Na vijf jaar Anderlecht fietst Ariël Jacobs nu naar het werk bij FC Kopenhagen. ‘Zoveel dingen overvallen je, maar de tijd vliegt.’ Vanavond ontvangt hij Club Brugge in de Deense hoofdstad. Inzet: een plaats in de barrages voor de Champions League.

Twaalf minuten. Zolang fietst hij op het traject van zijn flat naar het Parken Stadion van zijn nieuwe club. Naar het trainingscentrum klokt hij af in achtentwintig minuten. “In een gezapig tempo, zonder me te haasten.”

Ariël Jacobs, 59 geworden vorige week, zoekt langzaam zijn weg in Kopenhagen en dat is letterlijk te nemen. Zijn wagen staat op stal. Hij mag er de Deense straat niet mee op. “Ik wilde hier met mijn eigen wagen blijven rondrijden. Dus had ik dat uit mijn contract laten schrappen. Nu blijkt dat ik hem niet mag gebruiken tenzij ik een Deense nummerplaat neem, maar dat kost stukken van mensen en is mij afgeraden. Hij staat nu achter slot en grendel op het trainingscomplex. Ik fiets naar de trainingen. Gisteren ben ik voor de wedstrijd zelfs in kostuum naar het stadion gefietst. Ik doe hier alles te voet, met de fiets of met de metro, maar dat stoort me niet. In Anderlecht was ik al een buitenbeentje omdat ik met de moto naar de training kwam. Op de fiets leer je een stad ook makkelijker kennen. Je ziet zo veel meer.”

FC Kopenhagen is Jacobs’ eerste buitenlandse club sinds hij in 2001 met La Louvière debuteerde in de Belgische eerste klasse. “Dat ik zou stoppen bij Anderlecht, stond al vast in maart. Ik besefte meteen dat ik het mocht vergeten in België. Ik zette me in de plaats van een Belgische clubvoorzitter. Hoe zou die denken? Komt van Anderlecht, landskampioen geworden: niet haalbaar dus of hij haalt zijn neus op voor een kleinere club. Niets was minder waar. Het moest voor mij na Anderlecht niet het buitenland zijn. Ik stond voor alles open.”

Voor het eerst sinds lang maakte hij plannen om de klussen te klaren die al jaren op hem lagen te wachten. Zoals de ramen verven thuis. Hij lacht: “Het zal er weer niet van komen.”

Voorrang voor doopfeest

Een maffe wereld ging voor hem open. Verscheidene voorstellen uit het Midden-Oosten kwamen op hem af. Eerst Al Nasr uit Saudi-Arabië, in februari al. Daarna clubs uit Qatar en Dubai. De hele makelaarswereld bleek zijn nummer wel te kennen. Ineens werd zelfs de Saudische topclub Al Hilal heel concreet. Mogi Bayat verscheen op het toneel. Jacobs knipperde nog maar met de ogen of daar ging zijn loon met 100.000 euro de hoogte in. “Het ging om een bom geld. Die eerste gesprekken heb ik uit nieuwsgierigheid gevoerd. Ik had bij voorbaat uitgemaakt dat ik niet naar de zandstaten ging. Mijn vrouw en kinderen zagen dit helemaal niet zitten. Met het vliegen alleen al ben je twee dagen kwijt. Vandaar ook mijn sympathie voor Kopenhagen. Anderhalf uur vliegen en als het moet met de auto bereikbaar. Ook wegens mijn ouders wilde ik snel terug in België kunnen staan.”

Aanbiedingen in Europa waren er ook. Hij sprak met Roderick Duchâtelet, die eigenaar is van de Hongaarse club FC Ujpest. Van een hem onbekende Griekse makelaar vernam hij dat zijn naam bij Olympiacos op de short list stond. Zijn argwaan verdween toen hij een sms kreeg van Anderlechtspeler Milan Jovanovic, die zijn hulp aanbood. De technisch directeur van de Grieken is een Serviër en die had bij zijn landgenoot in België zijn licht opgestoken. Olympiacos koos uiteindelijk voor Leonardo Jardim van Braga.

Hij panikeerde nooit. “Ik was op mijn gemak”, zegt hij en vertelt hoe hij mee het doopfeest voor zijn jongste kleinzoon voorbereidde. Toen belde Tedik Bekir, een ouwe rot in het makelaarsvak. “Hij had twee tickets om de volgende ochtend naar Turkije te vliegen. Ik zou er direct tekenen en op zondag worden voorgesteld als de nieuwe trainer van Besiktas. Nog voor geen honderd miljoen, antwoordde ik. Als ik dat deed, mocht ik thuis definitief mijn koffers pakken. Voor die ene keer dat ik iets terug kon doen voor mijn familie. Die doop ging voor. Ik beschouwde die zaak al als afgehandeld toen Bekir anderhalve week later weer aan de lijn hing. Hij had het dossier voor mij kunnen blokkeren. Net dan had ik een afspraak met Kopenhagen.”

Fantastische stad

De Denen waren op zijn spoor gezet door Axel Smeets. Die voetbalde nog bij de Noorse club HamKam onder Ståle Solbakken, de succescoach die tussen 2006 en 2011 vier landstitels pakte met FC Kopenhagen. Smeets bracht Solbakken het voorbije tussenseizoen in contact met Club Brugge en Anderlecht. “Ik heb hem hier ontmoet. Hij moest nog wat zaken regelen. ‘Zou dat niet grappig zijn,’ zei hij, ‘jij hier in Kopenhagen en ik bij Anderlecht?'”

Jacobs stapte met zijn vrouw in de wagen en reed het hele eind naar Denemarken. “Dat eerste gesprek was meteen heel gedetailleerd. Ik kreeg een goed gevoel. Dit is misschien niet de grootste club, maar ze heeft een filosofie en is zich bewust van haar beperkingen. Stap voor stap heeft ze in de twintig jaar dat ze bestaat een reputatie opgebouwd. Zonder ooit te gaan zweven. Daar heb ik groot respect voor.”

Op 22 juni tekende hij een contract voor twee seizoenen in de Deense hoofdstad. “Veel mensen stuurden me een berichtje: fantastische stad! Geloof me: de club komt altijd op de eerste plaats. Als dan ook de stad meevalt, is dat meegenomen. Ik wist niet dat het hier zo gemoedelijk toegaat. Als ik zie hoeveel er in die eerste maand op mij is afgekomen, mag ik er niet aan denken wat het in een miljoenenstad als Istanbul of Athene moet zijn.”

Lange e-mail

De eerste weken verbleef hij op hotel. Dat was aanpassen voor iemand die altijd in een huis en nooit buiten Diegem had gewoond. De grootste moeite had hij om een flat op zijn maat te vinden. Hij woont nu in het stadscentrum vlakbij Nyhavn, het toeristische hart van de stad. Zijn vrouw komt af en toe over. Zij blijft haar kledingwinkel voor baby’s uitbaten in Diegem.

Jacobs’ vertrek uit Brussel gebeurde zonder afscheid. Dat maakte hij recent goed met een lange, warmmenselijke e-mail aan zijn voormalige medewerkers. “Ik had gepland om iedereen op een barbecue bij mij thuis uit te nodigen. Wel pas nadat de trainingen waren hervat om zeker te zijn dat iedereen uit vakantie terug was. Doordat ik sneller dan verwacht heb getekend, is het er niet van gekomen. Ik zag de berichtjes en gemiste oproepen van Besnik(Hasi, nvdr) en andere stafleden, maar het kwam er niet van ze te beantwoorden. Tot ik toch eens iemand aan de lijn had die me zei dat men dit vreemd vond voor mijn doen. Ik heb dan besloten iedereen dezelfde mail te sturen waarin ik uitlegde waarom het zo lang had geduurd. Het was het relaas van mijn eerste weken hier in Kopenhagen.”

Hij begrijpt nu beter de spelers die van de ene op de andere dag van de andere kant van de wereld worden ingevlogen. “Denemarken is een beschaafd land. Iedereen spreekt hier Engels. Mati(Suárez, nvdr) kwam als een Spaanstalige in een land waar de mensen zijn taal niet spreken. Begin er dan maar aan. Ook voor mij was het niet gemakkelijk in het begin. Echt niet. Ik was hier pas of we vertrokken al op oefenkamp. De ochtend van het vertrek riep mijn assistent iedereen samen. Hij vertelde dat hij niet meeging en met Solbakken naar Wolverhampton vertrok. Iedereen was met verstomming geslagen. De club is nog altijd op zoek naar een nieuwe assistent. Zo veel dingen overvallen je, maar de tijd vliegt. Ik zit hier nu vijf weken en je zou het haast niet zeggen.”

Op het matje

Zijn einde bij Anderlecht, benadrukt hij, was zelf gekozen. “De voorzitter wilde met mij doorgaan. Herman (Van Holsbeeck, nvdr) had ik in maart al gezegd dat hij rekening moest houden met mijn vertrek. Hij was voorbereid. Dat het nummer achttien uit de selectie niet tevreden is omdat hij niet speelt, is normaal. Dat hij hoopt ’s morgens bij het ontbijt een andere trainer te zien ook. Ik heb dat weleens tegen een speler gezegd. Maar nooit, ook niet in de moeilijke momenten, had ik het gevoel dat mijn boodschap niet meer aankwam. Ik had een correcte, leefbare verhouding met iedereen. Maar dat duurt zolang het goed gaat.”

Dat wist hij al toen hij drie jaar geleden op televisie openlijk zijn verder functioneren in vraag stelde na de dubbele open beenbreuk van Marcin Wasilewski. “Ik heb toen mijn hart laten spreken. Het is de enige keer in vierenhalf jaar geweest dat ik door de voorzitter op het matje ben geroepen. Hij begreep dat ik gedegouteerd was. Zelf is hij het ook vaak, zei hij. Maar het belangrijkste volgens hem was dat het hele bestuur met mij wilde doorgaan. De onderhandelingen werden opgestart en ik tekende bij voor twee jaar. Toen al besefte ik dat het daarna genoeg zou zijn. Ik wilde niet dat Jacobs een last werd voor de club, maar evenmin dat de club een last werd voor mij. Eigenlijk ben ik mijn beslissing twee jaar geleden al beginnen te nemen.

“Men heeft altijd gezegd: Jacobs is beleefd en braaf, hij trekt zijn mond nooit open. Gek toch voor iemand die de gebeten hond was geworden omdat hij zogezegd te negatief was? Het rare is dat men mij vorig seizoen geleidelijk aan gelijk heeft gegeven. Over het functioneren van de staf, bijvoorbeeld, of over welke spelers Anderlecht nodig had. Maar ik heb die discussie nooit in de pers gevoerd. Wel intern. Dat de misnoegdheid van bepaalde spelers ook altijd intern is gebleven, vind ik nog altijd een prestatie. Er is in die vier jaar weinig interne keuken naar buiten gekomen.

“Voor de buitenwereld zal ik wel veranderd zijn. Vooral omdat ik in juni had beslist om geen interviews te geven. Ik ging mijn laatste contractjaar in en wist dat de vragen daarover gingen komen. Dat heb ik willen afhouden. Ook de andere stafleden hadden een aflopend contract. Ik heb Herman nog gevraagd daar duidelijkheid over te scheppen, maar dat is niet gebeurd. Dat heeft voor veel onrust gezorgd in de staf. Ook de druk van het kampioen móéten worden, wegens de Champions League, rustte als een loden deken over de club. Op de duur moest ik alleen nog vragen daarover beantwoorden.”

Vol ongeloof

Al vroeg op het seizoen lekte uit dat Anderlecht en Michel Preud’homme elkaar besnuffelden. De club sprak de geruchten nooit tegen. “Ik heb nooit gevraagd wat ervan aan was. Die duidelijkheid krijg je toch niet. Dus ik wilde die hypocrisie geen kans geven. Uiteindelijk is de voorzitter zelf naar mij toe gekomen. In een interview had hij gezegd dat hij wilde doorgaan met Jacobs. Maar stel dat hij toch naar een andere trainer moest uitkijken, werd hem gevraagd: kon dat dan Preud’homme zijn? ‘Misschien wel’, antwoordde hij. Daarmee was het kwaad geschied. Hij had zich op de vlakte moeten houden. Ik nam het hem niet kwalijk, ik vond het alleen spijtig. Niet voor mezelf, maar omdat de hele club erdoor werd gedestabiliseerd in het realiseren van de doelstellingen.”

Met de keuze voor John van den Brom verklaarde Anderlecht opnieuw voor aantrekkelijk voetbal en doorstroming te kiezen boven op het resultaat. “Met nieuwe bezems is het goed vegen. Zo heb ik dat opgevat. We zullen zien. Toen ik hier tekende, vroeg men mij ook naar mijn ambities. Ik zei: kampioen worden, Champions League spelen, de beker winnen, positief, attractief en offensief voetbal brengen, en drie, vier jonge spelers laten doorstromen. Ik heb er wel dadelijk bij gezegd: but I’m not a magician – ik ben geen tovenaar. Ik ben altijd een Anderlechtsupporter geweest. Dat ik er trainer ben geworden, was onverwacht. Ik heb daar nooit van gedroomd. Nu die bladzijde is omgedraaid, ben ik weer supporter geworden. Het stoort mij absoluut niet wat ze zeggen.”

Op de vraag hoe hij terugkijkt op zijn paars-witte jaren, zegt hij: “Vol ongeloof. Dat je het bij een club als Anderlecht uithoudt tot het einde van je contract, is een prestatie. Ik ben geschrokken hoe die vijf jaar voorbij zijn gevlogen. De job heeft me opgeslorpt. Uitwendig heb ik het redelijk goed verteerd. Ik hoop alleen dat het zich niet inwendig zal manifesteren omdat ik alles heb opgekropt. Ik denk van niet. Ik ben zelden ziek, maar elk jaar na het seizoen stak ik een week in bed. Zonder aanleiding. Dat is niet gebeurd nu.”

Lieve sms’jes

Hoe hij het er sportief van heeft afgebracht, moeten anderen uitmaken. “Ik moet altijd lachen als men iemands palmares beoordeelt. Van mij zegt men: máár twee titels, máár een beker. Andere trainers die vijfentwintig jaar geleden voor het laatst de Callebaut Cup hebben gewonnen of die al vijfenzeventig keer in hun loopbaan ergens buiten zijn gegooid, worden niet op dezelfde manier benaderd. Bob Peeters wees me er laatst nog op. Hij had ook eens naar die laatste twintig jaar gekeken. Chapeau voor wat we bij Anderlecht hadden gepresteerd, vond hij.”

Toch zit hij met gemengde gevoelens. “Er was een lamp stuk op Anderlecht. Faute de l’entraîneur, zei ik tegen de voorzitter. Daar hebben we samen nog hard om gelachen. Spelers winnen een match, een trainer verliest ze. Men verwijt mij dat we Europees tekort zijn geschoten. Zowel tegen BATE als tegen Partizan was het een kwestie van penalty’s. Mocht men voor Boussoufa, Biglia en Suárez een monument plaatsen op Anderlecht, ik zou het normaal vinden. Maar hadden zij hun penalty binnen getrapt tegen Partizan, had Jacobs wél eens in de Champions League gezeten.”

Hij haalt zijn schouders op. Wat is nu een palmares? “Het was jaren geleden dat er nog een jonge speler met de A-kern had meegetraind. Ondertussen is Lukaku voor meer dan tien miljoen verkocht. Als ik hoor wat een Duitse club voor Gillet op tafel wilde leggen, een middenvelder die als rechtsachter is gekocht: dat is ook rendement. Kouyaté mocht niet meedoen bij Kortrijk en heeft nu interesse uit Engeland. Die gaat Anderlecht ook miljoenen opbrengen. Heb ik daarvoor gezorgd? Nee, een speler maakt zichzelf, al zijn er trainers die het anders verkopen. Tien maanden geleden wilde Suárez weg omdat Jacobs trainer bleef van Anderlecht. En nu stuurt hij me twee hele lieve sms’jes. Zo betrekkelijk is het allemaal.”

DOOR JAN HAUSPIE IN KOPENHAGEN

“Kopenhagen is misschien niet de grootste club, maar ze gaan niet zweven hier. Daar heb ik groot respect voor.” “Ik ben geschrokken hoe die vijf jaar in Anderlecht voorbij zijn gevlogen. “

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content