het niet maaien”, getuigt oma Boonen. “Tot mijn verbazing heb ik hem ooit eens met een boormachine betrapt”, vult haar echtgenoot aan. “Ik heb hem gezegd dat hij het ding zo snel mogelijk moest wegleggen. De manier waarop hij die vasthad … Daar zouden ongelukken van gekomen zijn.” Mama Dominique heeft zich al lang neergelegd bij de arbeidsongeschiktheid van haar oudste zoon in het huishouden. “Hij doet niks, gelukkig is Thibault hulpvaardiger.”

Nu hij het in Antwerpen op zijn eentje moet zien te rooien, overleeft Sterchele op de pasta van oma Boonen (met scampi’s) en mama Dominique (met bolognesesaus), al kan hij naar eigen zeggen ook zelf heel goed zijn plan trekken in de keuken. “Ik ken ondertussen een paar goede restaurants in het Antwerpse.”

door jan-pieter de vlieger

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content