Pierre Bilic

‘Als we nu niet reageren, verandert het Brussels voetballandschap in een woestijn.’ Johan Vermeersch, vertrouwd met bouwwerken, zet FC Brussels in de steigers.

Een dictator wil hij zichzelf natuurlijk niet noemen. Maar : “Als ik niet gevolgd word, zal ik me meteen – en met spijt, dat zeg ik erbij – terugtrekken. Het is vijf voor twaalf, we hebben geen seconde te verliezen. Er is geen tijd voor slappe kost, anders krijgen we binnen de kortste keren het laisser-aller van destijds bij RWDM. Daar heerste een pure anarchie. Ik ben er toen opgestapt omdat ik geen snars begreep van het bestuur, dat meer met politiek dan met voetbal bezig was. Jammer. In die tijd speelde RWDM nog Europees en hadden we een budget van anderhalf miljoen euro voor de eerste ploeg.”

Er staat volgens bouwondernemer en brein achter de nieuwe Brusselse voetbalclub FC Brussels Johan Vermeersch veel op het spel. “Het is nu of nooit. Als we nu niet reageren komt er nooit nog een tweede grote Brusselse club.” Want het betreft een Brussels project, benadrukt Vermeersch. Molenbeek is er alleen maar de locatie van. “Ik heb met de Molenbeekse burgemeester Philippe Moureaux een akkoord gesloten dat ik het stadion van Molenbeek tot juni eerstvolgend mag gebruiken. Ik stel het Edmond Machtensstadion ter beschikking van tweedeklasser Strombeek. Meer moet u daar niet achter zoeken.”

Dat doet de buitenwereld vanzelfsprekend wél. Nostalgie zou de ultieme drijfveer van Vermeersch zijn. Hij ontkent in alle toonaarden. “We moeten RWDM vergeten. Dat is het verleden, die club bestaat niet meer. Ons initiatief is gedeeltelijk Molenbeeks, omdat die gemeente tot de Brusselse agglomeratie behoort. Nogmaals, het is een Brussels plan. Onze ambitie bestaat erin een club op te richten waarin alle lagen van de Brusselse bevolking zich kunnen terugvinden : francofonen en Nederlandstaligen, migranten, kinderen van arbeiders en van Europese functionarissen.

“Volgens mij gaan we naar een eerste klasse met tien à twaalf clubs en een semi-professionele tweede klasse. FC Brussels moet een plaats in die tweede klasse kunnen afdwingen. En misschien een niveau hoger kunnen klimmen. Bij de studie van het Brussels voetballandschap moet men realistisch blijven. Molenbeek alleen, dat gaat niet langer meer. Hetzelfde geldt voor Union Sint-Gillis, Ukkel, Schaarbeek, Etterbeek, Elsene, Bosvoorde, Woluwe, Vorst en noem maar op. Brussel heeft iets anders nodig.”

Johan Vermeersch denkt daarbij aan het volgende. “Het Brussels voetbal bestaat uit 35 clubs, daar lopen vijfduizend jongeren rond. FC Brussels moet in de hoofdstad de noodzakelijke schakel tussen het amateur- en het topvoetbal worden. Het is niet zo dat ik de dood van al die Brusselse clubs wil. Integendeel, ze hebben een belangrijke sociale functie. Wel wil ik dat FC Brussels de locomotief wordt van vier of vijf grote opleidingscentra die over de hoofdstad verspreid liggen : Woluwe, Schaarbeek, Molenbeek, Vorst, Ukkel. In die centra zouden jongeren door gediplomeerde mensen moeten worden begeleid.”

In dat verband viel de naam van Johan Boskamp al. “Voorbarig,” corrigeert Vermeersch, “er moeten eerst nog tal van dingen worden geregeld. Maar dit is een project dat Boskamp zou kunnen interesseren.”

De zakenwereld heeft alvast interesse voor dit project. “Precies omdat het plan de hele regio wil overkoepelen”, argumenteert Vermeersch. “Een bank biedt me een rekening met daarop 25 euro aan voor elke jongere die zich bij een van de clubs van het project aansluit. Een fabrikant van sportkleding stelt vijfhonderd paar voetbalschoenen en uitrustingen in het vooruitzicht. Een lokaal initiatief zou nooit dezelfde impact kennen. Deze stad heeft een ambitieuze formule nodig. Er zijn 21.000 bedrijven in en rond Brussel gevestigd : die kunnen zich beter identificeren met iets als FC Brussels dan met bijvoorbeeld RWDM of Strombeek.”

Nu moet nog de politiek volgen. Vermeersch: “Wat ik aan de politiek vraag is infrastructuur en trainers. Door zijn omvang overstijgt dit project de capaciteit van één enkele gemeente. Als het Hoofdstedelijk Gewest geen hulp verleent, wordt Brussel op voetbalgebied een woestijn. Dat tekent de Brusselse politiek voor een sociaal drama dat honderden jongeren zal treffen.”

Dat de gemeente Molenbeek zijn stadion – vertegenwoordigde waarde : 25 miljoen euro – ter beschikking stelt, bewijst dat de politieke wil aanwezig is. Ook de door de gemeente gefinancierde werken aan de oude tribune wijzen op politieke goodwill. Vermeersch ontkent zulks niet maar blijft achterdochtig. “Die werken aan de oude tribune, oké. De mensen liepen er gevaar, en er blijven achtduizend plaatsen over, ruimschoots voldoende voor tweede klasse. Maar aan die nieuwe tribune bewaar ik slechte herinneringen. Tijdens mijn passage bij RWDM, in de jaren negentig, sloot ik mijn budget af met 112 miljoen frank. Maar daar moest ik meteen 33 miljoen van aftrekken voor de schuldaflossing voor die nieuwe tribune. Plus nog eens 11 miljoen voor de jeugdwerking van de club. Dan hield ik nog 60 miljoen frank over voor de eerste ploeg. Die tribune woog veel te zwaar op het budget en ondertussen had ik niet eens voldoende terreinen voor mijn 27 ploegen. De politicus Serge Villain liep daar toen rond, meestal met een dikke sigaar in zijn mond. Wat die op RWDM kwam doen, heb ik nooit begrepen. Die man wist niet of een bal rond of vierkant was. Toen ik RWDM verliet, moesten ze alleen die tribune en een lening van 25 miljoen frank afbetalen. De rest interesseerde me niet.”

Om RWDM te redden, dacht Vermeersch eerst aan andere scenario’s. “Maar stamnummer 47 bleek niet meer te redden. Ik had geen duidelijk beeld van de schuldenlast. Dus moest ik mijn eerste idee om stamnummer 47 te fuseren met Strombeek opgeven. En was mijn volgende plan : Strombeek in het Machtensstadion installeren en volgend seizoen van naam veranderen. Het sportief beleid bij Strombeek is opmerkelijk deskundig, maar meer dan een toekomst in derde of vierde klasse kan de club op termijn niet viseren. Strombeek valt als locatie gewoon te klein uit. Die mensen beseften ook wel dat ze voor de keuze stonden : terugvallen op amateurvoetbal of in FC Brussels overgaan.”

Het moge duidelijk zijn : Vermeersch verwacht wonderen van de naam FC Brussels. “Omdat die naam de hele hoofdstad en de hele regio dekt. Daring en RWDM zijn verdwenen omdat ze hun Brusselse identiteit kwijtspeelden. Schrijf ook dat maar op rekening van de politici. Daring Club Brussel, dat sprak nog tot de verbeelding. Maar bij de fusie in 1973 van Racing White en Daring drongen de politici aan dat stamnummer 2 behouden bleef en als Daring Molenbeek verder ging. Nu wil het Molenbeekse gemeentebestuur een spoor van de naam Molenbeek in de naam van de nieuwe club. Maar FC Brussels is en blijft het. Misschien kunnen we een kleine toegeving overwegen en er bijvoorbeeld FC Brussel 1080 – naar het postnummer van Molenbeek – van maken. De lokale politici moeten niet mopperen. Iedereen zal weten dat FC Brussels in Molenbeek speelt. Iedereen weet toch ook dat Anderlecht in Brussel speelt ?

“Het budget draait rond de 100.000 euro. Voor de financiële cel ben ik zelf verantwoordelijk. Strombeek draagt zijn excellente clubcultuur bij. De voorzitter van Strombeek verzorgt de catering. Op het secretariaat zitten vooral gewezen mensen van RWDM. Natuurlijk moeten we nog zoeken naar de optimale synergie van de aanwezige kwaliteiten. Danny Ost krijgt zeker zijn kans als coach. Hij moet de osmose tussen spelers van Strombeek en ex-spelers van RWDM realiseren : geen simpele taak. Ik weet dat veel mensen de naam van Marc Wuyts citeerden. Wuyts heeft zich enorm ingezet voor RWDM, chapeau. Maar Strombeek had al een uitstekend sportief organigram, er was geen enkele reden om dat weg te gooien.”

Tot slot : hoeveel slaagkansen geeft Johan Vermeersch zichzelf ? “Als iedereen aan hetzelfde touw trekt, vijftig procent.”

door Pierre Bilic

‘Zonder politieke steun wordt Brussel een voetbalwoestijn.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content